Psalm 144 Loflied en gebed om bevrijding en voorspoed
André H. Roosma 5 aug. 2015
Een dezer dagen bepaalde God me bij deze Psalm. Hij is zó eenvoudig,
mooi en veelzeggend dat ik hem hier ook de revue laat passeren. In deze
Psalm, toegeschreven aan David,1 prijst de schrijver
JaHUaH, de God van Isra’el.2
Hieronder de rijke tekst van deze mooie Psalm. Ik geef zowel
het
Hebreeuwse origineel, als een nauwkeurige Nederlandse
vertaling.
1 | Van David [of: (toegeschreven) aan David]. Geprezen zij JaHUaH, mijn Rots, die mijn handen oefent
voor de strijd, mijn vingers voor de oorlogvoering. |
לְדָוִ֨ד בָּ֘ר֤וּךְ יְהוָ֨ה צוּרִ֗י הַֽמְלַמֵּ֣ד יָדַ֣י לַקְרָ֑ב אֶ֝צְבְּעוֹתַ֗י לַמִּלְחָמָֽה׃ |
2 | Mijn Goedertierenheid en mijn Vesting, mijn Burcht en mijn Bevrijder,
mijn Schild en bij Wie ik schuil, Die volken [of:
mijn volk] aan mij onderwerpt. |
חַסְדִּ֥י וּמְצוּדָתִי֮ מִשְׂגַּבִּ֪י וּֽמְפַלְטִ֫י לִ֥י מָ֭גִנִּי
וּב֣וֹ חָסִ֑יתִי הָרוֹדֵ֖ד עַמִּ֣י תַחְתָּֽי׃ |
3 | JaHUaH, wat is de mens, dat U hem kent, het kind van een sterveling,
dat U hem waardevol acht? |
יְֽהוָ֗ה מָה־אָ֭דָם וַתֵּדָעֵ֑הוּ בֶּן־אֱ֝נ֗וֹשׁ וַֽתְּחַשְּׁבֵֽהוּ׃ |
4 | De mens is vluchtig als een damp, zijn dagen zijn als een
voorbijglijdende schaduw. |
אָ֭דָם לַהֶ֣בֶל דָּמָ֑ה יָ֝מָ֗יו כְּצֵ֣ל עוֹבֵֽר׃ |
|
5 | JaHUaH, buig Uw hemel en daal neer, raak de bergen aan,
zodat ze roken, |
יְ֭הוָה הַט־שָׁמֶ֣יךָ וְתֵרֵ֑ד גַּ֖ע בֶּהָרִ֣ים וְֽיֶעֱשָֽׁנוּ׃ |
6 | Slinger Uw bliksem en verspreid hen, schiet Uw pijlen af en breng hen in
verwarring, |
בְּר֣וֹק בָּ֭רָק וּתְפִיצֵ֑ם שְׁלַ֥ח חִ֝צֶּ֗יךָ וּתְהֻמֵּֽם׃ |
7 | Strek Uw hand uit de hoge uit, bevrijd mij en red mij uit de grote
wateren, uit de greep van de vreemdelingen, |
שְׁלַ֥ח יָדֶ֗יךָ מִמָּ֫ר֥וֹם פְּצֵ֣נִי וְ֭הַצִּילֵנִי מִמַּ֣יִם
רַבִּ֑ים מִ֝יַּ֗ד בְּנֵ֣י נֵכָֽר׃ |
8 | van wie de mond leugen [of: iets dat waardeloos /
zonder inhoud is] spreekt, van wie de rechterhand een hand van
bedrog is. |
אֲשֶׁ֣ר פִּ֭יהֶם דִּבֶּר־שָׁ֑וְא וִֽ֝ימִינָ֗ם יְמִ֣ין שָֽׁקֶר׃ |
|
9 | God, een nieuw lied wil ik tot U zingen, met de tiensnarige harp wil ik U
psalmzingen, |
אֱֽלֹהִ֗ים שִׁ֣יר חָ֭דָשׁ אָשִׁ֣ירָה לָּ֑ךְ בְּנֵ֥בֶל עָ֝שׂ֗וֹר אֲזַמְּרָה־לָּֽךְ׃ |
10 | U, die koningen de overwinning geeft, en David, Uw knecht,
bevrijdt van het zwaard van onheil. |
הַנּוֹתֵ֥ן תְּשׁוּעָ֗ה לַמְּלָ֫כִ֥ים הַ֭פּוֹצֶה אֶת־דָּוִ֥ד
עַבְדּ֗וֹ מֵחֶ֥רֶב רָעָֽה׃ |
11 | Bevrijd en red mij uit de macht van de vreemden, van wie de mond leugen
[zie vs.8] spreekt, van wie de rechterhand
een hand van bedrog is. |
פְּצֵ֥נִי וְהַצִּילֵנִי֮ מִיַּ֪ד בְּֽנֵי־נֵ֫כָ֥ר אֲשֶׁ֣ר פִּ֭יהֶם
דִּבֶּר־שָׁ֑וְא וִֽ֝ימִינָ֗ם יְמִ֣ין שָֽׁקֶר׃ |
12 | Dat onze zonen zijn als planten, hoog
opgegroeid in hun jeugd, onze dochters als hoekzuilen, gebeeldhouwd als
voor een paleis, |
אֲשֶׁ֤ר בָּנֵ֨ינוּ כִּנְטִעִים֮ מְגֻדָּלִ֪ים בִּֽנְעוּרֵ֫יהֶ֥ם
בְּנוֹתֵ֥ינוּ כְזָוִיֹּ֑ת מְ֝חֻטָּב֗וֹת תַּבְנִ֥ית הֵיכָֽל׃ |
13 | Dat onze voorraadschuren gevuld zijn, leverende allerlei waren, dat ons
kleinvee bij duizenden, bij tienduizenden zich vermeerderen op onze velden, |
מְזָוֵ֣ינוּ מְלֵאִים֮ מְפִיקִ֥ים מִזַּ֗ן אֶ֫ל־זַ֥ן
צֹאונֵ֣נוּ מַ֭אֲלִיפוֹת מְרֻבָּב֗וֹת בְּחוּצוֹתֵֽינוּ׃ |
14 | Dat onze runderen zwaar beladen zijn, dat er geen inval zij en geen
uittocht, en geen gejammer op onze pleinen. |
אַלּוּפֵ֗ינוּ מְֽסֻבָּ֫לִ֥ים אֵֽין־פֶּ֭רֶץ וְאֵ֣ין יוֹצֵ֑את
וְאֵ֥ין צְ֝וָחָ֗ה בִּרְחֹבֹתֵֽינוּ׃ |
15 | Welzalig het volk, waarmee het zo gaat! Welzalig het volk,
waarvan JaHUaH haar God is! |
אַשְׁרֵ֣י הָ֭עָם שֶׁכָּ֣כָה לּ֑וֹ אַֽשְׁרֵ֥י הָ֝עָ֗ם שֶׁיֲהוָ֥ה אֱלֹהָֽיו׃ |
Psalm 144
Vers 1 zet al gelijk de toon van deze Psalm. „Geprezen zij JaHUaH, mijn Rots,”. Het gebruikte
werkwoord dat vertaald is met het werkwoord prijzen, wordt elders
ook vaak vertaald met zegenen. „Gezegend
zij JaHUaH, mijn Rots,”. Dat betekent dat de kop die
de Herziene Staten-Vertaling boven deze Psalm zet, wat
te kort komt: Gebed om overwinning. De mooie Naardense Bijbel
versie van deze Psalm vult dat goed aan met haar kopje Benedictus
Dominus (Zegening van/aan God), alleen:
waarom moet dat nu in het Latijn?
Opvallend is dat in vers 2 de dichter een lof aan Gods bescherming voor
hem, begint met lof aan Zijn goedertierenheid. Hij ziet dat hij
zonder die overvloedige genade van God ook nooit die bescherming van God
had kunnen genieten! De uitgang voor mijn en voor het meervoud is in
het Hebreeuws hetzelfde, vandaar de onzekerheid in de vertaling: „mijn volk” of „volken”.
In vers 3 zit een opbouw. Eerst staat er voor mens ’adam, verwijzend naar hoe God de mens geschapen
had. En vervolgens ben enósh - zoon/nakomeling van een
sterveling, refererend aan de kwetsbaarheid van de mens na de zondeval, verder
geïllustreerd in vers 4. Overigens is de terminologie die we in het
Nieuwe Testament tegenkomen van de Mensenzoon of de Zoon des Mensen ook te
zien als een vertaling van ben enósh. Het benadrukt hoe Jezus een
kwetsbaar mens werd als wij. De Psalmist vraagt zich af waarom of hoe God toch zoveel achting geeft
aan zo’n kwetsbare mens als hijzelf. Bij het kennen gaat het hier om
een vorm van vertrouwd zijn met. Ik moet daarbij denken aan wat
Jezus tegen Zijn discipelen zei (Joh.15:14-15): „Jullie zijn mijn vrienden, als jullie doen, wat Ik je opleg.
Ik noem jullie niet meer slaven, want de slaaf weet niet, wat zijn heer
doet, maar jullie heb Ik vrienden genoemd, omdat Ik alles, wat Ik van Mijn
Vader gehoord heb, jullie bekend heb gemaakt.” Het is
wonderlijk dat onze grote God JaHUaH zó naar ons
afdaalde, ons zó genadig is!
Zo is dus de toon van deze Psalm gezet met lof vanuit verwondering
over God, Zijn heerlijke genade en Zijn aandacht voor ons. Dat is de basis
voor de volgende verzen.
In die volgende verzen (5-8) vraagt de
dichter dat God hem beschermt. En ik zag dat ik diezelfde bescherming ook
nodig heb. Hij spreekt over vreemdelingen, mensen van een andere cultuur,
die „leugen” spreken. Het
Hebreeuwse woord is ook te vertalen als „iets
dat waardeloos / zonder inhoud is”. Hele dagen worden we in
deze wereld gebombardeerd met zaken die in feite leeg en
waardeloos zijn. Het valt me vaak op dat er op tv weinig of geen reklame te
zien is voor gewoon brood, melk, aardappels of zout – zaken die toch
iedereen wel koopt. Nee, vaak zijn het dingen die we niet echt nodig hebben.
Ook alle hoererij en andere verslavingen waarin mensen terecht komen (drank, gokken, overdadige luxe) en dergelijke worden
aangeprezen met leugens. Ook heb ik ervaren dat mensen die niet gericht
zijn op de dingen van God, je met allerlei leugens kunnen achtervolgen
wanneer je gewoon in Zijn wijngaard bezig bent. Die leugens kunnen het je
bijzonder lastig maken! In vers 11 komen die leugen-sprekers nog terug. De
rechterhand was in het Hebreeuwse denken de hand van zegen en
ondersteuning. Wanneer die hand een hand van bedrog wordt, is alle
onderlinge veiligheid weg. Dan blijft God onze enige toeverlaat!
Hij is 100% betrouwbaar!
In de verzen die daarna volgen lijkt de Psalmist niet alleen God
JaHUaH te willen eren, maar ook zichzelf op te roepen, Hem te
vertrouwen! Hij herdenkt daarbij hoe God David steeds de overwinning gaf
over al zijn vijanden! Dat geeft hem vrijmoedigheid om ook te bidden
voor de voorspoed die God de Zijnen vaak geeft. Planten groeien, zonder dat
we als mensen er veel aan kunnen doen; dus het is gemakkelijk te erkennen
dat deze groei aan God te danken is. Zulke groei onder Gods zegen bidt hij
toe aan alle jonge mannen. De vrouwen vergelijkt hij met zuilen van een paleis.
Die droegen het bouwwerk en waren vaak heel mooi gebeeldhouwd.
Beide eigenschappen - stabiliteit gevend aan hun gezin en schoonheid - bidt
hij hen toe. Rijk! In het laatste vers geeft hij aan wat het belangrijkste
is voor een volk: dat JaHUaH haar God is! Zo’n volk zal rijk
gezegend zijn!
Hallelu JaH !
Noten
1 |
Vers 14 en de positionering in de rij van Psalmen doen
vermoeden dat het hier gaat om een Psalm, geschreven na de Babylonische
ballingschap, en dat David dus niet de auteur is. De Hebreeuwse uitdrukking
le-David uit vers 1 kan vertaald worden als
van David, maar ook als (toegeschreven) aan David |
2 |
De glorierijke Naam van God geef ik hier zo goed
mogelijk weer vanuit het oudste Hebreeuwse origineel. Voor meer achtergrond informatie over de glorierijke Naam van God,
JaHUaH, zie: André H. Roosma, ‘De wonderbare en
liefelijke Naam van de God Die er was, Die er is, en Die er zijn zal’ , uitgebreide Accede!/Hallelu-JaH! studie (ca. 90 p.), juli 2009. |
Sjalom André, Ik heb jou uitleg over PS. 144 doorgenomen. Onze Heiland heeft hier via jou
werkelijk een verfrissende uitleg gegeven wat heel wat dwaalleer finaal
onderuit haalt, het bestuderen er van is zeer waardevol. Wat v.3 en Joh. 15: 14 - 15. ook zegt: Wat is de mens in al zijn zwakheid
dat U hem gedenkt, met hem rekent. WAUW!
André
Harteijk bedankt, Martin, voor je bemoedigende reactie! Inderdaad, wanneer we de Bijbel goed lezen,
zit er zoveel rijkdom in dat we als kleine mensen alleen nog maar in
verwondering en met blijdschap naar God JaHUaH kunnen opzien. JaHUaH zegene jullie, ook in jullie gemeente!
|