Opmerkelijke citaten uit de wereldgeschiedenis
Koning Nebhukhadnetssar
van Babylon vraagt eerbied voor JaHUaH
André H. Roosma 22 mei 2015
דִּי כָל־עַם אֻמָּה וְלִשָּׁן דִּֽי־יֵאמַר שָׁלוּ (ק)
[שׁלה כ] עַל אֱלָהֲהֹון דִּֽי־שַׁדְרַךְ מֵישַׁךְ
וַעֲבֵד נְגֹוא הַדָּמִין יִתְעֲבֵד וּבַיְתֵהּ נְוָלִי יִשְׁתַּוֵּה כָּל־קֳבֵל
דִּי לָא אִיתַי אֱלָה אָחֳרָן דִּֽי־יִכֻּל לְהַצָּלָה כִּדְנָֽה׃
„Ieder, tot welk volk, tot welke
natie of taal hij ook moge behoren, die één oneerbiedig woord spreekt over de
God van Shadrakh, Meishakh en ‘Abed-nego’, zal in stukken gehouwen worden en zijn huis zal tot een mestvaalt
gemaakt worden, omdat er geen andere god is, die zó verlossen kan.”
verordening van koning Nebhukhadnetssar II van Babylon, eerste helft 6de eeuw voor Christus,
opgetekend in het boek van de profeet Dani’el, 3:29.
De wrede koning Nebhukhadnetssar (ca. 634 – 562 BC) van het enorme Nieuw-Babylonische rijk was degene die begin
6de eeuw voor Christus Jerushalaïm veroverd en compleet
platgebrand had. Later gebeuren er opmerkelijke dingen in zijn paleis. Een
wijze en God vrezende balling, Dani’el, is de enige die door een
openbaring van God een droom van de koning kan navertellen en
uitleggen. Hij krijgt daarop een hoge positie aan het hof, en
drie vrienden van hem worden gouverneurs over drie delen van
het enorme Babylonische rijk. Later krijgt Nebhukhadnetssar het idee om
een enorm afgodsbeeld op te richten waarvoor iedereen in zijn rijk diep
moet buigen zodra daartoe het signaal wordt gegeven. Dani’el en
zijn drie vrienden doen hieraan natuurlijk niet mee. De drie vrienden
worden verraden en in een extra verhitte grote oven geworpen. Doordat de
oven zo heet gestookt was, verbranden degenen die hen erin gooien.
Daar lopen de drie vrienden echter onaangedaan, en in het bijzijn van
iemand die Nebhukhadnetssar beschrijft als:
een godenzoon, of: de Zoon van God (Bar
’Elohin in het Aramees, equivalent met Ben ’Elohim
in het Hebreeuws). Ze worden vrijgelaten uit de oven en er blijkt
zelfs geen brandluchtje aan hun kleding te zijn...
Dan vaardigt Nebhukhadnetssar zijn
decreet uit, zoals hierboven gegeven, geldig in heel zijn enorme rijk.
Er vallen een aantal zaken op aan zijn verordening:
- Nebhukhadnetssar is diep onder indruk
van de God van Isra’el, JaHUaH.1
- Zoals ik eerder aangaf,
was JaHUaH in Babylon bekend als JaHU, maar was men er bang
voor wat er kon gebeuren wanneer je deze heerlijke Naam van de Levende
God hardop noemde. Ook in zijn decreet vermijdt Nebhukhadnetssar deze heerlijke Naam expliciet te noemen.
- Hij noemt de drie vrienden van Dani’el (=
God is mijn rechter) bij de nieuwe, Babylonisch-Aramese namen
die hij hen had gegeven, maar hij kende blijkbaar ook hun Hebreeuwse
namen, Chanan-jah (= genade van JaH),
Misha’el (= wie is als God?) en
‘Azar-jah (= JaH heeft geholpen).
Merk op hoe wat Nebhukhadnetssar zegt, in
feite precies dát verwoordt wat de namen van deze mannen al weergaven!
- God had de Joden en de stad Jerushalaïm niet massaal gered van het
vuur, aangesticht door Nebhukhadnetssar en
zijn legers. Maar dat was niet omdat Hij dat niet zou kúnnen. Dat
begreep ook koning Nebhukhadnetssar
door heel dit gebeuren. Hij moest in JaHUaH absoluut zijn Meerdere
erkennen!
- Koning Nebhukhadnetssar zou iedereen in
stukken houwen en van zijn huis een mestvaalt maken, die ook maar
één oneerbiedig woord zou spreken over JaHU, de God van de drie
vrienden van Dani’el. Sommige vertalingen hebben in plaats van
een mestvaalt: een puinhoop, maar het Aramese woord is echt een
mestvaalt of publieke plaats waar men zijn behoeften achterliet; het
beeld is er een van maximum afschuw en verwerpelijkheid en is
zó een grote versterking het woord: oneerbiedig. In alles zag
Nebhukhadnetssar zichzelf als
een aards vertegenwoordiger van de goden, dus ook van de God van
Isra’el, en hij nam die taak zeer serieus: „Haal je Zijn
Naam door het vuil, dan zorg ik dat jij door het vuil gehaald
wordt!” Duidelijke taal!
Na het lezen van dit decreet vraag ik me een aantal dingen af. Ten eerste:
zouden wij - waar we de macht hadden - ook zó duidelijk opkomen voor God en
Zijn Naam? Nebhukhadnetssar geeft ons
hier wel een goed voorbeeld! En voor die tijd: Wat heeft dit voor gevolgen gehad in dit enorme rijk, voor
het gebruik van Gods heerlijke Namen JaHUaH, en de varianten JaHU
en JaH? Die heerlijke Naam Die aangeeft dat Hij er actief is en
er altijd zijn zal voor en met de Zijnen...1 Ik kan me
voorstellen, dat het ertoe bijgedragen heeft dat deze Naam niet meer genoemd
werd, in plaats van wijd en zijd verkondigd, grootgemaakt en verheerlijkt
te worden! In dat opzicht schoot het decreet van deze machtige koning
zijn doel dan weer totaal voorbij!
We zien hier wel weer duidelijk hoe alles in de wereldgeschiedenis, en wat
de Bijbel erover vertelt, precies ‘past’... En dat JaHUaH
niet slechts de God van Isra’el was, maar dat Hij over alle volken en
machthebbers het laatste woord had – zoals Hij dat nu gelukkig nog
steeds heeft...
Hallelu JaH !
Noten
De Aramese tekst van de Masoreten bevat hier een
verbetering in de kantlijn, zoals eerder besproken. In de hoofdtekst is een Aramees woord shalu
(vertaald als: oneerbiedig, ook te vertalen als: onattent) blijkbaar
abusievelijk vervangen geraakt door het Hebreeuwse equivalent shalah.
In de kantlijn is dit weer gecorrigeerd naar het Aramese shalu,
passend binnen de verder ook Aramese tekst.
Enkele vorige artikelen: ‘De lofzang-koren van David – David toont zich een waardige
vertegenwoordiger van Jehudah!’
(2015-05-16) ‘Psalm 115
– de nietige afgoden vergeleken met JaHUaH, Die te prijzen
is!’ (2015-05-11) ‘Psalm 92 – een loflied aan JaHUaH op
de shabbatdag’ (2015-05-06) ‘De veelzeggende Naam van God -
(12) In de zesde eeuw voor Christus door de Joden nog gewoon gebruikt’
(2015-05-01) ‘אָבִיב -
’Abhibh of נִיסָן - Nisan ?
– over de Hebreeuwse naam van deze maand’ (2015-04-10)
|