אָבִיב - ’Abhibh of
נִיסָן
- Nisan ? – over de Hebreeuwse naam van deze
maand
André H. Roosma 10 april 2015
Op vrijdagavond 20 maart begon in de joodse jaartelling het jaar 5775. Die
shabbat wordt wel שבת ה
חדש - Shabbat ha-Chodesh genoemd – de
shabbat van de nieuwe maan(d). Daarmee begon ook de eerste maand van
het jaar volgens de Bijbel. In het Hebreeuws van de Torah heette deze maand
oorspronkelijk אָבִיב - ’abhibh
(spreek uit: aviv). Het opvallende is
echter, dat in het jodendom deze maand נִיסָן - nisan heet. Elke
goede Hebraïcus of linguïst met kennis van de Semitische talen weet,
dat de Joden deze nieuwe naam overnamen van de Assyriërs, tijdens de
Babylonische ballingschap.
Dit prikkelde mij, om eens te kijken naar de grondbetekenis van deze twee
namen vanuit de oudste bronnen die we hebben. Beide namen blijken dan heel
veelzeggend te zijn! Veel is te ontdekken wanneer we eenvoudigweg
kijken naar de schrijfwijze van beide namen in het oude West-Semitische
schrift, dat is het schrift uit die hele regio in het tweede millennium voor
Christus.1
Laat ik beginnen met de naam נִיסָן - nisan. Dat was de
naam voor die maand in alle landen om Isra’el heen. In het Arabisch is
het nog steeds نيسان - nisan. Die werd in
het oude schrift als volgt geschreven: . In Isra’el en alle omringende landen
was de dadelpalm buitengewoon belangrijk, wegens zijn gezonde
vruchten én als symbool voor de Boom des Levens. Rond de tijd van
de lente-equinox gaat de dadelpalm
bloeien. Gedurende ongeveer een maand is er dan tijd om de vrouwelijke
bloemen te bevruchten met het stuifmeel van de mannelijke bloemen. Dit
gebeurt en gebeurde ook destijds al meestal met de hand. Dit wordt aangegeven
in de naam Nisan: het mannelijke ‘zaad’ () wordt met de hand gegeven () aan de vrouwelijke dadelpalm
() om te
zorgen voor latere vrucht (). Dit was een tijd van vreugde.
Nu de naam אָבִיב - ’abhibh.
Die werd in het oude schrift geschreven als: .
Wat we daarin herkennen is het woord - abh - vader of degene die aan de basis van iets staat;
van oorsprong de eerste of sterke ()
van de familie (). Dan volgt een gevende hand (), die vaak staat voor
‘hij geeft’ en dan het opnieuw het symbool voor huis of
familie (). Er staat dus dat Vader een huis
of familie geeft. Deze maand was de eerste van het jaar, bij Isra’el
was het de maand die begon toen God in Egypte op het punt stond hen uit te
leiden, 2 weken voor de uittocht. God ging hen een eigen thuisland geven,
waar ze als Zijn gezin, Zijn familie mochten leven. Zie Exodus 13: 4; 23:15;
34:18. De heel letterlijke betekenis van de naam ’abhibh, als
‘Vader geeft een huis’ doet nog aan iets anders denken, en dat is
de situatie dat een zoon ging trouwen. Hij moest dan een huis hebben, om
samen met zijn echtgenote in te gaan wonen. We zien hier dus ook weer
een glimp van die huwelijksmetafoor terug, waar ik eerder uitgebreid over schreef, in
combinatie met Gods zorg. God had dus een reden om zijn Volk een speciale naam voor deze maand te geven,
afwijkend van die van de omringende landen. Niet het bevruchtingsproces
van de dadelpalm, wat bij de teelt van dadels meestal tot stand kwam en komt
via menselijk ingrijpen, maar een mooie allegorie van Gods zorg voor Zijn
kinderen / de Bruid van Jeshu‘ah is
daarvan de basis.
Dat woord / אָבִיב -
’abhibh staat echter ook voor een bepaalde fase in de
ontwikkeling van de gerste-aar, die meestal ook in deze maand plaatsvindt.
Dat is de fase dat die aar volgroeid en geel, maar nog niet helemaal
uitgedroogd en afgerijpt is. Koppelen we dit beeld aan wat Jeshu‘ah zei over het afsterven van de graankorrel
in de aarde om dan veelvoudig vrucht te dragen (Joh.12:24), dan zien we hoe Hij als Eerste en Prominente () van de familie ()
door Zijn dood en opstanding zorgde (gaf; ) dat wij allemaal tot Zijn
familie () mogen behoren (net als
die ene graankorrel in de aarde voor veel ‘familieleden’ zorgt;
vgl. ook Kol.1:18). Ook dat gebeurde in deze bijzondere maand. En daar
keek heel het gebeuren van die uittocht uit Egypte op vooruit! Vandaar
dat dit de belangrijkste maand van het jaar is:
JaHUaH had tot Mosheh en tot ’Aharon
in het land Egypte gesproken, zeggende: „Deze zelfde maand zal
voor jullie het hoofd van de maanden zijn; zij zal voor jullie de eerste
van de maanden van het jaar zijn. ...”
Exodus 12: 1-2
Daarop volgden Gods instructies voor het vieren van Pesach en Matsot en het hele verhaal van de
uittocht.2
Hallelu JaH !
Noten
1 |
Meer informatie over het hier bedoelde pictografische
Semitische schrift in: André H. Roosma, ‘De geschreven taal van Abraham, Mozes en David –
Pictografische wortels en basisnoties in de structuur van het vroeg-Bijbelse
schrift’ , Hallelu-JaH! werkdocument over
het oude Semitische en Paleo-Hebreeuwse schrift, januari 2011. |
2 |
Deze maand was vaker de tijd waarin bijzondere dingen
gebeurden, in het bijzonder op de eerste dag ervan. In Exodus 40: 2, 17 lezen
we dat de tabernakel voor het eerst op de eerste dag van deze maand werd
opgericht. Eeuwen eerder was het op de eerste dag van deze maand dat de
aarde was opgedroogd na de zondvloed (Genesis 8: 13), zodat het leven op
het droge weer kon beginnen. Eeuwen later zorgde Jechizqi-jahu (Jechizkia) op de eerste dag van deze maand voor een
feestelijke heropening van de tempel (2 Kron. 29: 3). Nog veel later
begon ‘Ezra’ op de eerste dag van deze maand aan zijn terugtocht
naar Isra’el vanuit Babel (Ezra 7: 9). Et cetera. In de meeste van deze
gevallen was het een tijd waarin - na een moeilijke periode - nieuw leven
begon voor Gods volk in relatie met JaHUaH, hun God. |
|