Hallelu-JaH - alle eer aan JaHUaHUSA flag/GB flag
  

Wat God JaHUaH over Zichzelf zegt
– de boodschap van Exodus 34: 6-7

André H. Roosma
14 januari 2012

Exodus 34: 6-7 doet verslag van een ontmoeting tussen God JaHUaH 1 (de God van Abraham, Izaak en Jakob) en Mozes (Mosheh). God JaHUaH doet daar een aantal uitermate belang­rijke uitspraken over Zichzelf. Hij laat Zichzelf kennen in Wie Hij is, zou je kunnen zeggen.
Er staat (ik geef even een soort interlineaire variant met de Hebreeuwse grondtekst en een grotendeels gebruikelijke vertaling):

ויּעבר יהוה על־פּניו ויּקרא יהוה
JaHUaH ging aan hem voorbij en JaHUaH riep:
יהוה אל רחוּם וחנּוּן ארך אפּים
JaHUaH, God, barmhartig en genadig, lankmoedig,
ורב־חסד ואמת
groot van goedertierenheid en trouw,
נצר חסד לאלפים
die goedertierenheid bestendigt aan duizenden,
נשׂא עון ופשׁע וחטּאה
die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft; ...

God JaHUaH noemt hier een aantal dingen van Zichzelf:

  • Hij roept Zijn glorierijke en persoonlijke Naam יהוה / jad: arm met open hand ah: mensel. figuur met geheven handen en gebogen knieën wawu: tentharing, pin ah: mensel. figuur met geheven handen en gebogen knieën - JaHUaH uit. Deze Naam staat voor Zijn Identiteit. Zijn heerlijke Naam geeft aan Wie Hij is. En die heerlijke Naam zegt onder andere: 1 2
    • Hij is de Eeuwige, boven alles verheven;
    • Hij is Degene Die ons leven geeft en vreugde in verbondenheid met Hem en met elkaar, en in verwondering en aanbidding jegens Hem;
    • Hij is de Aanwezige; Hij wil bij ons zijn;
  • Hij is barmhartig; het gebruikte Hebreeuwse woord רחוּם / raisu: gezicht van opzijchet: tent-paneel/wandwawu: tentharing, pinmu: water, overvloed - rachum verwijst naar de baarmoeder (het vlees/de huid van de ander die in water overvloed biedt) en de tedere en koesterende gevoelens die een goede moeder daar (idealiter) heeft jegens haar (ongeboren) baby (merk op, dat de baarmoeder alle voeding naar het kind laat gaan, desnoods ten koste van de moeder zelf; dát is precies hoe God is; In Jezus gaf Hij Zijn leven voor ons);
  • Hij is genadig - חנּוּן / chet: tent-paneel/wandnun: ontkiemend zaadjewawu: tentharing, pinnun: ontkiemend zaadje - channun; dit refereert aan het lichaam van je kinderen verbinden met leven, of de wat ruimere grenzen die je tegenover je eigen kinderen kunt hebben, omdat je van hen meer kunt hebben dan van een ander kind; God heeft op zo’n zelfde manier wat meer ruimte voor ons, als zijnde Zijn eigen kinderen en verbindt ons met het Leven;
  • Hij is lankmoedig / wordt niet snel boos - ארך אפּים / alp: ossekopraisu: gezicht van opzijkaph: geheven hand alp: ossekoppu: (lucht)openingjad: arm m. open hand, zijtakmu: water, overvloed - ’erek ’appaim; dit verwijst naar de neusvleugels van God Zelf; als iemand (of bijv. een stier) erg boos wordt, gaat hij snuiven (vergelijk onze uitdrukking: ‘ziedend van woede’) en deze uitspraak hier zegt dat het bij God lang duurt voordat Hij zo boos wordt (langer dan bij wie ook);
  • Hij is groot van goedertierenheid - חסד / chet: tent-paneel/wandsin/samekh: palmboomdalt: deur, opening - chesed; dit slaat in origine fysiek op het weghalen van de lastige ‘rok’ van de palmboom, bestaande uit hard geworden en daardoor scherpe, dorre bladeren die rond de stam han­gen waardoor je bij de dadels kunt komen; metaforisch slaat het op het toegang verlenen tot binnen het hek of de afscheiding rond de Boom des Levens, dus uit genade nieuw (eeuwig) leven geven. In Zijn goedheid haalt God als het ware onze harde schil van zonde weg of ziet eraan voorbij en Hij toont naar ons geen harde schil van veroordeling, maar laat toe dat we bij Hem komen, nieuw leven ontvangen en van Hem genieten, zoals iemand die in een dadelpalm klimt, ongehinderd van zijn vruchten kan genie­ten als de lastige, dode ‘rok’ eerst verwijderd is;
  • Hij is (groot van) trouw - אמת / alp: ossekopmu: water, overvloedtav: kruis-teken - ’emet; pictografisch is dit het teken van de eerste overvloed of van het eerste water – mogelijk refererend naar de onnoemelijke overvloed van God die er in het paradijs was (en die we ooit weer zullen smaken) of naar de overvloed die er is in de baarmoeder, waar het li­chaam van de moeder alle voeding naar het kind laat gaan, desnoods ten koste van haar eigen lichaam.
  • Hij bestendigt goedertierenheid aan duizenden. Zijn goedheid en genade is niet alleen voor een enkeling, nee, zijn genade is er voor ontelbaar velen! En die goedertierenheid houdt niet op; Hij gaat er maar mee door!

Met andere woorden: in zeven (volheid!) zinnen doet God, via diverse beelden of metaforen, Zijn best om aan ons duidelijk te maken dat Hij een God is van enorme genade, Die ons als een Goede Vader intens liefheeft en wil koesteren. Dát is de kern van deze verzen; de kern van hoe God Zich aan Mozes bekendmaakt.

Tenslotte staat er dan als een soort toegift nog iets dat uit onze gebrui­ke­lijke ver­ta­lingen moeilijk te vatten is en dat in de loop van de eeuwen vele gelovigen onno­dig bezwaard heeft. Daarom wil ik er hier even wat uitge­breider bij stilstaan. Ik geef wederom wat er in het Hebreeuwse origineel staat en ditmaal mijn eigen vertaling erbij, en begin even bij het laatste zinnetje van hierboven:

נשׂא עון ופשׁע וחטּאה
die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft;
ונקּה לא ינקּה
en [de ouders aldus] onschuldig verklarend, verklaart Hij niet onschuldig
פּקד עון אבות על־בּנים
maar geeft licht op (of: heeft aandacht voor) [de doorwerking van] de ongerechtigheid van de ouders bij de kinderen
ועל־בּני בנים על־שׁלּשׁים ועל־רבּעים
en kindskinderen, tot aan het derde en vierde geslacht.”

Deze vertaling verschilt van de meeste gebruikelijke vertalingen. In de oude Statenvertaling stond dat God zegt dat Hij de zonden van de vaders zal bezoeken of opzoeken bij de kinderen en kleinkin­deren, tot vier generaties verder nog (dus tot en met die vierde generatie). Letterlijk staat er in die vertaling: “maar de schuldige houdt Hij zeker niet onschuldig, de onge­rechtigheid van de vaders bezoekende aan kinderen en kindskinderen, tot aan het derde en vierde geslacht.”
De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) heeft in plaats van bezoeken zelfs straffen. Deze vertaling is zeer discutabel, er is in de media dan ook al veel over gediscussieerd.3 Voor mij is dit een extra reden om hier niet over één nacht ijs te gaan.

Het sleutelwoord in dit vers dat de SV vertaalde met bezoeken is het Hebreeuwse werkwoord פּקד - paqad. Het is goed, dit even wat nauwkeu­riger te bekijken. Wat was in Mozes’ tijd hiervan de betekenis?
Een goed aanknopingpunt voor de voornaamste betekenis van dit woord in de tijd van de aartsvaders tot Mozes wordt gevormd door de plaatjes waaruit dit woord in het oude Semitische schrift was samengesteld.2 Daarin staat er: pu: (lucht)openingquph: opgaande zondalt: deur, opening – ‘openen - zodat het licht - erin kan binnenkomen’. De inter­pretatie is dan dat God de kinderen tot in de vierde generatie ‘licht geeft op’, of voor hen ‘aandacht besteedt aan’ de ongerechtigheid van de ouders zo die het leven van de kinderen beïnvloed heeft en daarin doorwerkt.
Dit sluit goed aan bij betekenissen die bekende Hebreeuwse woorden­boeken noemen, zoals: aanwijzen, aandacht hebben voor, aanstellen (in een functie), (mee)tellen, opzoeken, bezoeken.4 In zijn woordenboek legde Julius Fürst ook een verband met קדד - qadad, dat o.a. staat voor: opensnijden en afpellen.
De tekst geeft dan dus aan dat God de ongerechtigheden van ouders voor de volgende generaties openlegt en er voor hen Zijn licht op laat schijnen, zoals hierboven vertaald.

Anders gezegd: ik zie in deze uitspraak van God, dat Hij Zijn licht wat feller laat schijnen voor kinderen die ouders5 hadden die zondigden, zodat ze die zondige patronen beter zien en er alsnog afstand van kunnen doen en/of er heling in kunnen ontvangen (vergelijk hoe bijvoorbeeld Gideon de ge­wij­de palen e.d. van zijn vader wegdeed, zodat er ruimte kwam voor de redding van God). God besteedt daar dan nog wat extra aandacht aan.
En dat God dat tot in het vierde geslacht blijft proberen, zie ik dan, in lijn met de rest van deze tekst, als Zijn grote, lankmoedige genade.
Heel veel teksten uit de Torah waarin paqad voorkomt zijn goed te vertalen met deze interpretatie, dat God ergens aandacht aan besteedt, Zijn licht erop geeft of het openlegt, zodat Zijn licht erin kan komen en duidelijk wordt wat de ware aard ervan is.

Dan zijn er nog de drie Hebreeuwse woorden die er nog tussenin staan: ונקּה לא ינקּה - ve-naqeh lo’ jenaqeh waar in de vertaling met wat fantasie vaak een hele zin van gemaakt is (‘maar de schuldige houdt Hij zeker niet onschuldig’). Deze bevatten twee woorden, afgeleid van het werkwoord naqah - onschuldig verklaren, niet straffen; eerst de infinitief ervan, dan de hij-vorm, voorafgegaan door lo - niet.6 In feite zijn deze drie woorden heel goed gewoon heel letterlijk te vertalen als: ‘en of: aldus onschuldig verklarend, verklaart Hij niet onschuldig’. Ze zijn dan te koppelen aan het vervolg. Hoewel God de ouders zelf vergeeft (onschuldig verklaart, in overeen­stem­ming met het voorafgaande), zegt Hij tegen de kinderen en kleinkin­deren niet „het was onschuldig!” Met andere woorden: de vergevende God doet niet of de onge­rech­tigheid van de ouders er niet was. Hij houdt rekening met de onge­rech­tigheid die ze doorgegeven hebben. Hij weet wat de gevolgen zijn in de levens van hun kinde­ren! Hij weet dat daar alsnog iets aan gedaan moet en kan worden. En daarom geeft Hij daar extra licht op, en Heeft Hij er extra aandacht voor. Hij wil het uitzui­veren, zodat de foute cyclus stopt.

In het pastoraat is dit van zeer grote betekenis.
Door de onduidelijke vertaling was dit tekstgedeelte eerst voor velen een soort vage dreiging van later alsnog als kind veroordeeld te worden voor zonden van je ouders, grootouders of overgrootouders, waar je in dit leven al onder geleden had.
Nu blijkt het een gedeelte te zijn dat heel veel hoop biedt: God wil ons wat extra licht geven, om los te komen van de gevolgen van de zonden van je voorouders, en van oude negatieve patronen die wellicht al enkele generaties van ouders op kinde­ren werden overgedragen.
Whow, wát een God!

Ik zie dit ook in Gods weg met mensen in mijn pastorale praktijk. Veel kinderen lijden onder de ongerechtig­heid van hun (voor)ouders. Dat kan zijn in de vorm van een man die niets goeds tot stand kan brengen omdat zijn ouders altijd zeiden dat hij tot niets goeds in staat was (de kracht van zo’n vloek moet gebroken worden), een man die zijn kwaadheid niet onder controle heeft omdat zijn ouders hem niet iets konden leren wat ze zelf niet hadden, of een vrouw of man die worstelt met intimiteit vanwege een geschiedenis van seksueel misbruik, of welke ‘ongerechtigheid’ dan ook die doorgegeven is. De ouders kunnen vergeving ontvangen hebben, en door God ‘onschuldig verklaard’ zijn, maar de kinderen hebben nog wat extra’s nodig om uit de resulterende chaos los te komen. En voor hen, kan de ongerechtigheid niet genegeerd worden. Ze hebben reiniging en heling nodig. En dát is wat God hier (mijns inziens) aan­geeft.

Hallelu JaH !


Noten

1 Ik heb de glorierijke Naam van God hier zo goed mogelijk weergegeven vanuit het oudste Hebreeuwse origineel. Voor meer achtergrond informatie zie:
De wonderbare en liefelijke Naam van de God Die er was, Die er is, en Die er zijn zal.pdf document, uitgebreide Accede!/Hallelu-JaH! studie (ca. 90 p.), juli 2009.
Leven, veiligheid en verbondenheid in blijde aanbidding, uit de hand van God.pdf document, Hallelu-JaH! webartikel, januari 2011.
2 De hier gegeven woordbetekenissen zijn mede gebaseerd op een uitgebreide studie van het oudste Bijbelse, pictografische schrift. Zie: ‘De geschreven taal van Abraham, Mozes en David – Pictografische wortels en basisnoties in de structuur van het vroeg-Bijbelse schrift.pdf document, Hallelu-JaH! uitgebreid onderzoeksdocument over het oude Semitische en Paleo-Hebreeuwse schrift, door André H. Roosma, januari 2011.
3 De NBV vertalers hebben zich laten inspireren door een pessimistische en God-verlaten interpretatie van paqad zo die zich in het jodendom van de eerste eeuwen na Christus ontwikkelde. Daarin had het door God onderzocht of belicht worden de bijbetekenis gekregen van rampspoed en straf. Paqad heeft volgens hen een zeer breed spectrum aan betekenissen, van straffen tot zorg. Die laatste vertaling bijvoorbeeld in Job 10:12 waar vertaald wordt: „U schonk mij het leven en de liefde, uw zorg [Hebr.: pekuddah] heeft mij bewaard.” Met een uitlegkunde die in feite zegt dat paqad zo’n beetje alles kan betekenen, en je per geval het zelf naar eigen inzicht kunt invullen, heb ik niet zo veel op. Een verklaring die in veel gevallen goed uit de voeten kan met één uitleg - (openen en) er licht in laten komen - vind ik dan veel voor de hand liggender. Hier zegt Job dan dat het licht wat God hem gaf, hem heeft bewaard. Dit klinkt mij zeer plausibel in de oren.
4 Een van de beste Hebreeuws-Engelse woordenboeken dat meestal als meest belangrijke standaardwerk beschouwd wordt is dat van Gesenius, Brown, Driver & Briggs (A Hebrew and English lexicon of the Old Testament, Houghton Mifflin, Boston/New York, 1906).
De in de hoofdtekst gebruikte uitleg sluit goed aan bij die van dit woordenboek, waarvan de verkorte versie voor פּקד geeft:
1. to attend to, muster, number, reckon, visit, punish, appoint, look after, care for
  a. (Qal
- wat het hier is)
   1. to pay attention to, observe
   2. to attend to
   3. to seek, look about for
   4. to seek in vain, need, miss, lack
   5. to visit
   6. to visit upon, punish
   7. to pass in review, muster, number
   8. to appoint, assign, lay upon as a charge, deposit
  b. ....

Een ander woordenboek, dat van Julius Fürst (A Hebrew & Chaldee lexicon to the Old Testament, Leipzig/ London/ Edinburgh, 1885) geeft als eerste betekenissen van פּקד: openen, splijten, ergens een insnijding in maken, bloot­leggen, goed bekijken (examineren). Hij legt een verband met קדד - qadad, dat o.a. staat voor: verdelen, opensnijden, afpellen, ...

De meeste woordenboeken geven de betekenissen die een woord in de hele periode van het schrijven van het Eerste Testament van de Bijbel had, en nog enkele eeuwen daarna in andere, bijv. rabbijnse literatuur. Dit is overwegend veel later dan de boeken die Mozes schreef (de Torah, midden 2e millennium vóór Christus). Omdat de Hebreeuwse taal in die twee millennia een enorme ontwikkeling doormaakte is het hier ook nuttig te kijken naar de taal van Abraham, die nog geen 500 jaar vóór Mozes was gekomen uit Ur, in Mesopotamië. Daar werd een naaste verwant van het Hebreeuws gesproken: het Akkadisch. Het in oorsprong met paqad overeenkomende Akkadische woord is paqádu. Dit stond voor betekenissen als: ‘zorgen voor’, ‘iemand iets toevertrouwen’, ‘zich ergens voor inspannen’ (bron: The Assyrian Dictionary of the Oriental Institute of the University of Chicago, Oriental Institute, Chicago IL, USA, 1956-2006; ISBN 0 918986 05 2; deel 12, p.115-129). Dit ondersteunt de inter­pretatie dat God alsnog ‘aandacht besteedt aan’ (de ongerechtigheid van de ouders zo die het leven van de kinderen beïnvloed heeft en daarin doorwerkt).

Van de oude symbolen van פּקד - paqad zijn meerdere uitleggingen mogelijk: pu: (lucht)openingquph: opgaande zondalt: deur, ingang – ‘opening - opgaande zon - deur/ingang’. Dus: ‘een opening maken als van een opengaande deur die het zonlicht binnenlaat’. Of: ‘opening - licht - ingaan’; dus: ‘een opening maken om licht erin binnen te laten’. Deze sluiten aan bij wat Julius Fürst aangeeft.
De tekst geeft dan dus aan dat God de ongerechtigheden van ouders voor de volgende generaties openlegt. Praktisch komt dit op hetzelfde neer als dat Hij er Zijn licht op laat schijnen, zoals hierboven gesteld.
Een alternatieve interpretatie van de oude symbolen ontstaat als we er op een andere manier naar gaan kijken: ‘aanblazen - opgaande zon - beweging/ingaan’. Daarbij is het van belang, te zien dat de combinatie quph: opgaande zondalt: deur, opening – ‘opgaande zon - beweging/ ingaan’ soms stond voor ‘vuur’ (warmte/licht die/dat omhoog beweegt; vgl. qadach en in het Akkadisch qâdu - aansteken, branden). Dus in totaal lees ik dan: ‘vuur (aan)bla­zen’.
Nu zou een mythische draak wellicht vuur hebben geblazen (gespuwd) om te ver­nietigen en te doden, maar ik zie hier een ander perspectief.
Ik stel de vraag: welk vuur werd soms aangeblazen in die tijd en waarom of waar­toe? Er zijn in feite twee belangrijke toepassingen: een is die van een smit of iemand die (edel)metaal zuivert en daarvoor een heet vuur nodig heeft, de andere toepassing, veel dichter bij het alledaagse leven, is dat je een olielamp even wat feller kon laten branden door hem wat extra lucht te geven. Dat combineer ik dan met de observa­tie uit de ontwikkelings­psychologie en de sociologie, dat zowel posi­tieve als negatie­ve gedragspatronen van ouders onbewust worden overge­dragen op hun kinderen. De vage associatie met de edelsmit voegt hieraan toe dat God de kinderen wil zuiveren van de zonden van de (voor)ou­ders.

Overigens staat in Tsephan-jahu (Zefanja) een mooie Hebreeuwse parallel die mijns inziens heel duidelijk bovenstaande uitleg van paqad bevestigt. In Tsephan-jahu 1: 12 zegt God tot Jehudah en in het bijzonder tot de inwoners van Jerushalaïm: „En het zal te dien tijde geschieden, dat Ik Jerushalaïm met lampen zal doorzoeken; en Ik zal paqad de mannen die dik geworden zijn op hun droesem, en die bij zichzelf zeggen: JaHUaH doet geen goed en Hij doet geen kwaad.” De Hebreeuwse stijlvorm die hier gehanteerd wordt, is die van herhaling in andere woorden. Het werkwoord paqad komt dus ongeveer overeen met ‘met lampen doorzoeken’.
Iets dergelijks in Jesha‘-jahu 26: 21, waar ‘aan het licht brengen’ veel beter past dan ‘straffen’ o.i.d. als vertaling van paqad: „Want zie, JaHUaH zal uit Zijn plaats uitgaan, om de ongerechtigheid van de inwoners van de aarde over hen paqad [= aan het licht te brengen]; en de aarde zal haar bloed ontdekken [Hebr: galah = ont-dekken, aan het licht brengen], en zal haar doodgeslagenen niet langer bedekt houden.”
Zie bijv. ook Psalm 17: 3 - de NBG vertaalt hier paqad met onderzoeken; het gaat erover dat God ’s nachts het hart van de Psalmist onderzocht heeft en niets kwalijks vond. ’s Nachts heb je inderdaad licht nodig om iets te (onder)zoeken.

5 Het is opvallend dat het woord ‘vader’ (אב - ’abh) in deze tekst in het meer­voud is gezet op een manier die doet alsof het een vrouwelijk woord is (אבות - ’abhot); in het meervoud horen de moeders er blijkbaar bij. Daarom vertaal ik dit meervoud met ‘ouders’.
6 Wat betreft de uitleg van de zinsnede: ונקּה לא ינקּה. Het ge­bruik van de infinitivus absolutus van de ontkennende vorm (לא) van het werk­woord נקּה - onschuldig verklaren, is traditioneel al onduidelijk gevonden en wel (zoals verschillende vertalingen van de parallele construc­ties in Jer.30:11; 25:29 and 46:28 laten zien) op tweeërlei manier uitgelegd: ófwel als versterking: ‘En Hij houdt zeker niet onschuldig’, ófwel als verzwakking: ‘En Hij houdt niet geheel onschuldig’, waarbij er dan extra nadruk komt op wat er nog op volgt (het paqad ...).
In deze context zij vermeld, wat de Kanttekeningen bij de Staten Vertaling schrijven bij Jer.30:11 (nadruk toegevoegd): „‘... niet gans onschuldig houden.’ Hebreeuws, ‘onschuldig houdende zal Ik ... niet onschuldig houden’; dat is hier, ‘niet ten enenmale of geheellijk ongestraft laten’”.
Ik houd het bij de (vrij­wel) letterlijke overname van de Hebreeuwse vorm, waarbij het ‘onschuldig houdende’ slaat op Gods handelen met de ouders zelf die vergeving (kunnen hebben) ontvan­gen, en het ‘zal Ik niet onschuldig houden’ op de ongerechtigheid zo die doorwerkt in volgende generaties en die daar nog opgelost moet worden.
toegevoegd:
6 okt. 2023

Zie ook: Eveline van Staalduine-Sulman, ‘Lijden kinderen om hun (groot)ouders?’, in: H. Lalleman, Ongemakkelijke teksten van het Oude Testament, Buijten & Schipperheijn Motief, Amsterdam, 2014; p.47-49.

Zie ook: J. Carl Laney, ‘God’s Self-Revelation in Exodus 34:6-8’, Bibliotheca Sacra, 158 (Jan.-Mar. 2001), p.36-51. Hoewel de auteur hiervan niet teruggaat op de oude betekenis van paqad, laat hij wel goed zien wat de teneur is van dit hele gedeelte. Hij vestigt ook de aandacht op de reactie van Mozes, nadat God Zich zo aan hem geopenbaard heeft: een reactie van aanbidding. Een ontmoeting met de levende God zal ons altijd ertoe brengen Hem met nóg meer ontzag te aanbidden!

Hallelu JaHUaH !


Reacties

5 aug. 2015

Harry Baarda

Zij die Gods Naam - Yahuwah / Jahushuah - horen; zeggen, Kom !
Openbaring 22:16,17.
Jahushuah zal alles door zijn Engel aan de gemeente openbaren.
"Hallelu-Jah, Jahushuah ever salvation !

naam: *
e-mail: * (wordt niet openbaar gemaakt)
website: (optioneel)
reactie:
Ik wil graag dat mijn reactie hier wel / niet opgenomen wordt.
* = verplicht veld


Het vorige artikel was: ‘De Palmboom in de Bijbel (2) Vol rijke symboliek’.

Het volgende artikel is: ‘De Palmboom in de Bijbel (3) Teken van Gods tegenwoordigheid en spreken’.

 
home  home ,  nieuws index  ,  artikelen index

  
bloemdecoratie 

Bedankt voor uw belangstelling!

bloemdecoratie