Hallelu-JaH - alle eer aan JaHUaH
  

Namen in de Bijbel (2)
Enkele belangrijke vrouwen: חוה, שׂרה, הגר

André H. Roosma
19 juli 2014

Na de inleiding over namen in de Bijbel hier eerst de namen van enkele belangrijke vrouwen. (Dames gaan voor, nietwaar?)

חוה - Chuāh / Chawwāh (Eva)

De eerste onder hen is natuurlijk חוה [H2332]. Traditioneel wordt zij bij ons Eva ge­noemd, een verbastering van haar naam in de oude Griekse Septuagint, waarin haar naam werd getranslitereerd als Εὖα, dat echter uitgesproken werd als Eu-a. De oorspronkelijke uitspraak van haar naam is hoogstwaarschijnlijk Chuāh geweest (volgens de joodse uitleg: Chawwāh; echter zowel de oude symbolen als de transliteratie van de Septuagint pleiten sterk voor de uitspraak Chuāh; in het Grieks is de tweede letter hier een u (oe) -klank).
Heel verhelderend is de oude schrijfwijze van haar naam:1 chet: tent-paneel/wand wawu: tentharing, pin ah: figuur met geheven handen en gebogen knieën. Dit is te inter­pre­teren vanuit haar schepping als (chet: tent-paneel/wand) vlees over (wawu: tentharing, pin) een staak, d.w.z. rib (van ’Adam), (ah: figuur met geheven handen en gebogen knieën) tot leven gebracht. Ook is haar naam te interpre­teren als uitroep van ’Adam: (chet: tent-paneel/wand) vlees (van mijn vlees), (wawu: tentharing, pin) staak, d.w.z. been (van mijn gebeente), (ah: figuur met geheven handen en gebogen knieën) áh (als uiting van vreugde/ver­wondering)! Met een knipoog zeg ik wel eens dat Eva in modern Nederlands vertaald dus eigenlijk ‘Vlees - been - wow!’ heette. Dit klopt wel heel goed met wat de Bijbel ons vertelt van wat ’Adam over haar zei.
De Bijbel vertelt ook dat zij de moeder van alle levenden is geworden: allen van vlees en bloed (letter­lijk: vlees en beenderen) heb­ben inderdaad door haar het leven (ah: figuur met geheven handen en gebogen knieën) ontvangen. Ook is חוה te zien als gerela­teerd aan het oude werkwoord הוה - hawāh - leven, er zijn, en aan חי - chai - leven.

שׂרה - Sārāh

Een tweede belangrijke vrouw was שׂרי - Sāraï [H8297], wiens naam God later veran­derde in שׂרה - Sārāh [H8283]. Traditioneel wordt haar naam in verband gebracht met het woord שׂר - sar - prins. Sārāh is hiervan de vrouwelijke vorm; prinses dus. Als we Sāraï willen relateren aan sar, zou het ‘mijn prins’ zijn, hetgeen niet logisch klinkt, of eventueel ‘prinselijk’, wat ik ook niet aannemelijk vind.
Laten we dus ook hier eens kijken wat het oude schrift zegt. Daarin was Sāraï waar­schijnlijk: sin/samekh: palmboom raisu: gezicht van opzij jad: arm met open hand, zijtak. De palmboom (sin/samekh: palmboom) stond symbool voor de Boom des Levens. En die representeerde alles wat met het doorgaan van leven te maken had. Haar naam representeerde dus dat zij het leven (sin/samekh: palmboom) zou zijn dat God (raisu: gezicht van opzij) gaf (jad: arm met open hand, zijtak); voor ’Abram, in de vorm van nageslacht, welteverstaan. Toen ’Abram een ah: figuur met geheven handen en gebogen knieën - áh in zijn naam erbij kreeg omdat hij iemand was geworden die getrouw en met vreugde God aan­bad (raisu: gezicht van opzij ah: figuur met geheven handen en gebogen knieën), veranderde God ook Saraï - sin/samekh: palmboom raisu: gezicht van opzij jad: arm met open hand, zijtak in Sārāh - sin/samekh: palmboom raisu: gezicht van opzij ah: figuur met geheven handen en gebogen knieën. Daarmee stond zij voor het doorgaande leven dat God aanbidt en/of zich in Hem verheugt. Dat was een belangrijke roeping, gerelateerd aan de roeping van ’Abraham, om een vader van veel volken of, nauw­keuriger, van veel God-aanbidders te worden!

הגר - Hāgār

Sarah’s Egyptische slavin heette volgens de Bijbel הגר - Hāgār [H1904] - traditioneel geïn­ter­preteerd als ‘vlucht’, hoewel de etymologie daarvan onbekend is (wellicht is het gerelateerde werkwoord voor vluchten uit haar naam ontstaan, vanuit het gegeven dat zij op de vlucht ging). Het oude schrift had hier: ah: figuur met geheven handen en gebogen knieën gam: voet/been of bouwershaak raisu: gezicht van opzij - ze aan­bad de voeten van de hogere ander (’Abraham en/of Sarah) en/of van de hogere Ander: God. Dit is treffend voor haar onderdanige positie.

Hallelu JaH !


Noten

1 Veel achtergronden en uitleg over het hier bedoelde vroeg-Bijbelse schrift in: André H. Roosma, ‘De geschreven taal van Abraham, Mozes en David – Pictografische wortels en basis­noties in de structuur van het vroeg-Bijbelse schrift.pdf document, Hallelu-JaH! werkdocument, januari 2011.

Opvallend is dat de naam van Chuāh slechts 2 maal in het hele Eerste Testament van de Bijbel voorkomt (Genesis 3: 20; 4: 1). In het verhaal van de zondeval is zij nog naamloos, heeft ze nog geen identiteit! En ook later wordt er nooit meer naar haar verwezen (pas in het Nieuwe Testament, en daar ook slechts 2 maal: 2 Kor. 11: 3; 1 Tim. 2: 13).


Reacties

naam: *
e-mail: * (wordt niet openbaar gemaakt)
website: (optioneel)
reactie:
Ik wil graag dat mijn reactie hier wel / niet opgenomen wordt.
* = verplicht veld


Vorige artikel: ‘Namen in de Bijbel (1) - Inleiding’.

Volgende artikelen in deze serie ‘Namen in de Bijbel’:
(3) Meer belangrijke vrouwen: חַנָּה, מִריָם, רוּת, אֶסתֵּר’;
(4) Nog enkele opmerkelijke vrouwen: תָּמָר, רָחַב, בַּת־שֶׁבַע’;
(5) Namen die verwijzen naar de Godsnaam JaHU’;
(6) Enkele mannen: יַעֲקֹב, עֵשָׂו, לֵוִי, מָרדְּכַי’;
(7) Nog enkele mannen: נִמרוֹד, מוֹאָב, חַגַּי’;
(8) Een heel bijzondere man: יְהוּדָה - Jehudāh’;
(9) De נֹצְרִים - Notsrim / نَصارى - Natsārā’;
(10) De שֹֽׁמְרִים - Shomrim / Σαμαριται / Samaritanen’.

 
home  home ,  nieuws index  ,  artikelen index

  
bloemdecoratie 

Bedankt voor uw belangstelling!

bloemdecoratie