Psalm 116 – De vierde
Hallél Psalm
André H. Roosma 5 april 2015
Psalm 116 is de vierde Hallél-Psalm oftewel de vierde van een reeks speciale
lof-Psalmen, die geschikt zijn om tijdens het Pesach-feest te worden
gezongen. Hieronder de rijke tekst, zowel het Hebreeuwse origineel, als een nauwkeurige Nederlandse
vertaling.1
1 | Ik heb lief,
want JaHUaH hoort mijn stem, mijn smekingen; |
אָ֭הַבְתִּי
כִּֽי־יִשְׁמַ֥ע
יְהוָ֑ה
אֶת־ק֝וֹלִ֗י
תַּחֲנוּנָֽי׃ |
2 | Want Hij neigt Zijn oor tot mij;
daarom zal ik Hem in mijn dagen aanroepen. | כִּֽי־הִטָּ֣ה
אָזְנ֣וֹ
לִ֑י
וּבְיָמַ֥י
אֶקְרָֽא׃ |
3 | Banden van de dood hadden mij
omvangen, en angsten van de hel hadden mij aangegrepen; ik ondervond
benauwdheid en droefenis. | אֲפָפ֤וּנִי
חֶבְלֵי־מָ֗וֶת
וּמְצָרֵ֣י
שְׁא֣וֹל
מְצָא֑וּנִי
צָרָ֖ה
וְיָג֣וֹן
אֶמְצָֽא׃ |
4 | Maar ik riep de Naam van JaHUaH aan, zeggende: Och JaHUaH,
bevrijd mijn ziel. | וּבְשֵֽׁם־יְהוָ֥ה
אֶקְרָ֑א אָנָּ֥ה
יְ֝הוָ֗ה
מַלְּטָ֥ה
נַפְשִֽׁי׃ |
5 | Genadig is JaHUaH en
rechtvaardig, en onze God is ontfermend. | חַנּ֣וּן
יְהֹוָ֣ה
וְצַדִּ֑יק וֵ֖אלֹהֵ֣ינוּ
מְרַחֵֽם׃ |
6 | JaHUaH bewaart de eenvoudigen;
machteloos was ik, maar Hij heeft mij verlost [Hebr.:
Jehoshia‘ tot mij]. |
שֹׁמֵ֣ר
פְּתָאיִ֣ם
יְהֹוָ֑ה
דַּ֝לּוֹתִ֗י וְלִ֣י
יְהוֹשִֽׁיעַ׃ |
7 | Keer weer, mijn ziel, tot je rust, want JaHUaH heeft mij welgedaan. |
שׁוּבִ֣י
נַ֭פְשִׁי
לִמְנוּחָ֑יְכִי כִּֽי־יְ֝הוָ֗ה
גָּמַ֥ל
עָלָֽיְכִי׃ |
8 | Want U [JaHUaH] hebt mijn ziel gered van de dood, mijn ogen van tranen, mijn
voet van aanstoot. | כִּ֤י
חִלַּ֥צְתָּ
נַפְשִׁ֗י
מִ֫מָּ֥וֶת
אֶת־עֵינִ֥י
מִן־דִּמְעָ֑ה
אֶת־רַגְלִ֥י
מִדֶּֽחִי׃ |
9 | Ik zal wandelen voor het aangezicht
van JaHUaH, in de landen van de levenden. | אֶ֭תְהַלֵּךְ
לִפְנֵ֣י
יְהוָ֑ה
בְּ֝אַרְצ֗וֹת
הַֽחַיִּֽים׃ |
10 | Ik ben getrouw geweest, zelfs toen
ik sprak: ik ben zeer verdrukt geweest, | הֶ֭אֱמַנְתִּי
כִּ֣י
אֲדַבֵּ֑ר
אֲ֝נִ֗י
עָנִ֥יתִי
מְאֹֽד׃ |
11 | toen ik in mijn angst zei: Alle
mensen zijn leugenachtig. |
אֲ֭נִי
אָמַ֣רְתִּי
בְחָפְזִ֑י
כָּֽל־הָאָדָ֥ם
כֹּזֵֽב׃ |
12 | Hoe zal ik JaHUaH vergelden
voor al Zijn weldaden aan mij? | מָֽה־אָשִׁ֥יב
לַיהוָ֑ה
כָּֽל־תַּגְמוּל֥וֹהִי
עָלָֽי׃ |
13 | Ik zal de beker van de Verlossingen
[Hebr.: Jeshu‘ot] opnemen, en de
Naam van JaHUaH aanroepen. |
כּוֹס־יְשׁוּע֥וֹת
אֶשָּׂ֑א וּבְשֵׁ֖ם
יְהוָ֣ה
אֶקְרָֽא׃ |
14 | Mijn geloften aan JaHUaH zal
ik voldoen, nu, in de tegenwoordigheid van heel Zijn volk. |
נְ֭דָרַי
לַיהוָ֣ה
אֲשַׁלֵּ֑ם
נֶגְדָה־נָּ֝֗א
לְכָל־עַמּֽוֹ׃ |
15 | Kostbaar is in de ogen van
JaHUaH de dood van Zijn gunstgenoten. |
יָ֭קָר
בְּעֵינֵ֣י
יְהוָ֑ה
הַ֝מָּ֗וְתָה
לַחֲסִידָֽיו׃ |
16 | Och, JaHUaH! zeker ben ik Uw
knecht, ik ben Uw knecht, zoon van Uw dienstmaagd; U hebt mijn banden
losgemaakt. |
אָֽנָּ֣ה
יְהוָה֮
כִּֽי־אֲנִ֪י
עַ֫בְדֶּ֥ךָ
אֲֽנִי־עַ֭בְדְּךָ
בֶּן־אֲמָתֶ֑ךָ
פִּ֝תַּ֗חְתָּ
לְמוֹסֵרָֽי׃ |
17 | Ik zal U offeren een offerande van
dankzegging, en de Naam van JaHUaH
aanroepen. | לְֽךָ־אֶ֭זְבַּח
זֶ֣בַח
תּוֹדָ֑ה
וּבְשֵׁ֖ם
יְהוָ֣ה
אֶקְרָֽא׃ |
18 | Mijn geloften aan JaHUaH zal
ik voldoen, nu, in de tegenwoordigheid van heel Zijn volk. |
נְ֭דָרַי
לַיהוָ֣ה
אֲשַׁלֵּ֑ם
נֶגְדָה־נָּ֝֗א
לְכָל־עַמּֽוֹ׃ |
19 | In de voorhoven van het huis
van JaHUaH, in uw midden, Jerushalaïm! Hallelu JaH ! |
בְּחַצְר֤וֹת
בֵּ֤ית יְהוָ֗ה
בְּֽת֘וֹכֵ֤כִי
יְֽרוּשָׁלִָ֗ם
הַֽלְלוּ־יָֽהּ׃ |
Psalm 116
Net als in de andere Hallél-Psalmen die ik al eens besprak,
Psalm 113,
Psalm 117 en Psalm 118, valt weer op hoe
vaak de glorierijke Naam van God: JaHUaH
vóórkomt: 16 keer in 19 verzen (waarvan 1
keer in de verkorte vorm JaH)1
Die glorierijke Naam JaHUaH herinnert
eraan dat God nabij wil zijn; mét Zijn mensen, en dat Hij Degene is
Die leven geeft – vol leven in vreugdevolle verwondering en
aanbidding jegens onze Schepper en in verbondenheid met Hem en elkaar.
Hier (vers 4, 13, 17) zien we vooral de
heerlijke mogelijkheid van het aanroepen van die
glorievolle Naam, in de wetenschap dat JaHUaH hoort, ons redt en ons wéldoet!
Enkele Hebreeuwse woorden in deze Psalm vind ik wel heel mooi:
- Het laatste woord van vers 5, als typering van onze God: מְרַחֵֽם
- merachém - ontfermend.
De Hebreeuwse stam רחם -
racham/rechem staat zowel voor de baarmoeder als voor liefdevolle
gevoelens en daden van ontferming. Dit woord zegt dus dat God net zo teder
en liefdevol met ons omgaat als een goede moeder met een baby in haar
buik. Het is bekend dat het lichaam van de moeder bij gebrek voedingsstoffen
naar de baby laat gaan, desnoods ten koste van zichzelf. Zó is
ook onze God, zoals we deze dagen in het bijzonder gedenken...
- In vers 6 staat dat JaHUaH de eenvoudigen bewaart. Het gaat hier
over פְּתָאיִם - peta’im, mensen die door hun
eenvoud of naïviteit gemakkelijk te misleiden of te bedriegen zijn,
zoals in deze wereld nogal eens gebeurt. God maakt echter nooit misbruik
van zulke mensen, maar bewaart hen. Het woord dat hier gebruikt wordt is
שֹׁמֵר -
shomér - een vorm van het werkwoord shamar - bewaren,
bewaken, goed letten op (zodat iets niet verloren gaat of
ondergesneeuwd raakt; de Bijbel roept ons bijv. ook op om dit te doen met de
Torah).
- In vers 7 is welgedaan de vertaling van גָּמַל - gamal. Dit woord wordt ook gebruikt voor het afrijpen van een vrucht en voor
het spenen van een kind. De associatie is dat God geduld heeft gehad om de
Psalmist te voeden en te koesteren tot hij volledig gerijpt was en klaar
om elke uitdaging aan te kunnen. Daarin ligt veel zekerheid en rust! Overigens
is het woord vertaald met weldaden in vers 12
op dezelfde stam gebaseerd.
- De כּוֹס־יְשׁוּע֥וֹת - kus-Jeshu‘ot, vertaald als de beker van de Verlossingen in vers 13 was tijdens de
latere joodse Pesach-viering de derde beker wijn die gedronken werd,2
en de laatste die Jeshu‘ah voorlopig met
Zijn discipelen dronk, en waarbij Hij het Avondmaal instelde als teken van
Zijn verlossingswerk. Merk op dat dit volgens de Psalmist iets is om daarbij
de Naam van JaHUaH
aan (te) roepen.
- In vers 16, tenslotte, is Uw dienstmaagd de
vertaling van אֲמָתֶ֑ךָ - ’amatekha, de 2e persoon bezittelijke vorm van אַמָה - ’amah - dienstmaagd (volgens de oude symbolen, een soort
moeder die liefhad of in wie je je kon verheugen). Opvallend is
echter de tav in deze afgeleide vorm, die zorgt dat het woord qua
Hebreeuwse letters ook te lezen is als Uw trouw
of Uw waarheid (אמת - ’emet
betekent trouw of waarheid en is één van de twee meest
gebruikte woorden om Het Karakter van God te beschrijven). Jeshu‘ah toonde ons ten volle Gods Karakter, als zijnde
Zijn Zoon en daarmee (in het Hebreeuwse denken)
Zijn volle Vertegenwoordiger hier op aarde.
Daar wil ik deze bespreking bij laten. De tekst zelf zegt verder
genoeg.
Ik kan niet anders dan met de Psalmist besluiten:
Hallelu JaH !
Noten
1 |
In deze vertaling is de glorierijke Naam van God,
JaHUaH, niet eigenmachtig vervangen door
een heel ander woord (bijv. HEER) maar zo nauwkeurig mogelijk getranslitereerd
vanuit het Hebreeuws. Voor meer achtergronden hierover, zie: André H. Roosma, ‘Leven, veiligheid en
verbondenheid in blijde aanbidding, uit de hand van God’ ,
Hallelu-JaH! webartikel, januari 2011. André H. Roosma, ‘Het Shema‘ – de Israëlische geloofsbelijdenis (1)’,
Hallelu-JaH! webartikel, januari 2012. André H. Roosma, ‘De wonderbare en liefelijke Naam van de God Die
er was, Die er is, en Die er zijn zal’ , uitgebreide
Accede!/Hallelu-JaH!
studie (ca. 90 p.), juli 2009. |
2 |
Jeshu‘ot is
het meervoud van Jeshu‘ah (noot: het
is een vrouwelijke meervoudsvorm! - dit sluit aan bij de andere, vrouwelijke
en tedere begrippen in deze Psalm). De vier bekers waren gebaseerd op een interpretatie van Exodus 6: 5-6, waar
gesproken wordt over het feit dat God Isra’el (1) uitleidde, (2) redde,
(3) verloste, en (4) als volk aannam. De eerste drie zijn reeds door Jeshu‘ah gerealiseerd, de vierde wacht nog op Zijn
wederkomst voor een volle vervulling, omdat ze Hem destijds als Koning
afwezen. |
|