Het Shema‘ – de Israëlische geloofsbelijdenis (3)
André H. Roosma 3 februari 2012
Vandaag wil ik stilstaan bij een derde belangrijk woord uit het
Shema‘ uit Deuteronomium 6; de
geloofsbelijdenis van Israël.
Dat is het laatste woord uit vers 4: אֶחָד - ’echad -
één.
Wat betekent het dat JaHUaH,
Israël’s God, één is?
Laten we opnieuw eens kijken naar de oude wortel van het woord
’echad, zo dat in de tijd van Mozes geschreven werd.1
De oude basis van dit woord is feitelijk wachad, en werd geschreven
als volgt (lees van rechts naar links):
.
De symbolen daarvan staan achtereenvolgens voor: : tentharing, pin;
verbindend; : tent-paneel/-doek, wand; : deur, beweging.
Wachad symboliseert de pin (het scharnier)
bij de deurpost, die de bewegende deur met de muur, en dus met de rest van
het huis verbindt. Die pin geeft de deur de noodzakelijke
bewegingsvrijheid, terwijl hij toch de boel bij elkaar houdt, dag in,
dag uit, jaar in, jaar uit; zolang het huis bestaat.
In de Bijbel vinden we ook expliciet iets over een pin en een deurpost.
Dat is in Exodus 21: 2-6. Een vrijgelaten slaaf die toch bij de familie (het ‘huis’) van zij heer wilde blijven kon
hem voor eeuwig trouw zweren door zich even met z’n oor ‘met een
pin (/priem) aan de deurpost’ te laten
spijkeren. Dat betekende dat hij voor altijd loyaal zou zijn,
één met het huis/ de familie waarin hij mocht dienen.
In het Akkadisch van die tijd was het woord voor ‘slaaf’
zodoende zelfs: - warad - ‘pin
aan de (hogere) ander z’n deur’.
De ‘pin bij de deurpost’ symboliseert dus ook onveranderlijke
trouw en ‘blijven bij’.
Dit is inderdaad karakteristiek voor JaHUaH, de
God van Israël. Hij verandert niet. Hij is er – daar kun je van
op aan. Hij geeft onderdelen van Zijn huis bewegingsvrijheid, en houdt
toch iedereen trouw bij elkaar. Dat is nog eens ultieme
verbondenheid!
Het doet me denken aan wat Jezus bad (Johannes 17: 11,
20-23):
En Ik ben niet meer in de wereld, maar zij zijn in
de wereld en Ik kom tot U. Heilige Vader, bewaar hen in
Uw Naam, welke Gij Mij gegeven hebt, dat zij
één zijn zoals Wij.
... En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun
woord in Mij geloven, opdat zij allen één zijn, gelijk Gij,
Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove,
dat Gij Mij gezonden hebt. En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt,
heb Ik hun gegeven, opdat zij één
zijn, gelijk Wij één zijn:
Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot
één, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt,
en dat Gij hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt.
Hallelu JaH!
Zie voorts: Maleachi
2: 10; Zachar-Jahu (Zacharia) 14: 9;
Deuteronomium 4: 39; 7: 9; 2 Koningen 18: 1-17; 2 Kronieken 6: 14;
Psalm 40: 12; Efeze 4: 3-6.
André H. Roosma, ‘God is één
! ,
Accede! web-document, mei 1993 (met
bijlage uit 2011).
Dit is een vervolg op:
‘Het Shema‘ – de
Israëlische geloofsbelijdenis (1)’, en
deel (2).
Het volgende artikel is:
Het
Shema‘ deel (4).
|