Psalm 119 –
Een prachtig loflied op, en leerdicht over, de Torah
– de integrale Bijbeltekst

André H. Roosma
13 mei 2013

Hier de integrale tekst van Psalm 119, dat bijzonder mooie loflied op de Torah van JaHUaH en tegelijkertijd een leerdicht over die Torah.
Hieronder rechts het Hebreeuwse origineel en links daarnaast mijn Nederlandse ver­taling. In de vertaling heb ik woorden die voor de leesbaarheid toegevoegd zijn, in grijs en iets kleiner gezet [en toelichtingen tussen haken].
(Waar er in de Hebreeuwse bron­tekst een onderscheid is tussen de Ketibh en de Qeréi, is de eerstgenoemde beige gezet en [tussen vier­kante haken geplaatst met een letter כ erbij], en de laatstge­noem­de groen, (tussen ronde haken met een ק erbij).)

’Alp/’Aleph (eerste, belangrijkste)alp: ossekop \ א
1Welgelukzalig zijn de oprechten van wandel, die wandelen in de Torah van JaHUaH.אַשְׁרֵי תְמִֽימֵי־דָרֶךְ הַֽהֹלְכִים בְּתוֹרַת יְהוָֽה׃
2Welgelukzalig zijn zij, die goed letten op Zijn getuigenissen, die Hem met heel hun hart zoeken;אַשְׁרֵי נֹצְרֵי עֵדֹתָיו בְּכָל־לֵב יִדְרְשֽׁוּהוּ׃
3ook geen onrecht doen, maar wandelen in Zijn wegen. אַף לֹֽא־פָעֲלוּ עַוְלָה בִּדְרָכָיו הָלָֽכוּ׃
4JaHUaH, Ú hebt ingesteld Uw aanwijzingen om die intens in acht te nemen. אַתָּה צִוִּיתָה פִקֻּדֶיךָ לִשְׁמֹר מְאֹֽד׃
5Och, dat mijn wegen standvastig waren, om Uw inzettingen in acht te nemen! אַחֲלַי יִכֹּנוּ דְרָכָי לִשְׁמֹר חֻקֶּֽיךָ׃
6Dán zal ik niet beschaamd staan, wanneer ik oog zal hebben voor al Uw instellingen.אָז לֹא־אֵבֹושׁ בְּהַבִּיטִי אֶל־כָּל־מִצְוֹתֶֽיךָ׃
7Ik zal U loven in oprechtheid van hart, terwijl ik de maatregelen van Uw gerechtigheid leer.אֹודְךָ בְּיֹשֶׁר לֵבָב בְּלָמְדִי מִשְׁפְּטֵי צִדְקֶֽךָ׃
8Ik zal Uw inzettingen in acht nemen; verlaat mij niet, tot het uiterste. אֶת־חֻקֶּיךָ אֶשְׁמֹר אַֽל־תַּעַזְבֵנִי עַד־מְאֹֽד׃
Baitu/bét (huis, tent, ‘in’)baitu: tent/huis \ ב
9Waarmee zal de jongere zijn pad rein houden om het in acht te nemen overeenkomstig Uw woord?בַּמֶּה יְזַכֶּה־נַּעַר אֶת־אָרְחֹו לִשְׁמֹר כִּדְבָרֶֽךָ׃
10Met heel mijn hart heb ik U gezocht, laat mij niet afdwalen van Uw instellingen. בְּכָל־לִבִּי דְרַשְׁתִּיךָ אַל־תַּשְׁגֵּנִי מִמִּצְוֹתֶֽיךָ׃
11In mijn hart heb ik Uw woord geborgen, opdat ik tegen U niet zondig. בְּלִבִּי צָפַנְתִּי אִמְרָתֶךָ לְמַעַן לֹא אֶֽחֱטָא־לָֽךְ׃
12Gezegend [of: Geprezen] bent U, JaHUaH! Onderwijs mij Uw inzettingen.בָּרוּךְ אַתָּה יְהוָה לַמְּדֵנִי חֻקֶּֽיךָ׃
13In mijn taal [of: Met mijn lippen] heb ik verteld al de maatregelen van Uw mond.בִּשְׂפָתַי סִפַּרְתִּי כֹּל מִשְׁפְּטֵי־פִֽיךָ׃
14In de weg van Uw getuigenissen verheug ik mij meer dan over alle rijkdom. בְּדֶרֶךְ עֵדְוֹתֶיךָ שַׂשְׂתִּי כְּעַל כָּל־הֹֽון׃
15In Uw aanwijzingen verdiep ik mij, en ik heb oog voor Uw paden. בְּפִקֻּדֶיךָ אָשִׂיחָה וְאַבִּיטָה אֹרְחֹתֶֽיךָ׃
16In Uw inzettingen verheug ik mij; ik vergeet niet Uw woord [of: wat U gezegd hebt].בְּחֻקֹּתֶיךָ אֶֽשְׁתַּעֲשָׁע לֹא אֶשְׁכַּח דְּבָרֶֽךָ׃
Gam/gimel (voet/been, ‘gaan’)gam: voet/been \ ג
17Doe wel aan Uw knecht, dan zal ik leven en Uw woord in acht nemen.גְּמֹל עַֽל־עַבְדְּךָ אֶֽחְיֶה וְאֶשְׁמְרָה דְבָרֶֽךָ׃
18Neem de bedekking van mijn ogen, en laat mij aanschouwen de wonderen die voortkomen uit Uw Torah.גַּל־עֵינַי וְאַבִּיטָה נִפְלָאֹות מִתֹּורָתֶֽךָ׃
19Een vreemdeling ben ik op aarde, verberg Uw instellingen niet voor mij. גֵּר אָנֹכִי בָאָרֶץ אַל־תַּסְתֵּר מִמֶּנִּי מִצְוֹתֶֽיךָ׃
20Gebroken is mijn ziel vanwege het verlangen naar Uw maatregelen, de hele tijd. גָּרְסָה נַפְשִׁי לְתַאֲבָה אֶֽל־מִשְׁפָּטֶיךָ בְכָל־עֵֽת׃
21U berispt de vervloekte hoogmoedigen, die van Uw instellingen afdwalen. גָּעַרְתָּ זֵדִים אֲרוּרִים הַשֹּׁגִים מִמִּצְוֹתֶֽיךָ׃
22Wentel smaad en verachting van mij af, want op Uw getuigenissen heb ik goed gelet.גַּל מֵֽעָלַי חֶרְפָּה וָבוּז כִּי עֵדֹתֶיךָ נָצָֽרְתִּי׃
23Zelfs toen de zittende vorsten op mij in spraken, heeft Uw knecht Uw inzettingen overdacht.גַּם יָֽשְׁבוּ רִים בִּי נִדְבָּרוּ עַבְדְּךָ יָשִׂיחַ בְּחֻקֶּֽיךָ׃
24Ja, Uw getuigenissen zijn mijn bron van blijdschap, mijn raadslieden.גַּֽם־עֵדֹתֶיךָ שַׁעֲשֻׁעָי אַנְשֵׁי עֲצָתִֽי׃
Dalt/dalet (deur, binnengaan, bewegen)dalt: deur, ingang \ ד
25Mijn ziel kleeft aan het stof; maak mij levend naar Uw woord [of: zoals U hebt gesproken].דָּֽבְקָה לֶעָפָר נַפְשִׁי חַיֵּנִי כִּדְבָרֶֽךָ׃
26Mijn wegen heb ik U verteld, en U hebt mij geantwoord; onderwijs mij Uw inzettingen.דְּרָכַי סִפַּרְתִּי וַֽתַּעֲנֵנִי לַמְּדֵנִי חֻקֶּֽיךָ׃
27Doe mij de weg van Uw aanwijzingen verstaan, dan zal ik mij verdiepen in Uw wonderen.דֶּֽרֶךְ־פִּקּוּדֶיךָ הֲבִינֵנִי וְאָשִׂיחָה בְּנִפְלְאֹותֶֽיךָ׃
28Mijn ziel huilt tranen van verdriet; richt mij op naar Uw woord.דָּלְפָה נַפְשִׁי מִתּוּגָה קַיְּמֵנִי כִּדְבָרֶֽךָ׃
29Doe de weg van de leugen van mij wijken, en schenk mij genadig Uw Torah. דֶּֽרֶךְ־שֶׁקֶר הָסֵר מִמֶּנִּי וְֽתוֹרָתְךָ חָנֵּֽנִי׃
30De weg van de waarheid [of: trouw / betrouw­baarheid] heb ik gekozen, met Uw maatregelen heb ik ingestemd.דֶּֽרֶךְ־אֱמוּנָה בָחָרְתִּי מִשְׁפָּטֶיךָ שִׁוִּֽיתִי׃
31Ik kleef vast aan Uw getuigenissen; JaHUaH! beschaam mij niet.דָּבַקְתִּי בְעֵֽדְוֹתֶיךָ יְהוָה אַל־תְּבִישֵֽׁנִי׃
32De weg van Uw instellingen zal ik lopen, want U verruimt mijn hart. דֶּֽרֶךְ־מִצְוֹתֶיךָ אָרוּץ כִּי תַרְחִיב לִבִּֽי׃
Áh/hé (verwondering, aanbidding, vreugde)ah: figuur met geheven handen en gebogen knieën \ ה
33Doe mij volgen, JaHUaH, de weg van Uw in­zettingen, en ik zal er goed op letten tot het einde toe. הֹורֵנִי יְהוָה דֶּרֶךְ חֻקֶּיךָ וְאֶצְּרֶנָּה עֵֽקֶב׃
34Geef mij onderscheidingsvermogen, en ik zal goed op Uw Torah letten; ja, ik zal hem in acht nemen met heel mijn hart.הֲבִינֵנִי וְאֶצְּרָה תֹֽורָתֶךָ וְאֶשְׁמְרֶנָּה בְכָל־לֵֽב׃
35Doe mij treden op het pad van Uw instellingen, want daarin vind ik vreugde. הַדְרִיכֵנִי בִּנְתִיב מִצְוֹתֶיךָ כִּי־בֹו חָפָֽצְתִּי׃
36Neig mijn hart tot Uw getuigenissen, en niet tot vals winstbejag. הַט־לִבִּי אֶל־עֵדְוֹתֶיךָ וְאַל אֶל־בָּֽצַע׃
37Wend mijn ogen af, zodat zij niet zien wat nutteloos is; maak mij levend in Uw wegen.הַעֲבֵר עֵינַי מֵרְאֹות שָׁוְא בִּדְרָכֶךָ חַיֵּֽנִי׃
38Bevestig wat U gezegd hebt aan Uw knecht, die Uw vreze is toegedaan. הָקֵם לְעַבְדְּךָ אִמְרָתֶךָ אֲשֶׁר לְיִרְאָתֶֽךָ׃
39Wend van mij de smaad af, waarvoor ik be­ducht ben, want Uw maatregelen zijn goed.הַעֲבֵר חֶרְפָּתִי אֲשֶׁר יָגֹרְתִּי כִּי מִשְׁפָּטֶיךָ טֹובִֽים׃
40Zie, ik verlang naar Uw aanwijzingen; maak mij levend door Uw gerechtigheid. הִנֵּה תָּאַבְתִּי לְפִקֻּדֶיךָ בְּצִדְקָתְךָ חַיֵּֽנִי׃
Wawu/wav (tentpin, verbinding)wawu: tentharing, pin \ ו
41En laat Uw goedertierenheid over mij komen, JaHUaH! Uw heil [Hebreeuws: Teshu‘ah], over­eenkomstig wat U gezegd hebt; וִֽיבֹאֻנִי חֲסָדֶךָ יְהוָה תְּשֽׁוּעָתְךָ כְּאִמְרָתֶֽךָ׃
42Dan heb ik hem die mij hoont iets te antwoor­den, want ik vertrouw op Uw woord.וְאֶֽעֱנֶה חֹרְפִי דָבָר כִּֽי־בָטַחְתִּי בִּדְבָרֶֽךָ׃
43En ontruk het woord van de waarheid niet van mijn mond, geheel en al, want ik hoop op Uw maatregelen.וְֽאַל־תַּצֵּל מִפִּי דְבַר־אֱמֶת עַד־מְאֹד כִּי לְמִשְׁפָּטֶךָ יִחָֽלְתִּי׃
44Dan zal ik Uw Torah steeds in acht nemen, voor eeuwig en altijd. וְאֶשְׁמְרָה תֹורָתְךָ תָמִיד לְעֹולָם וָעֶֽד׃
45En ik zal wandelen op een ruime weg, omdat ik Uw aanwijzingen gezocht heb.וְאֶתְהַלְּכָה בָרְחָבָה כִּי פִקֻּדֶיךָ דָרָֽשְׁתִּי׃
46Ook zal ik tegenover koningen spreken over Uw getuigenissen, en mij niet schamen. וַאֲדַבְּרָה בְעֵדֹתֶיךָ נֶגֶד מְלָכִים וְלֹא אֵבֹֽושׁ׃
47En ik verheug mij in Uw instellingen, die ik liefheb.וְאֶשְׁתַּֽעֲשַׁע בְּמִצְוֹתֶיךָ אֲשֶׁר אָהָֽבְתִּי׃
48En ik hef mijn handen op naar Uw instellingen, die ik liefheb, en ik blijf Uw inzettingen overdenken.וְאֶשָּֽׂא־כַפַּי אֶֽל־מִצְוֹתֶיךָ אֲשֶׁר אָהָבְתִּי וְאָשִׂיחָה בְחֻקֶּֽיךָ׃
Zan/zajin (zeis, mes; ook: olijfolie, waarderen)zan: zeis; olijfolie \ ז
49Gedenk aan het woord, tot Uw knecht gesproken, waarop U mij deed hopen.זְכֹר־דָּבָר לְעַבְדֶּךָ עַל אֲשֶׁר יִֽחַלְתָּֽנִי׃
50Dit is mijn troost in mijn ellende, want Uw woord [of: wat U gezegd hebt] heeft mij levend gemaakt.זֹאת נֶחָמָתִי בְעָנְיִי כִּי אִמְרָתְךָ חִיָּֽתְנִי׃
51De hoogmoedigen hebben mij boven mate zeer bespot; van Uw Torah ben ik niet afgeweken.זֵדִים הֱלִיצֻנִי עַד־מְאֹד מִתֹּֽורָתְךָ לֹא נָטִֽיתִי׃
52Herdacht heb ik Uw aloude maatregelen, JaHUaH; zo troost [of: verkwik] ik mezelf.זָכַרְתִּי מִשְׁפָּטֶיךָ מֵעֹולָם ׀ יְהוָה וָֽאֶתְנֶחָֽם׃
53Verontwaardiging greep mij aan vanwege de godvijandigen, die Uw Torah verlaten.זַלְעָפָה אֲחָזַתְנִי מֵרְשָׁעִים עֹזְבֵי תֹּורָתֶֽךָ׃
54Tot liederen zijn Uw inzettingen voor mij geworden, in het huis waar ik als vreemdeling verblijf.זְמִרֹות הָֽיוּ־לִי חֻקֶּיךָ בְּבֵית מְגוּרָֽי׃
55Herdacht heb ik ’s nachts Uw Naam, JaHUaH, en in acht genomen heb ik Uw Torah.זָכַרְתִּי בַלַּיְלָה שִׁמְךָ יְהוָה וָֽאֶשְׁמְרָה תֹּורָתֶֽךָ׃
56Dat is aan mij gebeurd, omdat ik op Uw aanwijzingen goed gelet heb.זֹאת הָֽיְתָה־לִּי כִּי פִקֻּדֶיךָ נָצָֽרְתִּי׃
Chét (tentdoek, wand, huid/vlees, grens/limiet)chet: tent-doek, afscheiding, vlees \ ח
57Mijn deel is JaHUaH, heb ik gezegd, zodat ik op Uw woorden acht zal geven.חֶלְקִי יְהוָה אָמַרְתִּי לִשְׁמֹר דְּבָרֶֽיךָ׃
58Gesmeekt heb ik Uw aangezicht met heel mijn hart, wees mij genadig overeenkomstig wat U gezegd hebt.חִלִּיתִי פָנֶיךָ בְכָל־לֵב חָנֵּנִי כְּאִמְרָתֶֽךָ׃
59Overdacht heb ik mijn wegen, en ik laat mijn voeten terugkeren naar Uw getuigenissen.חִשַּׁבְתִּי דְרָכָי וָאָשִׁיבָה רַגְלַי אֶל־עֵדֹתֶֽיךָ׃
60Gehaast heb ik mij, en niet geaarzeld Uw instellingen in acht te nemen.חַשְׁתִּי וְלֹא הִתְמַהְמָהְתִּי לִשְׁמֹר מִצְוֹתֶֽיךָ׃
61Benden godvijandigen hebben mij omringd; Uw Torah heb ik niet vergeten [of: niet veront­acht­zaamd].חֶבְלֵי רְשָׁעִים עִוְּדֻנִי תֹּֽורָתְךָ לֹא שָׁכָֽחְתִּי׃
62Te middernacht sta ik op, om U te loven om de maatregelen van Uw gerechtigheid.חֲצֹֽות־לַיְלָה אָקוּם לְהֹודֹות לָךְ עַל מִשְׁפְּטֵי צִדְקֶֽךָ׃
63Een metgezel ben ik voor allen die U vrezen, en voor het in acht nemen van Uw aanwij­zingen.חָבֵר אָנִי לְכָל־אֲשֶׁר יְרֵאוּךָ וּלְשֹׁמְרֵי פִּקּוּדֶֽיךָ׃
64Van Uw goedertierenheid, JaHUaH, is de aarde vol; onderwijs mij Uw inzettingen.חַסְדְּךָ יְהוָה מָלְאָה הָאָרֶץ חֻקֶּיךָ לַמְּדֵֽנִי׃
Tét (aardewerken mand, omhulling, draaien)teth: aardewerken mand, omhullen, draaien \ ט
65Goed hebt U gedaan met Uw knecht, JaHUaH, naar Uw woord.טֹוב עָשִׂיתָ עִֽם־עַבְדְּךָ יְהוָה כִּדְבָרֶֽךָ׃
66Goed onderscheiden en kennen - leer mij dat, want in Uw instellingen heb ik vertrouwd.טוּב טַעַם וָדַעַת לַמְּדֵנִי כִּי בְמִצְוֹתֶיךָ הֶאֱמָֽנְתִּי׃
67Voordat ik me wendde [of: Voordat ik verdrukt werd], dwaalde ik zelf, maar nu heb ik in acht genomen wat U gezegd hebt. טֶרֶם אֶעֱנֶה אֲנִי שֹׁגֵג וְעַתָּה אִמְרָתְךָ שָׁמָֽרְתִּי׃
68Goed bent U en goed doet U; onderwijs mij Uw inzettingen.טֹוב־אַתָּה וּמֵטִיב לַמְּדֵנִי חֻקֶּֽיךָ׃
69Besmeurd met leugens hebben de hoogmoedigen mij; maar ik, met heel mijn hart let ik goed op Uw aanwijzingen.טָפְלוּ עָלַי שֶׁקֶר זֵדִים אֲנִי בְּכָל־לֵב ׀ אֱצֹּר פִּקּוּדֶֽיךָ׃
70Ongevoelig als vet is hun hart; maar ik, in Uw Torah heb ik mij verheugd.טָפַשׁ כַּחֵלֶב לִבָּם אֲנִי תֹּורָתְךָ שִֽׁעֲשָֽׁעְתִּי׃
71Goed is het mij, dat ik mij gewend heb [of: dat ik verdrukt ben geweest], opdat ik Uw inzettingen leer.טֹֽוב־לִי כִֽי־עֻנֵּיתִי לְמַעַן אֶלְמַד חֻקֶּֽיךָ׃
72Goed is mij de Torah uit Uw mond, boven duizenden goud- en zilverstukken.טֹֽוב־לִי תֹֽורַת־פִּיךָ מֵאַלְפֵי זָהָב וָכָֽסֶף׃
Jad/jod (arm met open hand, gevend, zijtak)jad: arm met open hand, zijtak \ י
73Uw handen hebben mij gemaakt, en geven mij richting; doe mij verstaan, en ik zal Uw instellingen leren.יָדֶיךָ עָשׂוּנִי וַֽיְכֹונְנוּנִי הֲבִינֵנִי וְאֶלְמְדָה מִצְוֹתֶֽיךָ׃
74Wie U vrezen, zien mij, en verblijden zich, want Uw woord [of: Uw spreken] heb ik verwacht.יְרֵאֶיךָ יִרְאוּנִי וְיִשְׂמָחוּ כִּי לִדְבָרְךָ יִחָֽלְתִּי׃
75Ik wist al, JaHUaH, dat Uw maatregelen recht­vaardig zijn, en dat U mij trouw geantwoord hebt [of: dat U mij [in Uw] trouw verootmoedigd hebt]. יָדַעְתִּי יְהוָה כִּי־צֶדֶק מִשְׁפָּטֶיךָ וֶאֱמוּנָה עִנִּיתָֽנִי׃
76Laat toch Uw goedertierenheid er zijn om mij te troosten, naar Uw woord gesproken tot Uw knecht.יְהִי־נָא חַסְדְּךָ לְנַחֲמֵנִי כְּאִמְרָתְךָ לְעַבְדֶּֽךָ׃
77Laat Uw barmhartigheden over mij komen, en ik zal leven, want Uw Torah is mijn bron van blijdschap.יְבֹאוּנִי רַחֲמֶיךָ וְאֶֽחְיֶה כִּי־תֹֽורָתְךָ שַֽׁעֲשֻׁעָֽי׃
78Laat de hoogmoedigen beschaamd worden [of: De hoogmoedigen zullen te schande worden], omdat zij met leugen mij neerbogen; maar ik, ik overdenk Uw aanwijzingen.יֵבֹשׁוּ זֵדִים כִּי־שֶׁקֶר עִוְּתוּנִי אֲנִי אָשִׂיחַ בְּפִקּוּדֶֽיךָ׃
79Laat hen tot mij keren [of: Zij zullen tot mij keren], die U vrezen, en die Uw getuigenissen kennen [K; de Q heeft: de kenners van Uw getuigenissen].יָשׁוּבוּ לִי יְרֵאֶיךָ [וְיָדְעוּ כ] (וְיֹדְעֵי ק) עֵדֹתֶֽיךָ׃
80Laat mijn hart integer zijn in Uw inzettingen, opdat ik niet beschaamd zal worden. יְהִֽי־לִבִּי תָמִים בְּחֻקֶּיךָ לְמַעַן לֹא אֵבֹֽושׁ׃
Kaph (geheven hand; zegenen, regeren)kaph: geheven hand \ כ
81Vervuld van Uw heil [Hebr.: li- Teshu‘a-tekha] is mijn ziel; Uw woord [of: Uw spreken] heb ik verwacht.כָּלְתָה לִתְשׁוּעָתְךָ נַפְשִׁי לִדְבָרְךָ יִחָֽלְתִּי׃
82Volgeschoten zijn mijn ogen door Uw woord, terwijl ik zei: Wanneer zult U mij vertroosten?כָּלוּ עֵינַי לְאִמְרָתֶךָ לֵאמֹר מָתַי תְּֽנַחֲמֵֽנִי׃
83Want ik ben geworden als een leren zak in de rook; maar Uw inzettingen heb ik niet vergeten.כִּֽי־הָיִיתִי כְּנֹאד בְּקִיטֹור חֻקֶּיךָ לֹא שָׁכָֽחְתִּי׃
84Hoe veel zijn de dagen van Uw knecht? Wanneer zult U maatregelen nemen met mijn vervolgers?כַּמָּה יְמֵֽי־עַבְדֶּךָ מָתַי תַּעֲשֶׂה בְרֹדְפַי מִשְׁפָּֽט׃
85De hoogmoedigen hebben kuilen voor mij gegraven, wat niet is naar Uw Torah. כָּֽרוּ־לִי זֵדִים שִׁיחֹות אֲשֶׁר לֹא כְתֹורָתֶֽךָ׃
86Heel [of: Al] Uw instellingen zijn betrouwbaar. Met leugen vervolgden zij mij, help mij!כָּל־מִצְוֹתֶיךָ אֱמוּנָה שֶׁקֶר רְדָפוּנִי עָזְרֵֽנִי׃
87Bijna hebben ze mijn leven voleindigd in de aarde, en [of: maar] ik, niet verlaten heb ik Uw aanwijzingen.כִּמְעַט כִּלּוּנִי בָאָרֶץ וַאֲנִי לֹא־עָזַבְתִּי פִקֻּודֶֽיךָ׃
88Naar Uw goedertierenheid doe mij leven, en ik zal in acht nemen de getuigenissen van Uw mond.כְּחַסְדְּךָ חַיֵּנִי וְאֶשְׁמְרָה עֵדוּת פִּֽיךָ׃
Lam/lamed (herdersstaf; Herder, Leider, leiden)lam: herdersstaf \ ל
89Voor eeuwig, JaHUaH, staat Uw woord vast in de hemel.לְעֹולָם יְהוָה דְּבָרְךָ נִצָּב בַּשָּׁמָֽיִם׃
90Van generatie op generatie duurt Uw trouw; U hebt de aarde gegrondvest, en zij staat vast;לְדֹר וָדֹר אֱמֽוּנָתֶךָ כֹּונַנְתָּ אֶרֶץ וַֽתַּעֲמֹֽד׃
91Naar Uw maatregelen blijven zij nog heden staan, want zij allen zijn Uw knechten. לְֽמִשְׁפָּטֶיךָ עָמְדוּ הַיֹּום כִּי הַכֹּל עֲבָדֶֽיךָ׃
92Indien Uw Torah niet mijn bron van blijdschap was geweest, dan was ik vergaan in mijn ellende.לוּלֵי תֹורָתְךָ שַׁעֲשֻׁעָי אָז אָבַדְתִּי בְעָנְיִֽי׃
93Tot in eeuwigheid zal ik Uw aanwijzingen niet vergeten, want door deze hebt U mij levend gemaakt.לְעֹולָם לֹא־אֶשְׁכַּח פִּקּוּדֶיךָ כִּי בָם חִיִּיתָֽנִי׃
94Tot U behoor ik, verlos mij, want Uw aanwij­zingen heb ik gezocht.לְֽךָ־אֲנִי הֹושִׁיעֵנִי כִּי פִקּוּדֶיךָ דָרָֽשְׁתִּי׃
95Op mij gewacht hebben godvijandigen, om mij te vernietigen; Uw getuigenissen bestudeer ik.לִי קִוּוּ רְשָׁעִים לְאַבְּדֵנִי עֵדֹתֶיךָ אֶתְבֹּונָֽן׃
96Aan alle volheid heb ik een grens gezien; maar Uw instellingen hebben ruimte in overvloed. לְֽכָל תִּכְלָה רָאִיתִי קֵץ רְחָבָה מִצְוָתְךָ מְאֹֽד׃
Mu/mem (water, overvloed, veel, meervoud)mu: water, overvloed \ מ
97Hoe lief heb ik Uw Torah! Heel de dag is hij mijn overdenking [of: mijn meditatie].מָֽה־אָהַבְתִּי תֹורָתֶךָ כָּל־הַיֹּום הִיא שִׂיחָתִֽי׃
98Uw instellingen daaruit maken mij wijzer dan mijn vijanden, want tot in eeuwigheid leidt hij mij.מֵאֹיְבַי תְּחַכְּמֵנִי מִצְוֹתֶךָ כִּי לְעֹולָם הִיא־לִֽי׃
99Boven al mijn leraren ben ik verstandig, want Uw getuigenissen zijn mij tot overdenking [of: tot meditatie].מִכָּל־מְלַמְּדַי הִשְׂכַּלְתִּי כִּי עֵדְוֹתֶיךָ שִׂיחָה לִֽֿי׃
100 Boven de ouden heb ik inzicht, doordat ik op Uw aanwijzingen goed gelet heb.מִזְּקֵנִים אֶתְבֹּונָן כִּי פִקּוּדֶיךָ נָצָֽרְתִּי׃
101Van heel de slechte weg heb ik mijn voeten geweerd, opdat ik Uw woord in acht zou nemen.מִכָּל־אֹרַח רָע כָּלִאתִי רַגְלָי לְמַעַן אֶשְׁמֹר דְּבָרֶֽךָ׃
102Van Uw maatregelen ben ik niet afgeweken, want Ú, U hebt mij onderwezen. מִמִּשְׁפָּטֶיךָ לֹא־סָרְתִּי כִּֽי־אַתָּה הֹורֵתָֽנִי׃
103Hoe aangenaaam voor mijn smaakpapillen zijn Uw woorden geweest, meer dan honing voor mijn mond!מַה־נִּמְלְצוּ לְחִכִּי אִמְרָתֶךָ מִדְּבַשׁ לְפִֽי׃
104Uit Uw aanwijzingen krijg ik verstand, daarom haat ik heel de weg van de leugen. מִפִּקּוּדֶיךָ אֶתְבֹּונָן עַל־כֵּן שָׂנֵאתִי ׀ כָּל־אֹרַח שָֽׁקֶר׃
Nun (ontkiemend zaadje; nakomeling, voortkomen uit)nun: ontkiemend zaadje \ נ
105Een lamp voor mijn voet is Uw woord, en licht op mijn pad.נֵר־לְרַגְלִי דְבָרֶךָ וְאֹור לִנְתִיבָתִֽי׃
106Gezworen heb ik, en ik zal het gestand doen: ik zal de maatregelen van Uw gerechtigheid in acht nemen.נִשְׁבַּעְתִּי וָאֲקַיֵּמָה לִשְׁמֹר מִשְׁפְּטֵי צִדְקֶֽךָ׃
107Ik ben uitermate vernederd, JaHUaH, doe mij leven overeenkomstig Uw woord [of: zoals U gezegd hebt].נַעֲנֵיתִי עַד־מְאֹד יְהוָה חַיֵּנִי כִדְבָרֶֽךָ׃
108Mogen de vrijwillige offers van mijn mond, U bevallen, JaHUaH, en onderwijs mij Uw maatregelen.נִדְבֹות פִּי רְצֵה־נָא יְהוָה וּֽמִשְׁפָּטֶיךָ לַמְּדֵֽנִי׃
109Mijn ziel is voortdurend in mijn hand [vergelijk: ik houd mijn hart vast]; en toch, Uw Torah vergeet [of: verwaarloos] ik niet.נַפְשִׁי בְכַפִּי תָמִיד וְתֹֽורָתְךָ לֹא שָׁכָֽחְתִּי׃
110De godvijandigen hebben voor mij een strik gelegd; en toch, van Uw aanwijzingen ben ik niet afgedwaald.נָתְנוּ רְשָׁעִים פַּח לִי וּמִפִּקּוּדֶיךָ לֹא תָעִֽיתִי׃
111Me eigen gemaakt heb ik Uw getuigenissen voor eeuwig, want zij zijn de vreugde van mijn hart.נָחַלְתִּי עֵדְוֹתֶיךָ לְעֹולָם כִּֽי־שְׂשׂוֹן לִבִּי הֵֽמָּה׃
112Geneigd heb ik mijn hart om Uw inzettingen te doen tot in eeuwigheid, tot het einde toe.נָטִיתִי לִבִּי לַעֲשֹׂות חֻקֶּיךָ לְעֹולָם עֵֽקֶב׃
Sin & samekh (palmboom; Boom des Levens, leven, ondersteuning)sin/samekh: palmboom; Boom des Levens \ ס
113Halfhartigen [of: Sceptici] heb ik gehaat, maar [eigenlijk: en] Uw Torah heb ik liefgehad.סֵעֲפִים שָׂנֵאתִי וְתוֹרָתְךָ אָהָבְתִּי׃
114Mijn Schuilplaats en mijn Schild bent U; Uw woord [of: Uw spreken] heb ik verwacht.סִתְרִי וּמָגִנִּי אָתָּה לִדְבָרְךָ יִחָלְתִּי׃
115Ga weg van mij, kwaaddoeners, zodat [eigenlijk: en] ik zal goed letten op de instellingen van mijn God. סוּרוּ־מִמֶּנִּי מְרֵעִים וְאֶצְּרָה מִצְוֺת אֱלֹהָי׃
116Ondersteun mij naar Uw woord [of: naar wat U gezegd hebt], opdat [eigenlijk: en] ik zal leven; en laat mij niet beschaamd worden in mijn hoop.סָמְכֵנִי כְאִמְרָתְךָ וְאֶחְיֶה וְאַל־תְּבִישֵׁנִי מִשִּׂבְרִי׃
117Versterk mij, en ik zal gered zijn, en zal ik voortdurend door Uw inzettingen in verwondering in beslag genomen zijn.סְעָדֵנִי וְאִוָּשֵׁעָה וְאֶשְׁעָה בְחֻקֶּיךָ תָמִיד׃
118U verwerpt al degenen, die van Uw inzettingen afdwalen, want misleidend is hun bedrog.סָלִיתָ כָּל־שׁוֹגִים מֵחֻקֶּיךָ כִּי־שֶׁקֶר תַּרְמִיתָם׃
119Als schuim doet U alle godvijandigen van de aarde weg, daarom heb ik Uw getuigenissen lief.סִגִים הִשְׁבַּתָּ כָל־רִשְׁעֵי־אָרֶץ לָכֵן אָהַבְתִּי עֵדֹתֶיךָ׃
120Rechtop stond mijn vlees [of: mijn geslachtdeel] van schrik voor U, en voor Uw maatregelen was ik bevreesd.סָמַר מִפַּחְדְּךָ בְשָׂרִי וּמִמִּשְׁפָּטֶיךָ יָרֵאתִי׃
‘Ajnu/‘ajin (oog; zien, visie)‘ajnu: oog; zien \ ע
121Ik heb de maatregel en gerechtigheid gedaan; laat mij niet over aan mijn onderdrukkers.עָשִׂיתִי מִשְׁפָּט וָצֶדֶק בַּל־תַּנִּיחֵנִי לְעֹשְׁקָי׃
122Wees borg voor Uw knecht ten goede; laat de hoogmoedigen mij niet onderdrukken.עֲרֹב עַבְדְּךָ לְטוֹב אַל־יַעַשְׁקֻנִי זֵדִים׃
123Mijn ogen zijn volgeschoten van verlangen naar Uw heil [Hebreeuws: li- Jeshu‘a-tekha], en naar het woord [of: de toezegging] van Uw gerechtigheid.עֵינַי כָּלוּ לִישׁוּעָתֶךָ וּלְאִמְרַת צִדְקֶךָ׃
124Doe met Uw knecht overeenkomstig Uw goedertierenheid, en onderwijs mij Uw inzettingen.עֲשֵׂה עִם־עַבְדְּךָ כְחַסְדֶּךָ וְחֻקֶּיךָ לַמְּדֵנִי׃
125Uw knecht ben ik, maak mij verstandig, en ik zal Uw getuigenissen goed kennen.עַבְדְּךָ־אָנִי הֲבִינֵנִי וְאֵדְעָה עֵדֹתֶיךָ׃
126Het is tijd om te handelen voor JaHUaH, want zij hebben Uw Torah ineffectief gemaakt. עֵת לַעֲשׂוֹת לַיהוָה הֵפֵרוּ תּוֹרָתֶךָ׃
127Daarom heb ik Uw instellingen lief, meer dan goud, ja, meer dan puur goud. עַל־כֵּן אָהַבְתִּי מִצְוֺתֶיךָ מִזָּהָב וּמִפָּז׃
128Daarom heb ik heel de aanwijzingen, van alles, voor recht gehouden; maar heel de weg van de leugen heb ik gehaat. עַל־כֵּן כָּל־פִּקּוּדֵי כֹל יִשָּׁרְתִּי כָּל־אֹרַח שֶׁקֶר שָׂנֵאתִי׃
Pu/péh (opening, adem, mond, wind)pu: opening, wind \ פ
129Wonderbaar zijn Uw getuigenissen, daarom let mijn ziel daar goed op. פְּלָאוֹת עֵדְוֺתֶיךָ עַל־כֵּן נְצָרָתַם נַפְשִׁי׃
130Het openen van Uw woorden geeft licht, het laat de eenvoudigen begrijpen. פֵּתַח דְּבָרֶיךָ יָאִיר מֵבִין פְּתָיִים׃
131Mijn mond heb ik wijd opengedaan, en gehijgd, want naar Uw instellingen heb ik verlangd.פִּי־פָעַרְתִּי וָאֶשְׁאָפָה כִּי לְמִצְוֺתֶיךָ יָאָבְתִּי׃
132Wend U tot mij en wees mij genadig, overeen­komstig de maatregel aan wie Uw Naam beminnen.פְּנֵה־אֵלַי וְחָנֵּנִי כְּמִשְׁפָּט לְאֹהֲבֵי שְׁמֶךָ׃
133Laat mijn voetstappen vaststaan in Uw woord [of: in Uw spreken], en laat geheel geen ongerechtigheid in mij heersen. פְּעָמַי הָכֵן בְּאִמְרָתֶךָ וְאַל־תַּשְׁלֶט־בִּי כָל־אָוֶן׃
134Verlos mij van de onderdrukking van mensen, en ik zal Uw aanwijzingen in acht nemen.פְּדֵנִי מֵעֹשֶׁק אָדָם וְאֶשְׁמְרָה פִּקּוּדֶיךָ׃
135Doe Uw aangezicht lichten over Uw knecht, en onderwijs mij Uw inzettingen. פָּנֶיךָ הָאֵר בְּעַבְדֶּךָ וְלַמְּדֵנִי אֶת־חֻקֶּיךָ׃
136Waterbeken stromen uit mijn ogen neer, omdat zij Uw Torah niet in acht nemen.פַּלְגֵי־מַיִם יָרְדוּ עֵינָי עַל לֹא־שָׁמְרוּ תוֹרָתֶךָ׃
Tsad/tsade (plant: riet-/graan-achtig, rechtop, oprecht)tsad: plant (riet-/graan-achtig) \ צ
137Rechtvaardig bent U JaHUaH, en oprecht zijn Uw maatregelen.צַדִּ֣יק אַתָּ֣ה יְהוָ֑ה וְ֝יָשָׁ֗ר מִשְׁפָּטֶֽיךָ׃
138Ingesteld in gerechtigheid hebt U Uw getui­ge­nissen, en in overvloedige trouw.צִ֭וִּיתָ צֶ֣דֶק עֵדֹתֶ֑יךָ וֶֽאֱמוּנָ֥ה מְאֹֽד׃
139Vervuld heeft mij mijn passie, want vergeten [of: verwaarloosd] hebben mijn tegenstanders Uw woorden. צִמְּתַ֥תְנִי קִנְאָתִ֑י כִּֽי־שָׁכְח֖וּ דְבָרֶ֣יךָ צָרָֽי׃
140Gelouterd in overvloed is Uw woord [of: Uw spreken], en Uw knecht heeft het lief.צְרוּפָ֖ה אִמְרָתְךָ֥ מְאֹ֗ד וְֽעַבְדְּךָ֥ אֲהֵבָֽהּ׃
141Klein ben ik en veracht, dus Uw aanwijzingen vergeet [of: negeer] ik niet.צָעִ֣יר אָנֹכִ֣י וְנִבְזֶ֑ה פִּ֝קֻּדֶ֗יךָ לֹ֣א שָׁכָֽחְתִּי׃
142Uw gerechtigheid is gerechtigheid in eeuwig­heid, en Uw Torah is waarheid [of: betrouw­baar]. צִדְקָתְךָ֣ צֶ֣דֶק לְעוֹלָ֑ם וְֽתוֹרָתְךָ֥ אֱמֶֽת׃
143Benauwdheid en angst hebben mij getroffen, doch Uw instellingen zijn mijn bronnen van blijdschap. צַר־וּמָצ֥וֹק מְצָא֑וּנִי מִ֝צְוֺתֶ֗יךָ שַׁעֲשֻׁעָֽי׃
144De gerechtigheid van Uw getuigenissen is tot in eeuwigheid; doe ze mij verstaan, en ik zal leven.צֶ֖דֶק עֵדְוֺתֶ֥יךָ לְעוֹלָ֗ם הֲבִינֵ֥נִי וְאֶחְיֶֽה׃
Quph/qoph (opgaande zon; opgaan, rijzen, rondgaan)quph: opgaande zon \ ק
145Geroepen heb ik met heel mijn hart: verhoor mij, JaHUaH; op Uw inzettingen zal ik goed letten. קָרָ֣אתִי בְכָל־לֵ֭ב עֲנֵ֥נִי יְהוָ֗ה חֻקֶּ֥יךָ אֶצֹּֽרָה׃
146Aangeroepen heb ik U, verlos mij [Hebreeuws: hoshi‘éni], en ik zal Uw getuigenissen in acht nemen.קְרָאתִ֥יךָ הוֹשִׁיעֵ֑נִי וְ֝אֶשְׁמְרָ֗ה עֵדֹתֶֽיךָ׃
147Geanticipeerd heb ik op de ochtendschemering, en heb om hulp geroepen; Uw woord [Q; K: Uw woorden] [of: Uw spreken] heb ik verwacht. קִדַּ֣מְתִּי בַ֭נֶּשֶׁף וָאֲשַׁוֵּ֑עָה [לדבריך כ] (לִדְבָרְךָ֥ ק) יִחָֽלְתִּי׃
148Geanticipeerd hebben mijn ogen op de nachtwaken, om te overdenken wat U gezegd hebt [of: Uw woord].קִדְּמ֣וּ עֵ֭ינַי אַשְׁמֻר֑וֹת לָ֝שִׂ֗יחַ בְּאִמְרָתֶֽךָ׃
149Mijn stem, hoor die overeenkomstig Uw goeder­tierenheid, JaHUaH; overeenkomstig Uw maat­regel doe mij leven [of: maak mij levend].ק֭וֹלִי שִׁמְעָ֣ה כְחַסְדֶּ֑ךָ יְ֝הוָ֗ה כְּֽמִשְׁפָּטֶ֥ךָ חַיֵּֽנִי׃
150Naderbij komen die hoererij [of: overspel] najagen, van Uw Torah staan zij ver af.קָ֭רְבוּ רֹדְפֵ֣י זִמָּ֑ה מִתּוֹרָתְךָ֥ רָחָֽקוּ׃
151Nabij bent U, JaHUaH, en heel Uw instellingen zijn waarheid [of: betrouwbaar].קָר֣וֹב אַתָּ֣ה יְהוָ֑ה וְֽכָל־מִצְוֺתֶ֥יךָ אֱמֶֽת׃
152Van ouds heb ik geweten van Uw getuigenissen, dat U ze tot in eeuwigheid vastgesteld hebt.קֶ֣דֶם יָ֭דַעְתִּי מֵעֵדֹתֶ֑יךָ כִּ֖י לְעוֹלָ֣ם יְסַדְתָּֽם׃
Raisu/resh (gezicht van opzij; de hogere Ander (God))raisu: gezicht van opzij \ ר
153Zie mijn ellende, en help mij uit, want Uw Torah heb ik niet vergeten [of: genegeerd]. רְאֵֽה־עָנְיִ֥י וְחַלְּצֵ֑נִי כִּי־תֽ֝וֹרָתְךָ֗ לֹ֣א שָׁכָֽחְתִּי׃
154Voer mijn rechtszaak, en los [of: verlos] mij, naar wat U gezegd hebt doe mij leven [of: maak mij levend].רִיבָ֣ה רִ֭יבִי וּגְאָלֵ֑נִי לְאִמְרָתְךָ֥ חַיֵּֽנִי׃
155Ver van de godvijandigen is het Heil [Hebreeuws: Jeshu‘ah], want Uw inzettingen zoeken zij niet.רָח֣וֹק מֵרְשָׁעִ֣ים יְשׁוּעָ֑ה כִּֽי־חֻ֝קֶּיךָ לֹ֣א דָרָֽשׁוּ׃
156Uw barmhartigheden zijn vele, JaHUaH; naar Uw maatregelen doe mij leven [of: maak mij levend]. רַחֲמֶ֖יךָ רַבִּ֥ים ׀ יְהוָ֑ה כְּֽמִשְׁפָּטֶ֥יךָ חַיֵּֽנִי׃
157Talrijk zijn mijn vervolgers en mijn tegen­standers, van Uw getuigenissen wijk ik niet af.רַ֭בִּים רֹדְפַ֣י וְצָרָ֑י מֵ֝עֵדְוֺתֶ֗יךָ לֹ֣א נָטִֽיתִי׃
158Gezien heb ik degenen die bedrieglijk hande­len, en weerzin vervult mij, dat zij Uw woord niet in acht namen.רָאִ֣יתִי בֹ֭גְדִים וָֽאֶתְקוֹטָ֑טָה אֲשֶׁ֥ר אִ֝מְרָתְךָ֗ לֹ֣א שָׁמָֽרוּ׃
159Zie toe, want Uw aanwijzingen heb ik liefgehad, JaHUaH; overeenkomstig Uw goedertierenheid doe mij leven [of: maak mij levend].רְ֭אֵה כִּי־פִקּוּדֶ֣יךָ אָהָ֑בְתִּי יְ֝הוָ֗ה כְּֽחַסְדְּךָ֥ חַיֵּֽנִי׃
160Heel Uw woord is waarheid [of: betrouwbaar], en tot in eeuwigheid heel de maatregel van Uw gerechtigheid. רֹאשׁ־דְּבָרְךָ֥ אֱמֶ֑ת וּ֝לְעוֹלָ֗ם כָּל־מִשְׁפַּ֥ט צִדְקֶֽךָ׃
Shad/shin (borsten, (wolk?), bron, opwellen, naar voren komen)
& Sin (palmboom; Boom des Levens, leven, ondersteuning)
shad: borsten, wolk?, bron \ שׁ
sin/samekh: palmboom; Boom des Levens \ שׂ \ ס
161Machtigen hebben mij zonder reden vervolgd; en voor Uw woord [Q; K: voor Uw woorden] heeft mijn hart diep ontzag gehad [of: gevreesd].שָׂרִים רְדָפוּנִי חִנָּם [ומדבריך כ] (וּמִדְּבָרְךָ ק) פָּחַד לִבִּי׃
162Ik jubel [of: dans] van vreugde over wat U zegt, als de vinder van een grote buit. שָׂשׂ אָנֹכִי עַל־אִמְרָתֶךָ כְּמוֹצֵא שָׁלָל רָב׃
163De leugen heb ik gehaat, en ik heb er een afschuw van; maar Uw Torah heb ik liefgehad.שֶׁקֶר שָׂנֵאתִי וַאֲתַעֵבָה תּוֹרָתְךָ אָהָבְתִּי׃
164Zevenmaal per dag heb ik U geloofd [of: gepre­zen], om de maatregelen van Uw gerechtigheid.שֶׁבַע בַּיּוֹם הִלַּלְתִּיךָ עַל מִשְׁפְּטֵי צִדְקֶךָ׃
165Veel vrede voor wie Uw Torah beminnen, en voor hen ligt er geen struikelblok [zoals afgoden waren].שָׁלוֹם רָב לְאֹהֲבֵי תוֹרָתֶךָ וְאֵין־לָמוֹ מִכְשׁוֹל׃
166Ik wachtte op Uw Heil [Hebr.: li-Jeshu‘a-tekha], JaHUaH, en Uw instellingen heb ik gedaan [of: gevierd].שִׂבַּרְתִּי לִישׁוּעָתְךָ יְהוָה וּמִצְוֺתֶיךָ עָשִׂיתִי׃
167In acht genomen heeft mijn ziel Uw getuige­nissen, en ik heb ze in overvloed lief.שָׁמְרָה נַפְשִׁי עֵדֹתֶיךָ וָאֹהֲבֵם מְאֹד׃
168In acht genomen heb ik Uw aanwijzingen en Uw getuigenissen, want heel mijn weg ligt vóór U open.שָׁמַרְתִּי פִקּוּדֶיךָ וְעֵדֹתֶיךָ כִּי כָל־דְּרָכַי נֶגְדֶּךָ׃
Tav (kruis-teken; afronding, einde, constructie, vr. meerv.)tav: kruis-teken \ ת
169Laat mijn hartenkreet [of: mijn roep - zowel vra­gend als lovend] naderen voor Uw aangezicht, JaHUaH; overeenkomstig Uw woord, maak mij verstandig.תִּקְרַב רִנָּתִי לְפָנֶיךָ יְהוָה כִּדְבָרְךָ הֲבִינֵנִי׃
170Laat komen mijn smeken voor Uw aangezicht; overeenkomstig wat U gezegd hebt, red mij.תָּבוֹא תְּחִנָּתִי לְפָנֶיךָ כְּאִמְרָתְךָ הַצִּילֵנִי׃
171Overvloedig storten mijn lippen lof uit, want U onderwijst mij Uw inzettingen.תַּבַּעְנָה שְׂפָתַי תְּהִלָּה כִּי תְלַמְּדֵנִי חֻקֶּיךָ׃
172Beantwoorden zal mijn tong Uw spreken, want heel Uw instellingen zijn rechtvaardig.תַּעַן לְשׁוֹנִי אִמְרָתֶךָ כִּי כָל־מִצְוֺתֶיךָ צֶּדֶק׃
173Laat Uw hand mij te hulp komen, want voor Uw aanwijzingen heb ik gekozen.תְּהִי־יָדְךָ לְעָזְרֵנִי כִּי פִקּוּדֶיךָ בָחָרְתִּי׃
174Ik heb verlangd naar Uw Heil [Hebr.: li-Jeshu‘a-tekha], JaHUaH, en Uw Torah is mijn bron van blijdschap. תָּאַבְתִּי לִישׁוּעָתְךָ יְהוָה וְתוֹרָתְךָ שַׁעֲשֻׁעָי׃
175Laat mijn ziel leven, en zij zal U loven, en laat Uw maatregel mij helpen. תְּחִי־נַפְשִׁי וּתְהַלְלֶךָּ וּמִשְׁפָּטֶךָ יַעֲזְרֻנִי׃
176Gedwaald heb ik als een verloren schaap; zoek Uw knecht, want Uw instellingen heb ik niet vergeten [of: veronachtzaamd].תָּעִיתִי כְּשֶׂה אֹבֵד בַּקֵּשׁ עַבְדֶּךָ כִּי מִצְוֺתֶיךָ לֹא שָׁכָחְתִּי׃

Psalm 119: 1-176 (א, ב, ג, ד, ה, ו, ז, ח, ט, י, כ, ל, מ, נ, ס, ע, פ, צ, ר, ש, ת)

Hallelu-JaH!


Noten

Wat betreft de hier gehanteerde vertaling, zie: ‘Psalm 119 – Een prachtig loflied op, en leerdicht over, de Torah – inleiding en uitleg van enkele kernwoorden’.


Reacties

naam: *
e-mail: * (wordt niet openbaar gemaakt)
website: (optioneel)
reactie:
Ik wil graag dat mijn reactie hier wel / niet opgenomen wordt.
* = verplicht veld


 
home  home ,  nieuws index  ,  artikelen index

  
bloemdecoratie 

Bedankt voor uw belangstelling!

bloemdecoratie