Hallelu-JaH - alle eer aan JaHUaH
  

Namen in de Bijbel (12)
De פְּרוּשִׁים - Perushim / φαρισαιοι / Farizeeën

André H. Roosma
30 augustus 2014

In het Nieuwe Testament komen we hen regelmatig tegen: de farizeeën. Hun Ne­der­landse naam is afgeleid van het Latijnse pharisæus, meervoud: pharisæi; via het Griekse φαρισαιοι - pharisaioi afgeleid van het Hebreeuwse פְּרוּשִׁים - peru­shim, meervoud van פָּרוּשׁ - perush. Dat laatste is dan weer het passief vol­tooid deel­woord van het werkwoord פָּרָשׁ - pārāsh [H6567]. En dat staat voor: (1) (door)prik­ken, steken, snijden, bijten (als van een slang), verwonden; (2) splijten, uit­splitsen, in tweeën snijden, afscheiden, en vandaar: onderscheiden, nauwkeurig specifi­ceren, nader verklaren; (3) verspreiden.

De Engelstalige Wikipedia geeft een duidelijke schets van hun ontstaans-achter­grond. Het leven van de Joden veranderde drastisch door de Baby­lonische balling­schap. De deportatie begon in 597 BC, in 587 BC werd Jerushalem ingenomen en verwoest, inclusief de tempel. Nadat de Perzi­sche koning Koresh in 537 BC het Babylonische rijk veroverd had, gaf hij de Joden in 535 BC toestemming terug te keren en de tempel van JaHUaH te herbouwen, wat rond 515 BC voltooid was. Het bestuur van het land bleef echter in handen van de Perzen. Daarmee werden de priesters, de toenmalige Sadduceeën, de machtigste partij onder de Joden zelf. Naast hen groeide een groep van schriftgeleerden, die zichzelf opwierpen als godsdienstige onderwijzers. In de loop der tijd lieten deze zich rabh1 of rabbi (meester, respectievelijk mijn meester) noemen en werden ze ook wel aangeduid als de wijzen of de ouden. Zij wisten alles wat het geloof en het dagelijks leven aangaat tot in het kleinste detail uit te splitsen, te specifi­ceren en te bediscussië­ren – vandaar de naam perushim - farizeeën. Hun voornaamste basis was niet de Tanakh (het Eerste Testament van de Bijbel) of de Torah daaruit, maar hun eigen eer en allerlei mondelinge overleverin­gen en visies die zich in die tijd rijkelijk ver­menig­vuldigden.

Tussen twee haakjes: ik hanteer hier het essentiële onderscheid tussen, enerzijds, de Joden (met hoofdletter J) als nakomelin­gen van de stam of het volk Jehudah en, anderzijds, het jodendom (met kleine letter j) als gods­dienst. Dat onderscheid intro­duceerde ik al in m’n eerdere artikel over יְהוּדָה - Jehudāh.

In feite waren de perushim - farizeeën degenen die de Talmuds ontwikkelden binnen het jonge jodendom. De uitgebreide Engelstalige Wikipedia pagina over de farizeeën zegt onder meer (mijn vertaling):

“De wijzen van de Talmud zien een rechtstreekse link tussen henzelf en de farizeeën, en historici beschouwen algemeen het farizeese jodendom als de voorouder van het rabbijnse jodendom, dat is de hoofdstroom van het nor­matieve jodendom na de verwoesting van de tweede tempel. Alle hoofd­stroom vormen van het jodendom zien zichzelf vandaag als erfgenamen van het rabbijnse jodendom en, uiteindelijk, van de farizeeën.”2

Hierboven schreef ik: Talmuds (meervoud), want er zijn er twee. De joden in Israël volgen voornamelijk de Jerushalem Talmud en met name veel rabbijns jodendom buiten Israël volgt de Babylonische Talmud. die bijna twee keer zo dik is en veel sterker beïnvloed is door Babylonische afgoderij.
De invloed van de farizeeën groeide sterk nadat in 70 AD de tweede tempel in Jerushalem verwoest was en het Levitische priesterschap een belangrijk deel van haar taak en inkomsten, en zodoende van haar invloed verloor.3 De farizeeën hadden intussen een grote rol opgebouwd in de lokaal verspreide synagoges, die vooral dienden als leerhuizen.

Jezus / Jeshu‘a en de farizeeën

Tegen de achtergrond van het bovenstaande is het relevant om te kijken wat de Bijbel ons vertelt over de farizeeën en in het bijzonder hoe Jezus / Jeshu‘ah over hen en over hun onderwijs dacht. In de Evange­liën in het Nieuwe Testament vinden we veel over hen. Ik beperk me in eerste instantie even tot het Evangelie van Matthe­üs (zijn Hebreeuwse naam was hoogstwaarschijnlijk Mattit-jahu - gave van JaHUaH).

In Mattheus 3: 7 staat van Johannes de Doper: “Toen hij nu zag, dat vele van de farizeeën en sadduceeën tot de doop kwamen, zei hij tot hen: „Adderengebroed, wie heeft u een wenk gegeven om de komende toorn te ontgaan?”

In Mattheus 5: 17-20 bespreekt Jeshu‘ah Zijn relatie met de Torah: “Meen niet, dat Ik gekomen ben om de Torah of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg jullie: Voor de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de Torah, voordat alles zal zijn gebeurd. Wie één van de kleinste van deze geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; maar wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen. Want Ik zeg jullie: Als je gerechtigheid niet overvloedig is, meer dan die van de schriftgeleerden en farizeeën, zullen jullie het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan.” Jezus zegt hier dus dat de farizeeën met al hun precieze regeltjes niet in het Koninkrijk der hemelen zullen komen. Met wettische regeltjes kom je er niet. Het is alleen door een plaatsvervangend offer en door Gods genade, de grote barmhar­tig­heid van JaHUaH, de God van Isra’el, dat we er komen. En Jezus heeft Zichzelf als dat offer, dat plaatsvervangende Pesach-lam eens en voor altijd gebracht op Golgotha! Hallelu-JaHUaH!

In Mattheus 9: 11-13 hebben de farizeeën commentaar op het feit dat Jeshu‘a at met tollenaren en zondaars, dat wil zeggen: met mensen die door de farizeeën diep veracht werden als ‘zon­daars’. Het farizeïsme had zo zijn indelingen van mensen. Velen werden bij voorbaat totaal veroordeeld. Genade bestond voor hen niet. Met ‘zon­daars’ ging je dus niet om, want je mocht eens besmet worden... Ze spreken Jeshu‘āh er echter niet rechtstreeks op aan dat Hij wél met allerlei mensen omging, maar doen dat via Zijn volgelingen. Hij vangt het echter toch op en spreekt hen aan op hun onbarmhartig­heid, die haaks staat op wat JaHUaH in de Torah en via de profeten onderwees.

Wanneer iedereen zich in Mattheus 9: 32-34 verbaast en verwondert over hoe Jeshu‘a iemand van een demon bevrijdt zodat die persoon weer kon horen en spreken, zijn de farizeeën er als de kippen bij om, liegende, te zeggen dat Hij de demon door de hoogste van de demonen uitgedreven had, en dus niet door de Geest van God (iets derge­lijks gebeurt nogmaals: Mat. 12: 24; vergelijk ook Johannes 8: 48-49). Ze beledigen daarmee niet alleen Jeshu‘a als Zoon van God, maar ook God de Vader Zelf, door Zijn Geest de hoogste van de demonen te noemen! Ze hadden duidelijk geen idee van Wie God was en waar Hij mee bezig was!

Als Jeshu‘a een keer op Shabbat met Zijn volgelingen door de korenvelden loopt, en zij wat aren plukken en eten (Mattheus 12: 1-8), spreken de farizeeën Hem daar­op aan (dus opnieuw niet rechtstreeks maar via een ander!). Hij geeft ook daar aan dat ze geen idee hebben van waar de Torah over gaat en wijst hen opnieuw op de barm­hartigheid als centrale thema ervan, dat door hen totaal niet nageleefd werd. Als ze het dan niet van Hem kunnen winnen, en Hij nog iemand geneest, beraadsla­gen ze om Hem om te brengen (vers 14). Hij tastte hun afgodische systeem aan en ze veranderden niet maar beraamden een moordplan...
Wanneer ze Hem dan willen pakken en een teken vragen (Mat. 12: 38-39; iets derge­lijks nogmaals in Mat. 16: 1-4) noemt Hij hen “een verdorven en overspelig geslacht” – niet mis te verstane taal!

In Mattheus 15: 1-9 lezen we: “Toen kwamen enige schriftgeleerden en farizeeën uit Jeruzalem bij Jezus en zeiden: Waarom overtreden Uw volgelingen de overleve­ring van de ouden? Want zij wassen hun handen niet als zij brood gaan eten. Maar Hij antwoordde en zei tegen hen: Waarom overtreedt ook u het gebod van God door uw overlevering? God heeft immers geboden: Eer uw vader en moeder, en: Wie vader of moeder vervloekt, moet zeker sterven. Maar u zegt: Wie maar tegen vader of moeder zegt: Het is bestemd als offergave, wat u van mij had kunnen krijgen, en zijn vader en moeder niet zal eren, met hem is het in orde. En zo hebt u door uw overlevering het gebod van God krachteloos gemaakt. Huiche­laars! Terecht heeft Jesaja over u geprofeteerd, toen hij zei: „Dit volk nadert tot Mij met hun mond en eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich ver bij Mij vandaan; maar tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen onderwijzen die geboden van men­sen zijn.”” – een karakterisering die heel duidelijk is. Ook duidelijk is dat het met name gaat over de overlevering van de farizeeën (de latere Talmud), die volgens Jezus haaks staat op wat God JaHUaH in de Torah had gezegd. Het voorbeeld dat Jezus geeft is heel typerend voor de redeneringen die we vinden in de Talmud en hoe daarin alles wat God Zelf gezegd en geboden heeft opzij geschoven wordt. Jezus’ volgelingen merken dat de farizeeën zich door Jezus’ woorden erg op hun teentjes getrapt voelden (vers 12).

In Mattheus 16: 6, 11-12 waarschuwt Jezus zijn volgelingen ondubbel­zinnig tegen de leer van de farizeeën. Door die met zuurdesem te vergelijken, zegt Hij in feite ook dat het hen opgeblazen maakt: ze lijken er groter door, maar in de kern is het een vorm van bederf. (Vergelijk wat ik eerder schreef over Matsot -I en deel II.)

In Mattheus 21: 28-46 vertelde Jezus een paar gelijkenissen. Die gingen over een zoon die grote woorden had maar er niet naar handelde, en pachters van een wijngaard die de knechten van de eigenaar mishandelden en uiteindelijk zelfs zijn zoon doodden. Toen de farizeeën door hadden dat Hij het in feite over hén had, wilden ze Hem grijpen, maar deden dat niet omdat ze bang waren voor de mensen­menigten, die Hem voor een profeet hielden. Dat karakteriseert hen: ongezeg­lijk en handelend vanuit angst.

In Mattheus 23:1-39 lezen we: “Toen sprak Jezus tot de menigte en tot Zijn volge­lingen, zeggende: De schriftgeleerden en de Farizeeën zijn gaan zitten op de stoel van Mozes; daarom, al wat zij u zeggen dat u in acht moet nemen, neem dat in acht en doe het; maar doe niet naar hun werken, want zij zeggen het, maar doen het zelf niet. Want zij binden zware lasten samen, en leggen die op de schouders van de mensen; maar zij willen die zelf met geen vinger verroeren. Al hun werken doen zij om door de mensen gezien te worden, want zij maken hun gebedsriemen breed en de kwastjes aan hun kleren groot. Zij zijn zeer gesteld op de ereplaatsen tijdens de maaltijden en op de voorste plaatsen in de synagogen; zij zijn ook belust op de begroetingen op de markten, en om door de mensen ‘rabbi, rabbi’ genoemd te worden.
Maar jullie zullen je niet ‘rabbi’ [dat is: mijn Meester] laten noemen, want Eén is jullie Meester, namelijk Christus; en jullie zijn allen broeders. En jullie zullen niemand op aarde je vader noemen, want Eén is jullie Vader, namelijk Hij Die in de hemelen is. Laat je ook niet leraar noemen, want Eén is uw Leraar, de Messias. Maar de belang­rijkste van jullie zal jullie dienaar zijn. En wie zichzelf zal verhogen, zal vernederd worden; en wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd worden.
Maar wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huiche­laars, want jullie versperren de mensen de toegang tot het Koninkrijk der hemelen; jullie gaan er immers zelf niet binnen, en hen die er binnen willen gaan, laten jullie er niet binnengaan. Wee jullie, schrift­ge­leer­den en farizeeën, huiche­laars, want jullie verslinden de huizen van de weduwen, en voor de schijn bidden jullie lang; daarom zult u een des te zwaarder oordeel ontvangen. Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huiche­laars, want jullie reizen zee en land af om één proseliet te maken, en als hij het geworden is, maakt u hem een kind van de hel, dubbel zo erg als jullie. Wee jullie, blinde leiders, die zeggen: “Heeft iemand gezworen bij de tempel, dan betekent dat niets; maar heeft iemand gezworen bij het goud van de tempel, dan is hij aan die eed gebonden.” Dwazen en blinden! Want wat is meer, het goud of de tempel, die het goud heiligt? En: “heeft iemand gezworen bij het altaar, dan betekent dat niets; maar heeft iemand gezworen bij de gave die daarop ligt, dan is hij aan die eed gebonden.” Dwazen en blinden! Want wat is meer, de gave of het altaar, dat de gave heiligt? Wie daarom zweert bij het altaar, die zweert daarbij en bij alles wat daarop ligt; en wie zweert bij de tempel, die zweert daarbij en bij Hem Die daarin woont; en wie zweert bij de hemel, die zweert bij de troon van God en bij Hem Die daarop zit. Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, want jullie geven tienden van munt, dille en komijn, maar laten het belangrijkste van de Wet weg: recht, barmhartigheid en trouw. Deze dingen zou men moeten doen en die andere niet nalaten. Blinde leiders, die de mug uitzift maar de kameel doorslikt. [hier gebruikte Jezus waarschijnlijk een woordspeling w.b. het uitziften en de naam farizeeën] Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, want jullie reinigen de bui­ten­kant van de drinkbeker en van de schotel, maar van binnen zijn ze vol van roofzucht en onmatigheid. Blinde farizeeër, reinig eerst de binnenkant van de drinkbeker en de schotel, zodat ook de buitenkant daarvan rein wordt. Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, want u bent als de witgepleisterde graven, die van buiten wel mooi lijken, maar van binnen liggen ze vol doodsbeen­deren en allerlei onreinheid. Zo lijken jullie ook wel van buiten rechtvaardig voor de mensen, maar van binnen zijn jullie vol huichelarij en wetteloosheid. Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, want jullie bouwen de graven voor de profeten en versiert de grafmonumenten van de rechtvaardigen, en jullie zeggen: Als wij in de tijd van onze vaderen hadden geleefd, hadden wij niet met hen mee­ge­werkt om het bloed van de profeten te vergieten. Aldus getuigen jullie tegen jezelf, dat jullie kinderen zijn van hen die de profeten gedood hebben. Maken ook jullie dan de maat van jullie vaderen vol! Slangen, adderengebroed, hoe zouden jullie aan de veroordeling tot de hel ontkomen? Daarom zie, Ik zend profeten, wijzen en schriftgeleerden naar jullie toe, en sommigen van hen zullen jullie do­den en kruisi­gen, en sommigen van hen zullen jullie geselen in jullie syna­gogen, en jullie zullen hen vervolgen van stad tot stad [noot: dit is ook inderdaad gebeurd!], opdat over jullie al het rechtvaardige bloed zal komen dat vergoten is op de aarde, vanaf het bloed van de rechtvaardige Hābhel tot het bloed van Zakhar-jahu, de zoon van Berekh-jahu, die jullie gedood hebben tussen het heiligdom en het altaar. Voorwaar, Ik zeg jullie: Al deze dingen zullen komen over dit geslacht.
Jerushalem, Jerushalem, dat de profeten doodt en stenigt wie naar haar toe gezon­den zijn! Hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels; maar jullie hebben het niet gewild! Zie, jullie huis wordt als een woestenij voor jullie achtergelaten.
Want Ik verzeker jullie: Jullie zullen Mij van nu af aan niet meer zien, totdat jullie zeggen: Gezegend Hij Die komt in de Naam van JaHUaH!
(vgl. Psalm 118: 26 )

Bij dit gedeelte zegt de bekende Bijbel-uitlegger Matthew Henry in zijn commen­taar (verkorte, Nederlandse versie): “In al Zijn prediken vinden wij Christus jegens generlei soort van mensen zo streng als jegens deze schriftgeleerden en Farizee­ën, want niets is ook zo lijnrecht tegenover­gesteld aan de geest van het Evan­ge­lie als de aard en het gedrag van dat geslacht van mensen, die onder den dek­man­tel van vroomheid slechts hoogmoed, wereldsgezindheid en tirannie verborgen. ...

Het is duidelijk dat Jezus/ Jeshu‘a een Jood was, maar dat Zijn leer haaks stond op die van de farizeeën c.q. van het talmudische (rabbijnse) jodendom.

Tot slot: Het werkwoord פָּרָשׁ - pārāsh komen we in Spreuken 23: 31-32 tegen in de veel­zeggen­de betekenis van gif spuiten (als een adder!), in de context van een waar­schuwing, je niet te laten bedwelmen door te veel wijn: “Kijk niet naar de wijn, wanneer hij rood kleurt, als hij fonkelt in de beker, al glijdt hij gemakkelijk naar binnen. Uiteindelijk bijt hij als een slang, spuwt hij gif als een adder.” Dat de פְּרוּשִׁים - perushim - farizeeën dit woord pārāsh als basis van hun naam namen, is dus veelzeggend, en de beschimping als Adderengebroed! door Johannes de Doper en Jezus Zelf is te zien als een duidelijke hint naar deze passage dan wel op z’n minst naar deze betekenis van pārāsh.
Daarmee is ook alles gezegd over het talmudisch- rabbijnse jodendom, dat op de leer van de farizeeën gebaseerd is. U bent gewaarschuwd!

Er zijn mensen die zich verbazen over Luther en wat hij geschreven heeft over de Joden en over het jodendom. Luther was – net als ik – zéér positief over de Joden. Hij droeg Gods volk een zeer warm hart toe. Later schreef hij echter venijnig en hard over het jodendom. Dat was nadat hij zich verdiept had in de Talmud – de basis ervan. Hopelijk begrijpt u na dit artikel iets meer van deze twee boodschap­pen van deze belangrijke man uit de kerkgeschiedenis, al praat ik hier natuurlijk geen haat tegenover Joden goed.

Het bovenstaande onderstreept het grote belang van het essentiële onderscheid tussen enerzijds de Joden als nakomelin­gen van de stam of het volk Jehudah met een speciale roeping, en, anderzijds, het rabbijnse of talmudische jodendom als godsdienst. (Dit onderscheid introduceerde ik al in m’n artikel over יְהוּדָה - Jehudāh.)
Maken we dit onderscheid niet en koppelen we de Joden als volk en het talmudi­sche jodendom aan elkaar, dan zijn er twee mogelijkheden, de consequenties van de een nog erger dan die van de andere:4

  • óf we onderkennen de afgoderij van het rabbijnse jodendom, wijzen het af en wijzen daar­mee ook de Joden als speciaal door God uitgekozen volk af; dit eindigt meestal met een vervangingstheologie en antisemitisme;
  • óf we omarmen de Joden als volk en halen daarmee ook de afgoderij van het rabbijnse jodendom binnen; dit eindigt meestal met wetticisme en verlooche­ning van Jezus / Jeshu‘a als de Zoon van God Die in een menselijke gedaante tot ons kwam, op Golgotha de zonden van heel de wereld droeg, en na drie dagen de dood overwon en weer opstond uit het graf.

Beide verwerp ik. Door het onderscheid duidelijk te maken, kan ik me distantiëren van de afgoderij van het rabbijnse jodendom én tegelijkertijd heel Isra’el als door God uitgekozen volk, en de Joden als belangrijk onderdeel daarvan, liefhebben, eren en steunen.

Hallelu JaH !


Algemene noot

Voor alle duidelijkheid: Over deze onderwerpen schrijf ik, uiteraard niet om Joden te veroor­delen of iets dergelijks, integendeel, liefst ook om hen tot zegen te zijn, rechtstreeks of indi­rect. Het is belangrijk om een goed onderscheid te hebben, ook bijv. om te weten waarvoor we moeten bidden als het over Isra’el gaat. Juist in deze tijd, waarin Israël als land en als volk zo belaagd wordt, is het van belang dat heel dit volk hun Messias leert kennen en niet door menselijke en occulte leringen van het geloof in Hem wordt afge­hou­den. God biedt Zijn bescherming aan wie Zijn Naam liefhebben - Psalm 5: 12; 69: 37.
 toegevoegd:
28 dec. 2017
Zie ook de Engelstalige artikelen: Why do the Rabbis REALLY Reject Jesus? en Why Yeshua And The Rabbis Do Not Mix, op de website van ONE FOR ISRAEL Ministry.

Voetnoten

1 De term rabh wordt tegenwoordig in het Nederlands ook wel op klank getranslitereerd als rav. Het Hebreeuwse woord רב - rabh betekent meester. De oorspronkelijke beteke­nis zien we weerspiegeld in de oude schrijfwijze: raisu: gezicht van opzij baitu: tent/huis; dit stond voor de hoogste of god (raisu: gezicht van opzij) van het huis (baitu: tent/huis), d.w.z. van de hele familie of stam. Door iemand rabbi te noemen, zeg je in feite dat hij zoiets als jouw familie-god is. Het hoeft geen betoog dat dit neerkomt of afgoderij. Jezus waarschuwde er uitdrukkelijk tegen (Mat. 23: 8)!
Zo zit het rabbijnse / talmudische jodendom vol afgoderij. Vandaar dat door heel de kerkgeschiedenis heen, mensen die naar God luisterden en/of een beetje studie hiervan gemaakt hadden, vonden dat ieder die zich vanuit het rabbijnse / talmudische joden­dom tot Jezus bekeerde, echt afstand moest nemen van dit jodendom, dat wil zeggen: van de afgoderij van de talmud.
In dit kader vind ik het zorgelijk dat ik onlangs een mail kreeg waarin een vrouw zich­zelf voorstelde als de tweede ‘Messiaanse Rav’ in Nederland... Ze had de hele talmud-school doorlopen en had aanbevelingsbrieven van een paar ‘bekende Rav’s’ uit de VS. Zich ‘Messiaans’ noemen, maar de woorden van de Messias zo radikaal in de wind slaan...???
2 De Engelstalige Wikipedia pagina over de farizeeën zegt het letterlijk zo:
The sages of the Talmud see a direct link between themselves and the Phari­sees, and historians generally consider Pharisaic Judaism to be the progenitor of Rab­binic Judaism, that is normative, mainstream Judaism after the destruc­tion of the Second Temple. All mainstream forms of Judaism today consider them­selves heirs of Rabbinic Judaism and, ultimately, the Pharisees.

Deze link tussen de farizeeën en de Talmud c.q. het huidige jodendom is breed onder­kend. Eerder zei de Universal Jewish Encyclopedia (1943):

The Jewish religion as it is today traces its descent, without a break, through all the centuries, from the Pharisees. Their leading ideas and methods found ex­pres­sion in a literature of enormous extent, of which a very great deal is still in exis­tence. The Talmud is the largest and most important single piece of that litera­ture ... and the study of it is essential for any real understanding of Phari­saism.

En de Jewish Encyclopedia (1905):

With the destruction of the Temple (70 A.D.) the Sadducees disappeared alto­gether, leaving the regulation of all Jewish affairs in the hands of the Pharisees. Henceforth, Jewish life was regulated by the Pharisees; the whole history of Judaism was reconstructed from the Pharisaic point of view, and a new aspect was given to the Sanhedrin of the past. A new chain of tradition supplanted the older priestly tradition (Abot 1:1). Pharisaism shaped the character of Judaism and the life and thought of the Jew for all the future.
3 De joden gebruiken geheel ten onrechte het verlies van de tempel als excuus om hun godsdienst zeer ver af te laten wijken van wat God in de Torah en via Zijn profeten aangegeven had. De Bijbel is er bijvoorbeeld duidelijk over, dat zonder bloedvergie­ten, d.w.z. zonder een plaatsvervangend offer, er geen vergeving is. Toch heeft het talmu­disch- rabbijnse jodendom de offerdienst totaal afgeschaft. Dat voor het offeren geen tempel in Jerushalem nodig is, bewijst de lange periode vanaf ’Adam en Chuāh tot de bouw van de eerste tempel: meer dan 3000 jaar (ter vergelijking: in Jerushalem stond in totaal minder dan 1000 jaar een tempel!). Zo zijn er veel meer zaken waarin het onder­wijs van De Eeuwige door het talmudisch- rabbijnse jodendom terzijde is geschoven ten faveure van hun eigen drogredenen, net zoals we zagen dat Jezus dat Zelf aangaf.
4 Ik noemde de twee visies van Luther: eerst enthousiast over en bewogen met de Joden, later fel kritisch over het talmudische jodendom. Doordat hij, en velen met hem, echter het door mij hier aangegeven onderscheid nog niet maakte, schakelde hij van de tweede optie naar de eerste, toen hij eenmaal zag wat de joodse talmud inhield (hij wilde wél trouw blijven aan Gods Woord!).

De Karaïeten
Er is ook een kleine stroming binnen het jodendom die de talmud niet als goddelijk geïn­spi­reerd ziet: de karaïeten (יהדות קראית - Jahadut Qara’it, letterlijk zoiets als de lezers, nl. van de geschreven Torah). Velen van hen gebruiken bijv. ook de glorierijke Naam van God met enige vrijmoedigheid, ongeveer zoals ik dat doe. In hun uitleg van de Torah zijn ze conse­quenter dan de rabbinale joden. Velen schakelen op shabbat hun elektriciteit uit omdat het opwekken ervan ‘werk’ is (het rabbijnse jodendom gebruikt wel elektriciteit op shabbat omdat ze redeneren dat de heidenen op shabbat wel voor hen mogen werken).
Soms worden ze gerelateerd aan de oude Sadduceeën uit het begin van onze jaartelling. Of die link er echt ligt is niet helemaal duide­lijk, wel dat ze door het rabbijnse jodendom als ketters worden bestreden, en niet als joden erkend. De huidige staat Israël erkent hen wel als Joden. Hun positie is dus bijna verge­lijk­baar met die van de shomrim oftewel samari­tanen, al zijn die formeel wel Isra’elieten maar geen Joden.
De karaïeten zijn tegen volkstellingen, zodoende zijn er nu geen cijfers bekend over hoeveel er zijn. Schattingen lopen uiteen van 20 000 in Israël en 5 000 elders tot 50 000 wereldwijd. In de Middeleeuwen was hun aanhang onder de Joden veel hoger. Een groep karaïeten in Rusland heeft minder dan andere Joden geleden onder vervolging door het tsaristisch be­wind doordat ze niet in de talmud geloofden. De laatste decennia beleeft het karaïsme een opleving doordat een leider van hen, Nehemiah Gordon, intensief aan de weg timmert.


Reacties

naam: *
e-mail: * (wordt niet openbaar gemaakt)
website: (optioneel)
reactie:
Ik wil graag dat mijn reactie hier wel / niet opgenomen wordt.
* = verplicht veld


Vorige artikelen in deze serie ‘Namen in de Bijbel’:
(1) Inleiding’;
(2) Enkele belangrijke vrouwen: חוה, שׂרה, הגר’;
(3) Meer belangrijke vrouwen: חַנָּה, מִריָם, רוּת, אֶסתֵּר’;
(4) Nog enkele opmerkelijke vrouwen: תָּמָר, רָחַב, בַּת־שֶׁבַע’;
(5) Namen die verwijzen naar de Godsnaam JaHU’;
(6) Enkele mannen: יַעֲקֹב, עֵשָׂו, לֵוִי, מָרדְּכַי’;
(7) Nog enkele mannen: נִמרוֹד, מוֹאָב, חַגַּי’;
(8) Een heel bijzondere man: יְהוּדָה - Jehudāh’;
(9) De נֹצְרִים - Notsrim / نَصارى - Natsārā’;
(10) De שֹֽׁמְרִים - Shomrim / Σαμαριται / Samaritanen’;
(11) Waarom het rabbijnse jodendom DE NAAM niet wil noemen’.

 
home  home ,  nieuws index  ,  artikelen index

  
bloemdecoratie 

Bedankt voor uw belangstelling!

bloemdecoratie