De veelzeggende Naam van God (22)De rijkdom van de Titel אֵל רַחוְּם - ’El Rachum
André H. Roosma 12 maart 2021
Enige tijd geleden bespak ik de titel אֵל שַׁדַּי - ’El Shaddai - de God Die
rijkelijk Zijn liefde en leven aan ons uitdeelt. Dat vind ik één van de mooiste
titels of beschrijvingen die de Bijbel geeft aan God JaHUaH1.
Zo mogelijk nóg mooier is de titel אֵל רַחוְּם - ’El Rachum. Deze titel is héél speciaal. Ik wil hieronder eerst kort
iets zeggen over de betekenis ervan en dan enkele teksten noemen waarin
deze titel voorkomt. Vervolgens kijk ik met u naar verwante aanduidingen
die de Bijbel op God toepast. Als laatste kijken we dan ook nog naar het Nieuwe
Testament en hoe hetzelfde beeld van God ook daarin een grote rol speelt.
Het woord רַחוְּם - rachum staat in
verband met de werkwoorsstam רָחַם - rácham,
waarvoor een woordenboek geeft: (innig) liefhebben, medelijden hebben,
compassie hebben, tedere affectie hebben; en een ander woordenboek:
liefkozend strelen/betasten; en van hieruit: liefhebben, vooral zich erbarmen;
compassie hebben met, liefde,
genade vinden/ tonen. Hetzelfde woord רָחַם -
rácham heeft als zelfstandig naamwoord de betekenissen: baarmoeder
(als het ongeboren kind met liefde, zorg en tederheid omgevend en koesterend);
of tedere liefde, (tedere) ontferming, medelijden.
Dat maakt ’El Rachum een God van innige liefde, genade, van
compassie, Die leven geeft, Die Zijn kinderen beschermt, koestert en voedt, en
Die al hun vuil afvoert. En zo nodig doet Hij dat, zelfs ten koste van Zijn
eigen leven, zoals een baarmoeder alle voeding naar het ongeboren kind
laat gaan, zo nodig ten koste van de moeder. Ik zeg: wow, wat een heerlijke God! En ik constateer dat Hij in De
Messias Jeshu‘a inderdaad heeft bewezen dat Hij zó
is, dat Hij ons teder liefheeft en koestert, zelfs ten koste van Zijn eigen
leven!
Dit beeld gaat nóg dieper dan het beeld van de wijnstok en de ranken
(Johannes 15:1-14). Of dat van de hen die haar kuikens zacht maar ook krachtig
wil beschermen onder haar vleugels (Mattheus 23:37-39; vgl. Psalm 36:7). Dit beeld laat God zien terwijl Hij ons op een tedere manier leven geeft,
ons koestert in Zijn warmte, beschermt met Zijn eigen lichaam, ons voedt -
meer dan Zichzelf, al onze pijn verzacht en al ons ‘vuil’ wegdraagt.
Kortom: een actief handelende God vol tederheid en genadevolle
compassie en onbeschrijfelijk grote liefde.
In Exodus lezen we over hoe JaHUaH het volk Israël uit de
slavernij in Egypte had verlost. Kort daarna moesten ze even wachten op de
terugkomst van Mozes (eig. Mosheh) die de berg Sinaï beklommen had om daar
God te ontmoeten en van Hem richtlijnen te ontvangen. En gelijk gingen ze ertoe
over om een groot afgodsbeeld te maken. Wat een klap in het gezicht van hun
God, JaHUaH! Bij terugkomst had Mozes de steen-tabletten met de hoofdsom
van Gods aanwijzingen van schrik en ontzetting stuk laten vallen. Daarna beklom hij de berg opnieuw en had hij een tweede grote ontmoeting
met JaHUaH waarin hij vroeg, JaHUaH beter te mogen leren kennen.
JaHUaH openbaarde Zichzelf toen aan hem als volgt:
וַיַּעֲבֹר יְהוָה עַל־פָּנָיו וַיִּקְרָא יְהוָה יְהוָה אֵל רַחוְּם וְחַנּוְּן אֶרֶךְ אַפַּיִם וְרַב־ חֶסֶד וֶאֱמֶת
נֹצֵר חֶסֶד לָאֲלָפִים נֹשֵׂא עָוֹן וָפֶשַׁע וְחַטָּאָה וְנַקֵּה לֹא יְנַקֶּה פֹּקֵד
עֲוֹן אָבֹות עַל־בָּנִים וְעַל־בְּנֵי בָנִים עַל־שִׁלֵּשִׁים וְעַל־רִבֵּעִים En JaHUaH ging voor zijn aangezicht voorbij, en JaHUaH riep:
JaHUaH, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van
goedertierenheid en trouw.
Die goedertierenheid bestendigt aan duizenden, Die ongerechtigheid, en
overtreding, en zonde vergeeft; en ouders aldus
onschuldig verklarend, verklaart Hij niet onschuldig maar geeft licht op [of: besteedt aandacht aan; brengt aan het licht; telt]
de doorwerking van de ongerechtigheid van de
ouders bij de kinderen en kindskinderen, tot aan het derde en vierde
geslacht.
Exodus 34: 6-7; zie ook mijn studie van deze tekst
Het allereerste wat God verklaart en openbaart over Zichzelf is Zijn
glorierijke Naam יהוה - JaHUaH;
Hij is er en zal er zijn. Wat een ontzagwekkende belofte! Het tweede dat JaHUaH verklaart is dat Hij is: אֵל רַחוְּם וְחַנּוְּן - ’El Rachum ve
channun - God barmhartig/vol ontferming en genade. In al Zijn handelen
met Israël staat dit voor JaHUaH voorop. Juist in déze situatie is dat opvallend! Wanneer wij het verprutst hebben,
laat God JaHUaH Zich zien als ’El Rachum - een God van
barmhartigheid en genade!
Het eerste deel van deze beschrijving, ’El Rachum - God
barmhartig/vol ontferming, zien we vaker door heel de Tanakh, het
Eerste Testament van de Bijbel, heen:
כִּי אֵל רַחוְּם יְהוָה אֱלֹהֶיךָ לֹא יַרְפְּךָ וְלֹא יַשְׁחִיתֶךָ וְלֹא
יִשְׁכַּח אֶת־בְּרִית אֲבֹתֶיךָ אֲשֶׁר נִשְׁבַּע לָהֶם Want een barmhartig God is JaHUaH, uw God; Hij zal u niet in de
steek laten, en u niet in het verderf storten; Hij zal niet vergeten het
verbond met uw vaderen, dat Hij onder ede met hen gesloten heeft. Deuteronomium 4:31; andere passages o.a. in Nechemjah 9: 17, 31; Psalm 86: 15; Joël 2: 13;
Jona 4:2.
Los van de beschrijving dat JaHUaH een אֵל רַחוְּם - ’El Rachum - barmhartig God van compassie is,
wordt ook de stam רָחַם - rácham - compassie
(hebben), barmhartig (zijn), een baarmoeder, vaak door heel de Tanakh -
het Eerste Testament van de Bijbel, toegepast op onze God JaHUaH.
Onder andere in: Exodus 33:19, Psalm 102:13; 103:13; 116:5;
Jesha‘-jahu 14:1; 49:13,15; Jirme-jahu 30:18; 31:20; 42:12; Klaagl. 3:32;
Hoshe‘ah 1:7; 14:3; Habakuk 3:2; Zakhar-jah 1:12. In de meervoudsvorm רַחֲמִ֥ים - rachamim is
het nog sterker. We komen deze vorm, toegepast op God, o.a. tegen in
Deut.13:17; Jes.54:6-7; Dan.9:9; Hos.2:18; Ps.145:8-9. Bijvoorbeeld de tekst uit
Jesha‘-jahu:
6 Want als een verlaten
vrouw die pijn leed in haar geest heeft JaHUaH je geroepen; als een
echtgenote in je jeugdjaren, toen je werd afgewezen, zegt je God. 7 Voor een klein ogenblik heb Ik je verlaten; maar met
grote ontfermingen [of: met grote, meervoudige
barmhartigheid] zal Ik je weer tot Mij vergaderen.
In Psalm 103:13 vind ik het mooi dat het beeld van de racham
juist gekoppeld wordt aan Gods tedere Vaderschap:
13 Net zó als zich een
vader ontfermt [racham] over de
kinderen, ontfermt [racham] Zich
JaHUaH over wie Hem vrezen.
En in Psalm 40 koppelt David het aan die andere twee belangrijke
eigenschappen van JaHUaH: goedertierenheid/ genade/ leven geven en trouw/
waarheid/ integriteit, waarover ik al eerder schreef:
12 U, JaHUaH zult
Uw barmhartigheden [rachamikha] mij niet
onthouden; laat Uw goedertierenheid en Uw trouw mij voortdurend
behoeden.
Dezelfde notie van Gods grote barmhartigheid komen we ook in het Nieuwe
Testament regelmatig tegen. Bijvoorbeeld, in zijn door de Geest geleide loflied, profeteerde de
priester ZakharJah over zijn zoon Johannes de Doper en God:
76 “... En jij, kind,
zult een profeet van de Allerhoogste heten, want je zult uitgaan voor het
aangezicht van de Heer, om Zijn wegen te bereiden, 77 om aan zijn volk te geven kennis van leven/heil in de vergeving van hun
zonden, 78 door de goedertierenheid van onze God en
in Zijn barmhartigheid, (Delitzsch’ Hebreeuwse
vertaling2: בְּחֶסֶד אֱלֹהֵינוּ וּבְרַחֲמָיו - be-chesed eloheinu u-be-rachmav - lett: in de goedertierenheid van onze God en in
Zijn rachamim/meervoudige compassie); waarmee de Zonsopgang uit
de hoogte naar ons zal omzien, 79 om licht te geven
aan hen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw van de dood, en om onze
voeten te richten op de weg van de vrede.”
Lukas 1:76-79; vertaald met oog voor de Aramese Peshitta.
In Marcus 1 lezen we bijvoorbeeld over Jezus
(Jeshu‘a):
39 En Hij predikte in
hun synagogen door heel Galilea en dreef de demonen uit.
40 En er kwam een melaatse naar Hem toe, die
Hem smeekte en voor Hem op de knieën viel en tegen Hem zei: Als U wilt,
kunt U mij reinigen.
41 En Jezus, innerlijk met ontferming bewogen, stak Zijn hand uit, raakte hem aan en zei tegen hem: Ik wil het,
word gereinigd!
42 En toen Hij dit gezegd had, week de melaatsheid
meteen van hem, en hij werd gereinigd.
Johannes begint zijn tweede brief met deze woorden:
1 De oudste aan de
uitverkoren vrouw en haar kinderen, die ik in waarheid liefheb, en niet alleen
ik maar ook allen, die de waarheid hebben leren kennen, 2 omwille van de waarheid, die in ons blijft en met ons zijn zal tot
in eeuwigheid: 3 genade, barmhartigheid (Delitzsch’ Hebreeuwse vertaling: רַחֲמִים - rachamim) en vrede
zal met ons zijn van God, de Vader, en van Jezus Christus, de Zoon van de
Vader, in waarheid en liefde.
En de apostel Paulus schrijft aan de gemeente in Rome:
8
Ik bedoel namelijk, dat Christus ter wille van de waarachtigheid van God een
dienaar van besnedenen geweest is, om de beloften, aan de voorvaderen gedaan,
te bevestigen, 9 en dat de heidenvolken God ter wille van Zijn barmhartigheid (Delitzsch’ Hebreeuws: רַחֲמָיו
- rachamav - Zijn rachamim) gaan verheerlijken, zoals
geschreven staat: Daarom zal ik U loven onder de heidenvolken en Uw Naam met snarenspel prijzen. 10 En verder zegt Hij: “Verheugt u, heidenvolken, met Zijn volk.” 11 En nogmaals: “Looft u
JaHUaH, alle heidenvolken, en prijst u
Hem, alle natiën!” Romeinen 15:8-11; met
referentie naar 2 Sam.22:50/Ps.18:50; Deut.32:43a; Ps.117:1.
Aan de gemeente in Korinthe schrijft Paulus:
3 Geloofd zij de God
(of: De gezegende God; zie voetnoot in de NET
Bible) en Vader van onze Here Jezus Christus, de Vader van de
barmhartigheden
(Delitzsch’ Hebreeuwse vertaling: אַב הָרַחֲמִים - abh ha-rachamim) en de God van
alle vertroosting,
4 Die ons troost in al onze druk, zodat wij hen, die
in allerlei druk zijn, troosten kunnen met de troost, waarmee wijzelf door God
vertroost worden.
5 Want gelijk het lijden van Christus overvloedig
over ons komt, zo valt ons door Christus ook overvloedig vertroosting ten deel.
6 Worden wij verdrukt, het is u tot troost en heil,
worden wij getroost, het is u tot een troost, die zijn kracht toont in het
doorstaan van hetzelfde lijden, dat ook wij ondergaan.
7 En onze hoop voor u is wel gegrond, want wij
weten, dat u evenzeer aan de vertroosting deel hebt als aan het lijden.
2 Korinthiërs 1:3-7; zie ook: Efeziërs 2:4-5.
En in de eerste brief van Petrus en de brief aan de Hebreeën lezen we
over Jezus:
3 Geloofd zij de God en
Vader van onze Here Jezus Christus, Die ons naar Zijn grote
barmhartigheid door de opstanding van Jezus Christus uit de doden heeft
doen wedergeboren worden tot een levende hoop, 4 tot
een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen
weggelegd is voor u, 5 die in de kracht van God
bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, die gereed ligt om
geopenbaard te worden in de laatste tijd.
1 Petrus 1: 3-5
14 Omdat nu die kinderen van vlees en bloed zijn, heeft Hij
eveneens daaraan deel gehad om door de dood hem die de macht over de dood had
– dat is de duivel – teniet te doen,
15 en allen te verlossen die door angst voor de
dood gedurende heel hun leven aan slavernij onderworpen waren.
16 Want werkelijk, Hij neemt de engelen niet aan,
maar Hij neemt het nageslacht van Abraham aan.
17 Daarom moest Hij in alles aan Zijn broeders
gelijk worden, opdat Hij een barmhartig (Delitzsch’ Hebreeuws: רַחֲמָן -
rachman) en een getrouw Hogepriester zou zijn in de dingen die
God betreffen, om de zonden van het volk te
verzoenen.
18 Want waarin Hij Zelf geleden heeft, toen Hij
verzocht werd, kan Hij hen die verzocht worden, te hulp komen.
Hebreeën 2:14-18
Wow, wát een God! Woorden schieten te kort naarmate ik langer over deze
wonderbare eigenschap van JaHUaH, de God van de Bijbel, nadenk...
Hallelu JaHUaH !
Ik kan u alleen maar aanraden hier met de genoemde teksten zelf nog verder
over na te denken en deze prachtige karakter-eigenschap van JaHUaH tot
u door te laten dringen en u erover te verwonderen.
Overigens roept de Bijbel ook ons ertoe op, iets van deze mooie
eigenschap van God over te nemen in ons karakter:
Wees zó barmhartigen (רַחֲמָנִים - rachmanim) zoals
jullie Vader barmhartig (רַחוּם - rachum) is.
Lukas 6:36 (vertaald in parallel met Delitzsch)
Door Zijn barmhartige Heilige Geest wil Hij dat in ons hart uitwerken!
We hoeven het alleen maar te ontvangen en erin mee te gaan. Dat zal zich uiten
in hoe we met onszelf en anderen omgaan.
Hallelu JaHUaH !
Noten
1 |
De glorierijke Naam van God, JaHUaH geef ik hier
zo goed mogelijk weer vanuit het oudste Hebreeuwse origineel. Voor meer achtergrond informatie over deze glorierijke Naam van God,
zie: André H. Roosma,
‘De wonderbare en liefelijke Naam van de God Die er was, Die er is, en Die
er zijn zal’ , uitgebreide Accede!/Hallelu-JaH! studie (ca. 90 p.), juli 2009. |
2 |
Franz
Delitzsch was een geleerde die zich heel grondig verdiept heeft in de
Hebreeuwse taal en cultuur. Van daaruit heeft hij een Hebreeuwse vertaling
gemaakt van het Nieuwe Testament van de Bijbel, die zo nauwkeurig mogelijk
aansluit bij het denken en woordgebruik van het Eerste Testament. Hoewel hij
dit werk al in 1877 voltooide, is het tot op vandaag nauwelijks ge-evenaard
(de vertaling van Isaac Salkinson en Christian David Ginsburg uit 1887 zit
erbij in de buurt). Ik gebruik de versie van 1886 die in TheWord beschikbaar
is. |
Bij wat ik hier schreef moet ik ook denken aan het lied
van Christiaan Verwoerd: Ik sta
vol ontzag voor U ! (Opwekking 803), met daarin o.a. die woorden:
liefdevol ontfermend is Uw hart...
Het Zoeklicht (86 (4), 2010) heeft ook een artikel
over ’El
Rachum.
Vorige delen in deze serie De veelzeggende Naam van
God: (21) Waarom het christendom DE NAAM veelal negeerde; (20) JaHUaH - de ware God van de Bijbel – is betrokken!; (19) De rijkdom van de Titel אֵל שַׁדַּי -
’El Shaddai; (18) Waarom het rabbijnse jodendom DE NAAM niet wil noemen; (17) Wat we leren uit Jezus’ verzoeking in de woestijn.
|