De Palmboom in de Bijbel (8)
een les uit een paar zeer jonge dadelpalmen
en een wetenschappelijk onderzoek
André H. Roosma 9 oktober 2014
Vorige week gebeurde het opnieuw: een paar dadelpitten hadden gekiemd.
Eind juni had ik ze in een potje met aarde gezaaid, en met een glasplaatje
erop boven de verwarming en in de middagzon gezet. Toen ze beiden met een
puntje boven de grond kwamen, bleken de wortels al onder de kleine pot uit
te groeien. Hiernaast een paar foto’s. Toen ik ze ging verpotten, was
duidelijk te zien hoe de groei was verlopen. Eerst is de kiem naar beneden
gegroeid. Zo’n 5 cm onder de pit vormde hij een knoop. Van daaruit
splitste de kiem in een tak verder naar beneden: de wortel, en een tak
naar boven die boven de grond groen werd. Terwijl de bovengrondse plantjes nog
maar 1 respectievelijk 2 cm hoog waren, was er al een ongeveer tien keer zo
lang wortelstelsel (12 tot 20 cm).
Wanneer de Bijbel de palmboom ons ten voorbeeld stelt, moeten we in de
eerste plaats denken aan hoe hij rechtop naar boven groeit, een overvloed
aan heerlijke zoete vruchten draagt, allerlei nuttige materialen levert, en
tegen een klimatiologisch stootje kan. Wat dat laatste betreft: een tropische
storm, wat droogte, of stekende zon lijkt hem niet te deren. En dat kan
hij/zij dus door dit vroeg en zeer goed ontwikkelde worstelstelsel! Toen ik
dat zo zag, dacht ik: hier zit een belangrijke geestelijke les in! Ook wij
mogen prioriteit geven aan het verdiepen van ons in Jeshu‘a geworteld zijn. Dan komt
die groei naar boven en dat
vruchtdragen min of meer als vanzelf wel daaruit voort!
Mensen vroegen me hoe het nu gaat met de jonge dadelpalm die eind juni gekiemd had. Wel, die doet het nog
steeds goed. Hij heeft inmiddels twee bladeren van zo’n 30 cm,
en de derde is op komst. Zie de foto hiernaast. De moeilijkste tijd zal komende winter zijn, wanneer de hoeveelheid
zonlicht hier in feite gering is voor deze planten. Ik heb helaas ook niet
een mooie kas op een zon-rijke plek. Maar misschien verandert dat nog...
Over de palmboom en zijn takken als belangrijke bron van schaduw en
beschutting schreef ik inmiddels in Wonen in een hut of tent
– Enkele gedachten bij Chag ha-Sukkot – het
Loofhuttenfeest. Het is opvallend dat veel Semitische
woorden die van oorsprong de palmboom-notie bevatten (de letter - samekh of sin) een
betekenis hebben die gerelateerd is aan die positieve eigenschappen van
de palmboom en de materialen die ervan gemaakt werden, zoals schermen
tegen de zon.
Dan kwam ik intussen nog een interessant, in 2012 gepubliceerd onderzoek
tegen.1 De auteurs, P. Barry Tomlinson en Brett A. Huggett van de
Universiteit van Harvard, zeggen daarin dat er een groot verschil bestaat
tussen oude bomen van het conventionele type en oude palmbomen. Oude
bomen van het conventionele type bevatten geen even oude levende cellen. Het
hout van de stam is grotendeels dood materiaal geworden, wat er leeft zijn
cellen die er pas recenter bij zijn gekomen. Bij de palmboom is dat
niet zo. De ouderdom is er daar ook op celniveau.2 Daardoor valt er
zelfs ook van de cellen van de palmboom veel te leren. De auteurs verwijzen
daarbij naar de specifieke ontwikkeling van de palmboom, waar mijn observatie
over de vroege wortelvorming dus een aspect van is. De palm is juist
daardoor dus echt een soort ‘levensboom’, zoals men in het oude
Midden-Oosten zei.
Hallelu JaH !
Noten
1 |
P. Barry Tomlinson and Brett A. Huggett, Cell Longevity and Sustained
Primary Growth in Palm Stems, American Jl of Botany, Vol.99 No.12,
2012; p.1891–1902.
Zie ook de bespreking van dit artikel in
EurekAlert!. |
2 |
„The evidence for extreme
longevity of metabolically functioning cells of considerable diversity in
palm stems is unequivocal, based on a simple understanding of their method of
growth, resulting from the “minute examination” advocated by von
Mohl (1849).” (ibid, p. 1901) |
Dit is een vervolg op:
‘De Palmboom in de Bijbel (1) Symbool van de
boom des levens’,
(2) Vol rijke symboliek,
(3) Teken van Gods tegenwoordigheid en spreken,
(4) Mozes en het grote vuur in de palm-top,
(5) de ‘taal’ van de palmboom,
(6) paal en palissade,
(7) meer over het woord tamar en een pas gezaaide palmboom; en
De grote gouden Menorah.
|