Hallelu-JaH - alle eer aan JaHUaH
  

Psalm 119 –
Een prachtig loflied op, en leerdicht over, de Torah
– deel ’alp: ossekop - ’aleph

André H. Roosma
4 mei 2013

Zoals ik in de inleiding vermeldde is Psalm 119 een bijzonder mooi loflied op de Torah van JaHUaH en tegelijkertijd een leerdicht over die Torah. Deze Psalm staat dan ook vol met verwij­zin­gen naar de Torah. Vanuit deze Psalm kunnen we veel leren over hoe God JaHUaH, de God van heel de Bijbel, de Torah bedoeld heeft en hoe relevant hij ook vandaag de dag nog is voor elke Israëliet en christen. Hallelu-JaH!

In deze aflevering geef ik, na deze korte introductie, de eerste strofe en een korte bespreking daarvan. In de originele Hebreeuwse tekst beginnen alle regels van deze strofe met de letter א - ’Aleph, in de oude vorm: ’alp: ossekop; eerste, prominente, dierbare - de eerste, belangrijkste, meest prominente.
Hieronder rechts het Hebreeuwse origineel en links daarnaast mijn Nederlandse verta­ling.1 In de vertaling heb ik woorden die voor de leesbaarheid toegevoegd zijn, in grijs en iets kleiner gezet.

’Alp/’aleph (eerste, belangrijkste)’alp: ossekop \ א
1Welgelukzalig zijn de oprechten van wandel, die wandelen in de Torah van JaHUaH.אַשְׁרֵי תְמִֽימֵי־דָרֶךְ הַֽהֹלְכִים בְּתוֹרַת יְהוָֽה׃
2Welgelukzalig zijn zij, die goed letten op Zijn getuigenissen, die Hem met heel hun hart zoeken;אַשְׁרֵי נֹצְרֵי עֵדֹתָיו בְּכָל־לֵב יִדְרְשֽׁוּהוּ׃
3ook geen onrecht doen, maar wandelen in Zijn wegen. אַף לֹֽא־פָעֲלוּ עַוְלָה בִּדְרָכָיו הָלָֽכוּ׃
4JaHUaH, Ú hebt ingesteld Uw aanwijzingen om die intens in acht te nemen. אַתָּה צִוִּיתָה פִקֻּדֶיךָ לִשְׁמֹר מְאֹֽד׃
5Och, dat mijn wegen standvastig waren, tot het in acht nemen van Uw inzettingen! אַחֲלַי יִכֹּנוּ דְרָכָי לִשְׁמֹר חֻקֶּֽיךָ׃
6Dán zal ik niet beschaamd staan, wanneer ik oog zal hebben voor al Uw instellingen.אָז לֹא־אֵבֹושׁ בְּהַבִּיטִי אֶל־כָּל־מִצְוֹתֶֽיךָ׃
7Ik zal U loven in oprechtheid van hart, terwijl ik de maatregelen van Uw gerechtigheid leer.אֹודְךָ בְּיֹשֶׁר לֵבָב בְּלָמְדִי מִשְׁפְּטֵי צִדְקֶֽךָ׃
8Ik zal Uw inzettingen in acht nemen; verlaat mij niet, tot het uiterste. אֶת־חֻקֶּיךָ אֶשְׁמֹר אַֽל־תַּעַזְבֵנִי עַד־מְאֹֽד׃

Psalm 119: 1-8 (א)

Deze Psalm begint met het eerste, het belangrijkste (’alp: ossekop). Daar gaat het in deze strofe over. Wat daarbij opvalt, is het intensieve gebruik van de Hebreeuwse stijlvorm van het parallellisme, waarbij ongeveer hetzelfde twee of meer keren wordt gezegd in ver­schillende bewoordingen.
Een eerste voorbeeld van dit parallellisme vinden we al direkt in de eerste verzen, waar we nog extra geholpen worden door de herhaling van het beginwoord ’ashrei, dat ik hier, net als in de StatenVertaling, vertaald heb als: welgelukzalig.2 Dat rijst de vraag: Wie wor­den er zo gelukkig geprezen? Vers 1 geeft de eerste parallel van twee karakteri­sa­ties en de verzen 2 en 3 voegen daaraan elk nog twee toe. Die zes zijn dus bijna synoniem. Welgelukzalig zijn zij, die:

  • oprecht van wandel zijn (meer hierover later in de strofe onder de tsad: riet-/graan-achtige plant / צ - tsade);
  • in de Torah van JaHUaH wandelen;
  • goed letten op Zijn getuigenissen (goed letten op wat Hij gezegd heeft over wat eerder gebeurde);
  • Hem met heel hun hart zoeken;
  • geen onrecht doen;
  • wandelen in Zijn wegen (niet in eigen wijsheid).

Als we God JaHUaH met heel ons hart zoeken, zullen we letten op wat Hij gezegd heeft, wandelen in Zijn aanwijzingen en wegen, geen onrecht doen, en oprecht zijn in wat we doen (en omgekeerd, natuurlijk). Dit rijtje hoort bij elkaar. Dat zegt onder andere wat over de relevantie van de Torah voor christenen, nu.

Vers 4 is als het ware de as waar deze strofe om draait en vat samen wat het belang­rijkste is in deze strofe. Het is belangrijk dat we de regels in acht nemen die God ons tot ons heil in de Torah gegeven heeft.
Teruggrijpend op vers 1 begon de Statenvertaling dit vers met een voor de duide­lijkheid ingevoegde verwijzing naar God Zelf; dit heb ik in deze vertaling overgeno­men.
Het He­breeuw­se woord שׁמר - shámar werd vroeger3 geschreven als: shad: borsten, bronmu: water, overvloedraisu: gezicht van opzij: de bron van water/overvloed van God – duidend op wat je daarmee deed: niet uit het oog verliezen, in acht nemen, op letten. Denk daarbij aan de enorme droogte in die landen. Als je het zicht op je bron kwijtraakte, kon het je dood betekenen. Verschillende vormen van dit werkwoord worden ook gebruikt in de verzen 5 en 8 (en 9 en 17 in de volgende strofen), waar het ook vertaald is met: in acht nemen. In de grondtekst staat er in vers 4 nog een versterkend woord bij: מאד - meod - heftig, in sterke of grote mate; hier vertaald als: intens. God wil dus dat we intens acht geven op Zijn aanwijzingen, dat wil zeggen: op Zijn Torah.4

De laatste vier verzen van deze strofe (5–8) geven aan, wat kan helpen om ons acht te laten geven op Gods Torah. Opnieuw met een meervoudig parallellisme:

  • standvastigheid, dus consequent zijn in de wegen die je bewandelt (vers 5);
  • het vooruitzicht, dan niet beschaamd te zullen staan (vers 6);
  • het je aanleren van Gods rechtvaardige maatregelen (of bepalingen) leidt tot het Hem met een oprecht hart kunnen loven, dus zonder hypocrisie (vers 7);
  • tenslotte het belangrijkste: Gods aanwezigheid is onontbeerlijk, vooral in de momenten dat het moeilijk wordt (vers 8).

Het eerdergenoemde woord meod vinden we opnieuw aan het eind van vers 8 (hier met voorvoegsel ad - tot, zoals. Dit is heel lastig te vertalen. In feite zegt de Psalmist: ver­laat me niet, dat wil zeggen: blijf bij me, en voegt daar aan toe: tot het uiterste of: heel intens, intensief. Hij zegt dus dat hij Gods nabijheid intens nodig heeft!
Tegelijkertijd kan het ad–meod aan het eind van dit vers, met die intense nabijheid van God, dan ook terugslaan op het eerste deel van het vers, dat wil zeggen: op Ik zal Uw inzettingen in acht nemen. De intensiteit van Gods nabijheid is bepalend voor de intensiteit van het in acht kunnen nemen van Zijn inzettingen.

We zien hier dus wat het belangrijkste is: dat we, geholpen door God Die met en bij ons is, intens letten op wat Hij in Zijn Torah aangeeft. Dat zal onszelf goed doen én God zal in oprechtheid van hart geloofd en geëerd worden.

Hallelu JaH !


Noten

1 Deze vertaling heeft de volgende uitgangspunten:
  • brontaal getrouw (d.w.z. zo nauwkeurig mogelijk weergevend wat er in het He­breeuws staat, inclusief nauwkeurige transliteratie van namen en behoud van zo veel mogelijk van de stijl en nadruk; dat laatste bijvoorbeeld door een woord aan het begin van een zin te plaatsen);
  • zo weinig mogelijk theologische interpretatie;
  • gebruik van Nederlands dat voor de gemiddeld ontwikkelde mens begrijpelijk is;
  • voor de duidelijkheid of ter bevordering van de leesbaarheid ingevoegde woorden zijn in een grijze en iets kleinere letter gezet;
  • in geval de grondtekst voor meerderlei uitleg vatbaar is, worden de alternatieven erbij vermeld.

Daarmee staat hij vaak redelijk dicht bij de Herziene Statenvertaling, behalve wat betreft de weergave van de Hebreeuwse namen, waaronder de glorierijke Naam van God een eerste plaats inneemt. Betreffende die glorierijke Naam van God, zie:
André H. Roosma, ‘De wonderbare en liefelijke Naam van de God Die er was, Die er is, en Die er zijn zal.pdf document, uitgebreide Accede!/Hallelu-JaH! studie (ca. 90 p.), juli 2009.

Een korte verantwoording van mijn vertaling van enkele woorden die in deze Psalm veel voorkomen vindt u in de inleiding.

2 Iets meer over dit woord אַשְׁרֵי - ’ashrei:
Aaron D. Rubin* ziet als de wortel ervan het woord: שׁרי - šri, oudere vorm: שׁרו - šrw (met š = sh), met als betekenis: overvloedig delend, vooral in vreugde, zeer vrijgevig, edel. In het oude schrift3 is dat: shad: borsten, bron, opwellen, naar voren komenraisu: gezicht van opzij; de hogere Ander (God)wawu: tentharing, pin; verbinden - de bron van Gods verbond (of: de bron van God is zeker). Ja die bron ligt met zekerheid in Hemzelf Die zeer vrijgevig en met vreugde Zijn genade uit­deelt! En dat is iets om je zeer blij en gelukkig over te voelen!
* Bron: Aaron D. Rubin, ‘The Form and Meaning of Hebrew ’ašrê ’, Vetus Testamentum 60, 2010; p.366-372.
3 Meer informatie over het hier bedoelde vroeg-Bijbelse schrift in: André H. Roosma, ‘De geschreven taal van Abraham, Mozes en David – Pictografische wortels en basisnoties in de structuur van het vroeg-Bijbelse schrift.pdf document, Hallelu-JaH! werkdocument, januari 2011.
4 Wat we goed in het oog moeten blijven houden wordt weergegeven met het He­breeuw­se woord פִקֻּדֶיךָ - piqqudeikha - Uw piqqud in meervoud. De basis piqqud is letterlijk: dat waarop gelet wordt, dat wat gezocht wordt; en zodoende: een aanwijzing, voorschrift, regel. De meervoudsvorm - zeker met referentie naar God, zoals hier - slaat overal in de Bijbel op de Torah (Gods aanwijzingen) en/of op Jeshu‘ah (Gods Aangewezene).

Reacties

naam: *
e-mail: * (wordt niet openbaar gemaakt)
website: (optioneel)
reactie:
Ik wil graag dat mijn reactie hier wel / niet opgenomen wordt.
* = verplicht veld


Vorige artikel: ‘Psalm 119 – Een prachtig loflied op, en leerdicht over, de Torah – inleiding en uitleg van enkele kernwoorden’.
Zie ook de artikelen-serie over de Torah.

Volgende artikel in deze serie over Psalm 119: ‘Deel baitu: tent/huis - beth en gam: voet/been, stok - gam’.

 
home  home ,  nieuws index  ,  artikelen index

  
bloemdecoratie 

Bedankt voor uw belangstelling!

bloemdecoratie