Het schrift ging alvast vooruit
Hoe JaHUaH de weg bereidde voor het Evangelie in Griekenland
en Rome al in de tijd toen Isra’el van Hem afweek Deel II.
André H. Roosma 14 oktober 2015
In Deel I van dit artikel, vertelde ik het verhaal over het ontstaan van
ons (Latijnse) schrift; hoe het in twee stappen
overgenomen werd van het oude Paleo-Hebreeuwse schrift dat ontwikkeld was uit
het oude West-Semitische (ook bekend als Kanaänitisch of
Sinaïtisch) schrift dat Mozes gebruikte toen hij de Torah schreef.1
Ik gaf uitdrukking aan mijn verwondering en ontzag over de observatie dat
God zorgde dat de Grieken en daarna de Romeinen het overnamen, met wat
kleine aanpassingen, in de tijd waarin de noordelijke Israëlieten
respectievelijk de Joden in ballingschap gingen. En dat dit schrift en
het uitgebreide Romeinse rijk de verspreiding van het Evangelie op een
enorme wijze ondersteunden, alsmede de verspreiding van de overige
nieuwtestamentische geschriften...
Hier een vervolg van de bespreking van de letters van het
’aleph-bet zoals Mozes dat gebruikte en hoe ze overgenomen
werden in de Griekse en in de Romeinse - dat is: Latijns sprekende -
wereld.
De ontwikkeling van de lettertekens (vervolg)
Hieronder zal ik verder gaan met het illustreren hoe de letters van het
oude schrift van Isra’el (bovenste rij in elke
afbeelding) aan de basis stonden van onze (Latijnse) letters (linksonder), zodanig
dat onze letters vaak de oude karakters beter benaderen dan de letters van
het Hebreeuwse vierkantschrift van de Joden (rechtsonder), afgeleid van het Keizerlijk Aramees uit de zesde tot
vijfde eeuw voor Christus.
Het volgende symbool van het oude Semitische schrift uit de tijd van de
aartsvaders en Mozes was een plaatje van ofwel een mand ofwel de
draaischijf van een pottenbakker. De kunst van het pottenbakken is al erg
oud. Het symbool representeerde klei en aarde(werk), het werkwoord draaien,
en de notie van iets bevatten of omvatten. In het vroege Paleo-Hebreeuws bleef dit symbool vrijwel hetzelfde. De Grieken
vereenvoudigden het een beetje om hun theta Θ te vormen; de Romeinen namen het niet over; zodoende zijn nu
twee letters nodig om de Engelse th te schrijven... De Arameërs vereenvoudigden het symbool wat meer dan de Grieken.
Een interessant symbool van het oude Semitische schrift was een afbeelding
van een arm met een open hand. Hier laat ik twee varianten zien die ik
tegenkwam. Het symboliseerde die arm met hand, en elk soort zij-tak
(bijv. van een boom of een rivier) en het
werkwoord geven, vooral de vorm ‘hij geeft’. In vroeg Paleo-Hebreeuws veranderde dit symbool weinig. De Grieken
vereenvoudigden het aanzienlijk, terwijl de eraan vast zittende duim tot
een losse punt werd: Ι, ze noemden deze
letter iota. De Romeinen noemden hem gewoon eenvoudigweg I.
Later splitste deze letter zich in de klinker I en de medeklinker J.
Waarschijnlijk had hij deze combinatie van klinker i en medeklinker j
al vanaf het allereerste begin. In het Aramees raakte het symbool meer gereduceerd dan in het Grieks.
Het volgende symbool van het oude Semitische schrift is de kaph,
afbeelding van een geheven hand. In de loop van de tijd werd ook de arm
eraan toegevoegd en de hand werd wat vereenvoudigd. De Grieken namen het tamelijk recht-toe-recht-aan over, ze kortten de arm wat
in en draaiden het symbool zodat de arm en een vinger rechtop stond, en ze
spiegelden het hele symbool: Κ. Ze noemden
het kappa. De Romeinen namen het over als de letter K. In het Aramees raakte de vorm van de letter aanzienlijk vereenvoudigd - meer
dan in het Grieks of Latijn -, en gesplitst in een gewone versie en een versie
die aan het eind van woorden wordt gebruikt.
Het volgende symbool van het oude Semitische schrift stelde een
herdersstaf voor; dat was een lange rechte stok, met een cirkelvormige bocht
aan een eind. Het representeerde een willekeurige grote stok en de herder of
de leidersfiguur die hem vasthield. De Grieken namen een vroege variant over met een drastische
vereenvoudiging: Λ, en noemden
hem Lambda. De Romeinen kopiëerden (en
spiegelden) de variant voor de el: L. In het Aramees raakte de vorm van de letter bijna onherkenbaar veranderd.
In het oude Semitische schrift was het symbool voor water heel natuurlijk:
een golvend lijntje. Zoals water in diie uiterst droge landstreken, stond het
ook voor overvloed en meervoud(igheid). De Grieken en Romeinen adopteerden het symbool tamelijk rechtstreeks, als de
Griekse Μ en de Latijnse M, mu
respectievelijk em
genoemd. In het Aramees raakte de vorm van de letter – vooral de sluit-variant
– onherkenbaar veranderd.
De oude letter nun was een afbeelding van een spruitend zaadje.
Behalve dat hij de noties van zaad of vrucht representeerde, symboliseerde
hij ook de noties van nazaten / nakomelingen(-schap) en alles dat uit iets
anders voortkomt of op iets anders lijkt. Tamelijk vroeg raakte het
bolletje aan het ene eind verloren en de zigzag meer uitgesproken. De Griekse nu Ν, waarvan de Latijnse
N is afgeleid, is een tamelijk recht-toe-recht-aan vereenvoudiging
en normalisatie van zijn spiegelbeeld. In het Aramees werd de vorm van de letter op een andere wijze vereenvoudigd
en naar mijn idee minder herkenbaar. In alle talen bleef het een belangrijke letter.
De oude letter samekh of sin was een afbeelding van een
dadelpalm. Zoals de dadelpalm zelf, symboliseerde hij ook de legendarische
Boom des Levens en de noties van leven en fysieke ondersteuning - zowel in
voeding als qua fysieke kracht. Omdat een palmboom door God gebruikt was om zichzelf te openbaren in vuur,
vertegenwoordigde hij ook Gods tegenwoordigheid. Vele eeuwen lang was hij
het nationale symbool van Israël, altijd getekend met drie takken aan elke
kant van de stam en één in het midden. De Grieken gebruikten een vereenvoudigde versie van deze letter, die
bestond uit slechts de drie paren takken, voor hun xi: Ξ, waaruit later de Latijnse X ontstond.
Opmerkelijk is dat gerelateerde Oud Zuid Arabische schriftsoorten al twee
X-tekens op elkaar gestapeld gebruikten, als afbeelding van het
patroon dat te zien is op de stam van een palmboom, voor hun versie van de
samekh/sin. Dit kan de Griekse en Romeinse keuze ook beïnvloed
hebben. In het Aramees raakte de vorm van de letter onherkenbaar veranderd.
Het volgende oude symbool vertegenwoordigt feitelijk twee letters, in
sommige Semitische talen nog steeds onderscheiden worden als
‘ajin en ghajin. Het grafeem stelde zowel een oog voor
(‘ajin) als een omhulling ergens
omheen (ghajin). De Grieken adopteerden deze grafeem tamelijk recht-toe-recht-aan in twee
letters van verschillende grootte, waarbij ze de stip in het midden weglieten:
de kleine Ο noemden ze o-micron,
en de grote Ω o-mega - als op een
voetstukje geplaatst. De Romeinen namen deze als de éne letter O over.
Beiden gebruikten ze voor o-klanken omdat ze niet de Semitische klanken
hadden die bij deze letter hoorden, en het Semitische schrift gaf hen niet
een andere letter voor de o. In het Aramees raakte de vorm van de letter onherkenbaar veranderd.
< wordt vervolgd in Deel III >
Hallelu JaH !
Noten
|