Hallelu-JaH - alle eer aan JaHUaHUSA flag/GB flag
  

De veelzeggende Naam van God (1)

Zijn Aanwezigheid in de door Salomo gebouwde tempel

André H. Roosma
8 nov. 2014

Op deze website heb ik al diverse documenten gepubliceerd over de glorie­rijke Naam van de God van Isra’el: JaHUaH - De Naam boven alle namen.1
De afgelopen weken mocht ik nog diverse interessante dingen ontdekken. Enkele ervan heb ik inmiddels kort verwerkt in een nieuwe editie van het grote onder­zoeks­rapport ‘De wonderbare en liefelijke Naam van de God Die er was, Die er is, en Die er zijn zal.pdf document, maar in deze nieuwe serie wil ik er ook apart nog even iets uitge­brei­der op ingaan.

Waarvoor bouwde Salomo de grote tempel in Jerushalem?

Als eerste wil ik iets delen wat me opviel in de Bijbel. Dat gaat over koning Salomo (Shelomoh heette hij in de ons overgeleverde Hebreeuwse tekst), de zoon van de bekende koning David van Isra’el. De Bijbel vertelt ons dat hij de eerste grote tempel bouw­de ter ere van JaHUaH, de God van Isra’el, en als plaats om Hem te aanbidden. Maar de verwoording daarvan is op het eerste gezicht wat apart. Bijvoorbeeld, in de aankondiging ervan door God Zelf:

Die (Salomo) zal voor Mijn Naam een huis bouwen; en Ik zal de troon van zijn koninkrijk bevestigen tot in eeuwigheid.

2 Shemu’el 7: 13

In de woorden van Salomo tot de bevriende koning Chiram van Fenicië, die hij wegens diens grote vloot en wegens de Fenicische cederwouden nodig had voor de materialen:

U weet, dat mijn vader David voor de Naam van JaHUaH, zijn God, geen huis kon bouwen, vanwege de oorlogen, waarmee zij hem omsingelden, totdat JaHUaH hen onder zijn voetzolen gaf.
Maar nu heeft JaHUaH, mijn God, mij van rondom rust gegeven; er is geen tegenstander, en geen bejegening van kwaad.
En zie, ik denk voor de Naam van JaHUaH, mijn God, een huis te bouwen; net zo als JaHUaH gesproken heeft tot mijn vader David, zeggende: Uw zoon, die Ik in uw plaats op uw troon zetten zal, die zal voor Mijn Naam dat huis bouwen.

1 Koningen 5: 3-5

[Even tussen twee haakjes, vallen u ook de eerste woorden hierin op: die Fenicische koning wist het een en ander over JaHUaH! Er ging lof aan JaHUaH uit van David, onder diens regering, ook in de landen rondom! Zodat deze buitenlandse koning blijkbaar wist van JaHUaH en van Zijn daden met Isra’el, en van Davids liefde voor Hem!]

Nog uitgebreider lezen we erover bij de inwijding van die tempel, nadat deze gebouwd was:

En het gebeurde, toen de priesters uit het heilige naar buiten gingen, dat een wolk het huis van JaHUaH vervulde. En de priesters konden er niet staan om te dienen, vanwege de wolk; want de heerlijkheid van JaHUaH had het huis van JaHUaH vervuld.
Toen zei Shelomoh: JaHUaH heeft gezegd, dat Hij in een wolk zou wonen. Ik heb immers een huis gebouwd, U ter residentie, een vaste plaats tot Uw eeuwige woning. Daarna wendde de koning zijn aangezicht om, en zegende de gehele gemeenschap van Isra’el; en de gehele gemeenschap van Isra’el stond. En hij zei: Geloofd zij JaHUaH, de God van Isra’el, Die met Zijn mond tot mijn vader David gesproken heeft, en heeft het met Zijn hand vervuld, zeggende: Van die dag af, dat Ik Mijn volk Isra’el uit het land Egypte uitge­voerd heb, heb Ik geen stad uitgekozen uit alle stammen van Isra’el, om een huis te bouwen, dat Mijn Naam daar zou zijn; maar Ik heb David uitge­ko­zen, dat hij over Mijn volk Isra’el zijn zou. Het was ook in het hart van mijn vader David, een huis voor de Naam van JaHUaH, de God van Isra’el, te bouwen. Maar JaHUaH zei tot David, mijn vader: Dat dat in je hart geweest is om voor Mijn Naam een huis te bouwen, je hebt er goed aan gedaan, dat het in je hart geweest is. Evenwel jij zult dat huis niet bouwen; maar je zoon, die uit jouw lendenen voortkomen zal, die zal voor Mijn Naam dat huis bou­wen. En JaHUaH is opgekomen voor Zijn woord, dat Hij gesproken had; want ik ben opgestaan in de plaats van mijn vader David, en ik zit op de troon van Isra’el, net zo als JaHUaH gesproken heeft; en ik heb een huis gebouwd voor de Naam van JaHUaH, de God van Isra’el. En ik heb daar een plaats beschikt voor de ark, waarin het verbond van JaHUaH is, dat Hij met onze vaderen sloot, toen Hij hen uit het land Egypte uitvoerde.
En Shelomoh stond voor het altaar van JaHUaH, tegenover de gehele ge­meen­schap van Isra’el, en breidde zijn handen uit naar de hemel; En hij zei: JaHUaH, God van Isra’el, er is geen andere God, net zoals U, boven in de hemel, noch beneden op de aarde, Die Zich houdt aan het verbond en de welda­dig­heid aan Uw knechten, die voor Uw aangezicht met hun gehele hart wande­len; Die Zich tegenover Uw knecht, mijn vader David, gehouden hebt aan wat U tot hem gesproken had; want met Uw mond hebt U gesproken, en met Uw hand vervuld, zoals het op deze dag is. En nu JaHUaH, God van Isra­’el, houd vast aan wat U tot Uw knecht, mijn vader David, gesproken hebt, zeggende: Geen man zal je van voor Mijn aangezicht afgesneden worden, die op de troon van Isra’el zal zitten; mits uw zonen hun weg bewaren, om te wandelen voor Mijn aangezicht, net zo als jij gewandeld hebt voor Mijn aan­gezicht. Nu dan, o God van Isra’el, laat toch Uw woord waar worden, dat U gesproken hebt tot Uw knecht, mijn vader David.
Maar waarlijk, zou God op de aarde wonen? Zie, de hemelen, ja, de hemel van de hemelen zouden U niet kunnen bevatten, hoeveel te minder dit huis, dat ik gebouwd heb?! Wend U dan nog tot het gebed van Uw knecht, en tot zijn smeking, JaHUaH, mijn God, om te horen naar het geroep en naar het gebed, dat Uw knecht heden voor Uw aangezicht bidt. Dat Uw ogen open zijn, nacht en dag, over dit huis, over deze plaats, waarvan U gezegd hebt: Mijn Naam zal daar zijn; om te horen naar het gebed, dat Uw knecht bid­den zal op deze plaats. Hoor dan naar de smeking van Uw knecht, en van Uw volk Isra’el, die vanaf deze plaats zullen bidden; en U, hoor vanuit de plaats van Uw woning, de hemel, ja, hoor, en vergeef. ...

1 Koningen 8: 10-30

Wat mij hier opvalt is dat er steeds gesproken wordt over de tempel als huis voor de Naam van God; niet voor God Zelf maar voor Zijn Naam.

Ik heb me in heel mijn onderzoek van de Bijbel en van het oude Bijbelse schrift, iedere keer weer in moeten leven in het denken van die tijd. Vaak merk ik dat God me daarin op een bijzondere wijze leidt en dat hetgeen ik ontdek soms uitermate eenvoudig is. Zo ook in dit geval.
Wat gebeurt er, wanneer je iemands naam roept? Wat is het effect ervan?
Het effect, wanneer die persoon je tenminste hoort en naar je wil luisteren, is dat hij of zij naar je toe komt en luistert naar wat je te vertellen hebt. Het aanroepen van iemands naam bewerkt dus zijn of haar aanwezigheid, en wel in een luisterende houding.

In bovenstaande passages kunnen we overal waar gesproken wordt over de Naam van JaHUaH, deze uitdrukking naadloos vervangen door Zijn aanwezigheid en Zijn luisteren naar de gebeden van Zijn volk! Je zou kunnen zeggen:

De grote Naam van JaHUaH vertegenwoordigt hier Zijn aanwezigheid en Zijn luisteren naar de gebeden van Zijn volk!

Hallelu JaH !


Noten

1 De glorierijke Naam van God geef ik hier zo goed mogelijk weer vanuit het oudste Hebreeuwse origineel. Voor meer achtergrond informatie zie:
André H. Roosma, ‘De wonderbare en liefelijke Naam van de God Die er was, Die er is, en Die er zijn zal.pdf document, uitgebreide Accede!/Hallelu-JaH! studie (meer dan 80 p.), juli 2009.


Reacties

naam: *
e-mail: * (wordt niet openbaar gemaakt)
website: (optioneel)
reactie:
Ik wil graag dat mijn reactie hier wel / niet opgenomen wordt.
* = verplicht veld


 
home  home ,  nieuws index  ,  artikelen index

  
bloemdecoratie 

Bedankt voor uw belangstelling!

bloemdecoratie