Hallelu-JaH - alle eer aan JaHUaH
  

Psalm 119 –
Een prachtig loflied op, en leerdicht over, de Torah
– deel  chet: tent-paneel/wand-chét en teth: aardewerken mand-tét

André H. Roosma
18 mei 2013

Dit is alweer het zesde artikel in de serie over Psalm 119 – die bijzondere Torah- Psalm (een vervolg op de inleiding, en de delen alp: ossekop - ’aleph, baitu: tent/huis - beth en gam: voet/been, stok; ondersteuning, transport - gam, dalt: deur, ingang - dalt en ah: mens met geheven handen en gebogen knieën - áh en wawu: tentharing, pin - wav en zan: zeis, olijf(olie) - zan). Hier behandel ik de achtste en negende strofe van deze prach­tige Psalm. Net als de vorige keren ga ik daar­bij uit van de He­breeuw­se grond­tekst en een zo letterlijk mogelijke eigen vertaling ervan (ingevoegde woorden in grijs en toe­lichtingen tussen [haken]).

Chét (tentdoek, wand, huid/vlees, grens/limiet)chet: tent-paneel/wand \ ח
57Mijn deel is JaHUaH, heb ik gezegd, zodat ik op Uw woorden acht zal geven.חֶלְקִי יְהוָה אָמַרְתִּי לִשְׁמֹר דְּבָרֶֽיךָ׃
58Gesmeekt heb ik Uw aangezicht met heel mijn hart, wees mij genadig overeenkomstig wat U gezegd hebt.חִלִּיתִי פָנֶיךָ בְכָל־לֵב חָנֵּנִי כְּאִמְרָתֶֽךָ׃
59Overdacht heb ik mijn wegen, en ik laat mijn voeten terugkeren naar Uw getuigenissen.חִשַּׁבְתִּי דְרָכָי וָאָשִׁיבָה רַגְלַי אֶל־עֵדֹתֶֽיךָ׃
60Gehaast heb ik mij, en niet geaarzeld Uw instellingen in acht te nemen.חַשְׁתִּי וְלֹא הִתְמַהְמָהְתִּי לִשְׁמֹר מִצְוֹתֶֽיךָ׃
61Benden godvijandigen hebben mij omringd; Uw Torah heb ik niet vergeten [of: niet veront­acht­zaamd].חֶבְלֵי רְשָׁעִים עִוְּדֻנִי תֹּֽורָתְךָ לֹא שָׁכָֽחְתִּי׃
62Te middernacht sta ik op, om U te loven om de maatregelen van Uw gerechtigheid.חֲצֹֽות־לַיְלָה אָקוּם לְהֹודֹות לָךְ עַל מִשְׁפְּטֵי צִדְקֶֽךָ׃
63Een metgezel ben ik voor allen die U vrezen, en voor het in acht nemen van Uw aanwij­zingen.חָבֵר אָנִי לְכָל־אֲשֶׁר יְרֵאוּךָ וּלְשֹׁמְרֵי פִּקּוּדֶֽיךָ׃
64Van Uw goedertierenheid, JaHUaH, is de aarde vol; onderwijs mij Uw inzettingen.חַסְדְּךָ יְהוָה מָלְאָה הָאָרֶץ חֻקֶּיךָ לַמְּדֵֽנִי׃
Tét (aardewerken mand, omhulling, draaien)teth: aardewerken mand \ ט
65Goed hebt U gedaan met Uw knecht, JaHUaH, naar Uw woord.טֹוב עָשִׂיתָ עִֽם־עַבְדְּךָ יְהוָה כִּדְבָרֶֽךָ׃
66Goed onderscheiden en kennen - leer mij dat, want in Uw instellingen heb ik vertrouwd.טוּב טַעַם וָדַעַת לַמְּדֵנִי כִּי בְמִצְוֹתֶיךָ הֶאֱמָֽנְתִּי׃
67Voordat ik me wendde [of: Voordat ik verdrukt werd], dwaalde ik zelf, maar nu heb ik in acht genomen wat U gezegd hebt. טֶרֶם אֶעֱנֶה אֲנִי שֹׁגֵג וְעַתָּה אִמְרָתְךָ שָׁמָֽרְתִּי׃
68Goed bent U en goed doet U; onderwijs mij Uw inzettingen.טֹוב־אַתָּה וּמֵטִיב לַמְּדֵנִי חֻקֶּֽיךָ׃
69Besmeurd met leugens hebben de hoogmoedigen mij; maar ik, met heel mijn hart let ik goed op Uw aanwijzingen.טָפְלוּ עָלַי שֶׁקֶר זֵדִים אֲנִי בְּכָל־לֵב ׀ אֱצֹּר פִּקּוּדֶֽיךָ׃
70Ongevoelig als vet is hun hart; maar ik, in Uw Torah heb ik mij verheugd.טָפַשׁ כַּחֵלֶב לִבָּם אֲנִי תֹּורָתְךָ שִֽׁעֲשָֽׁעְתִּי׃
71Goed is het mij, dat ik mij gewend heb [of: dat ik verdrukt ben geweest], opdat ik Uw inzettingen leer.טֹֽוב־לִי כִֽי־עֻנֵּיתִי לְמַעַן אֶלְמַד חֻקֶּֽיךָ׃
72Goed is mij de Torah uit Uw mond, boven duizenden goud- en zilverstukken.טֹֽוב־לִי תֹֽורַת־פִּיךָ מֵאַלְפֵי זָהָב וָכָֽסֶף׃

Psalm 119: 57-72 (ח, ט)

Net als in de vorige strofen, heb ik ook hier weer de vertaling van het eerste woord van elke Hebreeuwse zin – voorzover mogelijk – aan het begin van de Nederlandse zin neergezet. Deze woorden geven een impressie van de thema’s die aan de letter van elke strofe gekoppeld zijn. Bij de letter chet: tent-paneel/wand / ח - chét (tentkleed, grens, afscheiding, wand, huid, vlees) zijn de meest kenmerkende woorden:

  • deel (חלק / chet: tent-paneel/wandlam: herdersstafquph: opgaande zon - chéleq - begrensde deel waarover de herdersstok voor je omhoog­gaat - dat jou toegewezen wordt),
  • overdenken (חשׁב / chet: tent-paneel/wandshad: borsten, bronbaitu: tent/huis - cháshab - naar de oude symbolen: de muur aan de bin­nenkant van een bronput, gebouwd zodat het zand er niet in terugzakt; de constructie daarvan vereiste enig denkwerk!),
  • bende (חבל / chet: tent-paneel/wandbaitu: tent/huislam: herdersstaf - chebel - naar de oude symbolen: wonend aan de grens van hun leider),
  • het midden (חצות / chet: tent-paneel/wandtsad: plant (i.h.b. riet/graan/papyrus)wawu: tentharing, pintav: kruis-teken - chatsot - midden, hier: van de nacht; waar je die in tweeën deelt - chatsah),
  • metgezel (חבר / chet: tent-paneel/wandbaitu: tent/huisraisu: gezicht van opzij - chábér - de ander aan de grens van je huis of lichaam) en
  • goedertierenheid (חסד / chet: tent-paneel/wandsin/samekh: palmboomdalt: deur, ingang - chésed: toch toegang krijgen tot over de grens die de boom des levens onbereikbaar maakte).1

Opvallend vind ik de volgorde. Het eerste waaraan de schrijver denkt bij een tent­kleed, grens of wand is wat hem is toebedeeld. En daarbij is zijn eerste associatie dat God JaHUaH zijn ‘deel’ is, dat wil zeggen: het kostbaarste dat hij heeft, en: zijn levens­ruimte. Dat motiveert hem om op de woorden van JaHUaH acht te geven. Dit is een belangrijk principe. Wan­neer we erbij stilstaan hoe kostbaar God voor ons is, gaan we beter opletten dat we Hem trouw blijven in ons denken en doen. Daarom heeft de Psalmist ook Gods aangezicht met smeking gezocht om Zijn genade/goe­dertieren­heid te ontvangen en altijd in Zijn nabijheid te mogen zijn. Hij heeft nagedacht over zijn leven, terug­geke­ken en geëvalueerd hoe hij geleefd heeft, zouden wij wellicht zeggen. En hij keert terug naar Gods getuigenissen; Zijn Torah. En hij heeft daar haast mee gemaakt. Zelfs temidden van godvijandigen heeft hij zich gericht op die Torah. Hij vind God JaHUaH zelfs belangrijker dan zijn slaap en staat midden in de nacht op om Hem te loven. Hij wil ook anderen terzijde staan bij het in acht nemen van Gods aan­wij­zin­gen. De strofe besluit hij met wat hem geruststelt: de belangrijkste karakter-eigenschap van JaHUaH is Zijn enorm grote goedertierenheid. Daarom wil de schrijver zich graag door Hem laten onderwijzen over alles wat Hij bepaald heeft.

Het Hebreeuwse woord טּוֹב / teth: aardewerken mand, omhulling, draaienwawu: tentharing, pinbaitu: tent/huis - tobh (spreek uit: tóv) [H2896] - goed is een centraal ele­ment in de volgende strofe, de negende. De oorspronkelijke betekenis van dit woord is dat het goed is om omringd te zijn (teth: aardewerken mand) door de verbondenheid (wawu: tentharing, pin) met je familie (baitu: tent/huis).
En opnieuw: het eerste waar de Psalmist aan denkt bij dit woord is de goedheid van JaHUaH jegens hem! Hij verlangt er dan ook naar om net zo goed God en Zijn in­structies te leren onderscheiden en kennen.
Hij realiseert zich dat hij al van ver komt, en er ook een tijd was dat hij dwaalde. Opmerkelijk: verdrukking hielp hem op de juiste weg. Die weg van Gods Torah is goed en een bron van grote vreugde – met wat God zegt kan geen enkele materiële rijkdom wedijveren!

Hallelu-JaH!


Noten

1 Meer informatie over de verklaring van de meeste van de betrokken Hebreeuwse woorden vanuit het hier bedoelde vroeg-Bijbelse schrift in: André H. Roosma, ‘De geschreven taal van Abraham, Mozes en David – Pictografische wortels en basisnoties in de structuur van het vroeg-Bijbelse schrift.pdf document, Hallelu-JaH! werkdocument, januari 2011.
2 Betreffende de glorierijke Naam van God, zoals hier vrijmoedig weergegeven, zie:
André H. Roosma, ‘Leven, veiligheid en verbondenheid in blijde aanbidding, uit de hand van God.pdf document; Hallelu-JaH! webartikel, januari 2011.
André H. Roosma, ‘De wonderbare en liefelijke Naam van de God Die er was, Die er is, en Die er zijn zal.pdf document, uitgebreide Accede!/Hallelu-JaH! studie (ca. 90 p.), juli 2009.

Reacties

naam: *
e-mail: * (wordt niet openbaar gemaakt)
website: (optioneel)
reactie:
Ik wil graag dat mijn reactie hier wel / niet opgenomen wordt.
* = verplicht veld


Vorige artikelen in deze serie Psalm 119 – Een prachtig loflied op, en leerdicht over, de Torah: ‘inleiding en uitleg van enkele kernwoorden’, ‘deel alp: ossekop - ’aleph’, ‘deel baitu: tent/huis -bet en gam: voet/been, stok -gam’, ‘deel dalt: deur, ingang-dalt en ah: figuur met geheven handen en gebogen knieën-áh’ en ‘deel wawu: tentharing, pin - wav en zan: zeis, olijf(olie) - zan’.

Volgende artikel: ‘Deel jad: arm met open hand - jad en kaph: geheven hand - kaph’.

 
home  home ,  nieuws index  ,  artikelen index

  
bloemdecoratie 

Bedankt voor uw belangstelling!

bloemdecoratie