Zegen en vloek – waar staan die voor en waar zijn ze aan verbonden?
André H. Roosma 9 maart 2015
26 Zie, ik stel jullie
nu zegen en vloek voor [verhoging en verlaging / voor-
en tegenspoed]: 27 De zegen [verhoging, voorspoed], wanneer jullie zullen horen
naar de instructies [instellingen]
van JaHUaH, jullie God, die ik jullie vandaag presenteer [die ik vandaag voor jullie neerzet]; 28 Maar de vloek [verlaging,
tegenspoed], als jullie niet zullen horen naar de
instructies van JaHUaH, jullie God, en afwijken [je afkeren] van de weg, die ik jullie vandaag presenteer, om
andere goden na te wandelen, die jullie niet gekend hebben.
Deuteronomium 11: 26-28 1
De zegen en de vloek – er is al veel over geschreven. Een broeder
vertelde me dat het voor hem een bewijs was dat het in het Oude Testament
niet om genade zou gaan, maar om een wettisch: „doe dit en je wordt
gezegend, doe het niet en je bent vervloekt – verbannen en veroordeeld
tot de dood...” Het was voor hem een bewijs van de hardheid van het
Oude Testament.
Bovenstaande vertaling laat al zien, dat die visie deels gebaseerd is op
ietwat onduidelijke of zelfs misleidende vertalingen.2
Laat ik mijn vertaling even kort met u langslopen:
- Ten eerste is er het woord zegen. In het Hebreeuws uit de tijd van
Mozes (eig. Mosheh):3 - barakhah, een zelfstandig naamwoord (uitgang -ah), afgeleid van het werkwoord - barakh. Ik geloof dat dit van oorsprong
staat voor het zijn in of onder de bescherming van () de
zegenende (regerende, goeddoende, beschermende) hand van God ( ). De achtergevoegde -ah is hier ook te interpreteren als dat je je kunt verwonderen, je
erin verblijden. De opgeheven hand van een heerser stond voor zijn gezag
om je te beschermen. De vleugel van een moedervogel waaronder haar jongen
kunnen schuilen tegen de hete zon of tegen vijandige dieren, is een teder
equivalent dat daar qua notie zeker ook bij in zit (vgl.
Mat.23:37). In die zegen van God ben je veilig en heb je het goed.
- Vervolgens is er het woord, gebruikelijk vertaald met vloek. In het
oude Hebreeuws: - qelalah, van het
werkwoord -
qalal. Zoals de zon nog klein is, wanneer hij net op begint te komen
(), stond dit oorspronkelijk voor klein maken.
Vandaar dat ik als een alternatieve vertaling verlaging noemde.
Ik had het ook verkleining kunnen noemen, of machteloosheid.
Het idee is het tegenovergestelde van de verhoging, de veiligheid en de
voorspoed die we zagen in barakhah.
- De zegen komt als gevolg van het horen. In het Hebreeuws is dat
shema‘. Zoals ik al eerder aangaf,
is dat horen gekoppeld aan het zien van Gods aanwezigheid en Zijn
overvloed. Wanneer we beleven Wie God JaHUaH is,1 hoe Hij nabij ons wil zijn en wat Hij ons in Zijn genade en trouw geeft,
dan worden we opmerkzaam om naar Hem te luisteren!
- En waar luisteren we dan naar? Naar allerlei ge- en verboden? Gaat het
daarom in het Eerste Testament? Nee, onze tekst zegt: we horen naar de
instructies of instellingen van JaHUaH. Dit is
een vertaling van - mitswot, meervoud van - mitswah, afgeleid van het werkwoord - tsavah. De oorsprong hiervan ligt in de graanoogst,
waarbij de afgemaaide graanhalmen () bijeengebonden werden () en in schoven neergezet om in de zon verder
af te rijpen (). Het
bevat van oorsprong vooral de betekenissen: samenbinden
en neerzetten. Die mitswot waren wat voortkwam uit dat neergezet
zijn door God: zowel de vele verhalen die we vinden in de Torah, als Gods
voorbereidende werk in ons leven tot nu toe. Wanneer we daarop gaan
letten, als op een bijzondere rijkdom die God ons geeft, is dat op geen
enkele wijze in strijd met wat het Nieuwe Testament ons leert.
- Het woord dat ik vertaald heb met presenteer is het bovengenoemde
werkwoord tsavah. Ik had dus ook kunnen vertalen: die ik
vandaag voor jullie neerzet of waarmee ik jullie vandaag verbindt.
- Dan is er het werkwoord sur dat ik vertaalde met afwijken of
je afkeren. Het gaat hier niet om een per ongeluk of in onwetendheid
gemaakte fout. Het gaat hier over een zich bewust afkeren en kiezen voor een
andere weg; voor andere goden.
Het is dus alsof God hier zegt: geniet alsjeblieft van Mijn bescherming en
het goede leven dat Ik geef, want als je denkt dat andere goden je kunnen
beschermen of je het goede geven, dan kom je bedrogen uit! O ja, en het gaat hier over of we God of afgoden nawandelen –
niet om rennen of moeilijk doen in ons eentje; het beeld is dat
van God Die voorop gaat, en wij Hem volgend op de weg die Hij leidt...
Ik zie daarin niets anders dan de woorden van een goede, genadige en trouwe
God, Die Zijn volk en in feite heel de mensheid intens liefheeft en niet wil
dat mensen verloren gaan, maar dat ze genieten van het leven met Hem!
In het Nieuwe Testament zien we dat Die God Zich nader openbaart in Christus
Jezus oftewel Jeshu‘ah de Mashiach –
geheel in lijn met deze passage.
Hallelu JaH !
Noten
1 |
De glorierijke Naam van God, JaHUaH, geef ik hier
zo goed mogelijk weer vanuit het oudste Hebreeuwse origineel. Voor meer achtergrond informatie over die glorierijke Naam van God, zie: André H. Roosma, ‘De wonderbare en liefelijke Naam van de God Die
er was, Die er is, en Die er zijn zal’ , uitgebreide
Accede!/Hallelu-JaH!
studie (ca. 90 p.), juli 2009. |
2 |
Veel vertalingen van de Bijbels-Hebreeuwse tekst van de
Torah baseren hun uitleg van allerlei woorden grotendeels op de betekenis die
deze woorden een kleine 2000 jaar later in het rabbijnse
jodendom hadden, en niet of minder op de betekenis die deze woorden in de
tijd van Mozes hadden. Het oude Arabisch (aartsvader ’Abraham was ook de
stamvader van veel Arabische volken!) en het Akkadisch (’Abraham kwam
uit het gebied waar Akkadisch werd gesproken) staan er vaak dichter bij, en de
pictogrammen van het oude schrift van ’Abraham en Mozes bieden
ook een belangrijk aanknopingspunt – zie de volgende
noot. |
3 |
Meer informatie over het hier bedoelde oude Bijbelse
schrift in: André H. Roosma, ‘De geschreven taal van Abraham, Mozes en David –
Pictografische wortels en basisnoties in de structuur van het vroeg-Bijbelse
schrift’ , Hallelu-JaH! werkdocument over
het oude Semitische en Paleo-Hebreeuwse schrift, januari 2011. |
|