De glorieuze Naam van JaHUaH
in de profetie van Tsephan-Jahu

André H. Roosma
5 november 2012

Gister werd ik bepaald bij de profetie die dorgegeven werd door de profeet Tsephan-Jahu, ook bekend als Zefanja. Tussen twee haakjes: ik schrijf Tsephan-Jahu omdat dat een betere transliteratie is van zijn Hebreeuwse naam: צְּפַניָהוּ of צְּפַניָה ; zijn naam betekent: JaHUaH verbergt, of JaHUaH beschermt.

Wat me raakte, was de verontwaardiging en passie van JaHUaH die uit deze profetie spreekt, in combinatie met hoe vaak de glorieuze Naam JaHUaH in deze profetie voorkomt.1 In slechts 3 korte hoofdstukken, komt deze glorieuze Naam van God niet minder dan 34 keer voor (34 keer in een totaal van 53 verzen is meer dan twee keer zo vaak als in de gemiddelde oudtestamentische tekst), en dat is dan nog exclusief alle keren dat deze heerlijke Naam in andere namen voorkomt. JaHUaH is werkelijk ten volle aanwezig hier!

Het begint al in het allereerste vers:

Het woord van JaHUaH kwam tot Tsephan-Jahu de zoon van Kushi, de zoon van Gedal-Jahu, de zoon van ’Amar-Jahu, de zoon van Chizqi-Jahu, in de dagen van Jo’shi-Jahu2 de zoon van ’Amon, koning van Jehudah.

Wat hier heel duidelijk is, is dat Tsephan-Jahu uit een geslacht voortkwam waar JaHUaH geëerd werd! En hij spreekt niet zijn eigen woorden. Nee, “Het woord van JaHUaH ... kwam tot” hem, en hij gaf het door. Het Hebreeuws zegt dat “Het woord van JaHUaH was daar tot” hem. Uit Genesis 1 weten we dat het woord van JaHUaH macht heeft!

Inderdaad, ook in deze profetie, spreekt de glorieuze Naam van JaHUaH vaak van Zijn ultieme macht – macht om te vernietigen (1: 2, 10, 14-15; 2: 9, 11; 3: 8) én macht om tot leven te wekken en te beschermen (vooral 3: 5-20).

Zoals ik zei, wat me in deze profetie raakte is de verontwaardiging en toewijding of passie van JaHUaH die eruit spreekt. Wat te denken van de volgende passage:

1:2-6 Volkomen zal Ik alles van de aardbodem wegvagen, luidt het woord van JaHUaH. Ik zal wegvagen mens en dier, Ik zal wegvagen het gevogelte van de hemel en de vissen van de zee, en de ergernissen met de goddelozen; ja, Ik zal de mensen van de aardbodem uitroeien, luidt het woord van JaHUaH. Ik zal mijn hand uitstrekken tegen Jehudah en tegen alle inwoners van Jerushalam, en Ik zal uit deze plaats uitroeien het overblijfsel van Ba‘al en de naam der afgodsdienaren met de priesters, en hen die op de daken zich nederbuigen voor de menigte van de hemel, en die zich neerbuigen en zweren bij JaHUaH én bij Malkham; ook hen die van JaHUaH afvallen, en die JaHUaH niet zoeken noch naar Hem vragen.

Wanneer ik zulke woorden lees als “Volkomen zal Ik ... wegvagen” uit de mond van een genade-volle God, dan hoor ik diep gewortelde pijn, verontwaardiging en kwaad­heid. De rest van deze verzen tonen de oorzaak van Zijn pijn en veront­waar­diging: Zelfs onder יְהוּדָה - Jehudah (oorspronkelijk: JaHU-dah - JaHUaH prijzend), het volk dat naar Zijn glorieuze Naam genoemd was, bedoeld om die onvolprezen Naam overal te verhogen, onder de inwoners van Jerushalem, de stad waar Hij het meest tastbaar bij hen verbleef, is er een “overblijfsel van Ba‘al”, zijn er “afgodsdienaren”, zelfs met priesters, en zijn er “die op de daken zich neder­buigen voor de menigte van de hemel”. Er zijn hypocrieten, “die zich neerbuigen en zweren bij JaHUaH én [of: maar ook] bij Malkham”, de afgod van Ammonieten en Feniciërs aan wie sommige Israëlie­ten zelfs hun kinderen offerden in de Hinnom vallei... En dan zijn er ook nog “hen die van JaHUaH afvallen, en die [zelfs] JaHUaH niet zoeken noch naar Hem vragen.” Wat een immense tragedie...

Zeker heeft JaHUaH reden om geschokt en boos te zijn! Als je ook maar iets kent van Zijn Karakter,3 dan begrijp je dat het ongelooflijk is dat er iemand, laat staan een heel volk, zo extreem ontrouw en afgodisch zou zijn tegenover haar grote Bruidegom...

En toch...

En toch: Hij blijft trouw. Hij blijft gericht op haar welzijn. Zijn doel blijft om te komen tot dat punt van wederzijds en volledig genot; die volkomen
opnieuw vertaald: 23-25 nov. 2014
vreugde in elkaar. We lezen daarover in het laatste hoofdstuk:

3: 9 Maar dan zal Ik de volken keren tot een pure taal, opdat zij allen de Naam van JaHUaH proclameren [of: aanroepen]; opdat zij Hem dienen met eenparige schou­der. 10 Van de overzijde van de wateren van Kush [= waarschijnlijk Ethiopië of heel Afrika] zal Mijn aanbidder, de dochter van Mijn verstrooide, Mijn offeranden brengen. 11 Op die dag zult je je niet hoeven te schamen over al de daden waarmee je tegen Mij hebt gerebelleerd, want dan zal Ik uit jouw midden verwij­deren wie je hoogmoed toejuichen. En je zult je voortaan niet meer verheffen over de berg van Mijn heiligheid. 12 En Ik zal in je midden overlaten een ellendig en gering volk, en zij hebben een toevlucht gevonden in de Naam van JaHUaH. 13 Het overblijfsel van Isra’el zal geen onrecht doen noch leugen spreken, en in hun mond zal geen bedrieglijke tong gevonden worden, want zij zullen weiden en neerliggen, zonder dat iemand hen ver­schrikt. 14 Jubel, dochter van Tsion; juich, Isra’el; verheug je en spring op van vreugde met heel je hart, dochter van Jerushalam! 15 JaHUaH heeft je bedek­kingen weggenomen, Hij heeft je vijand weggevaagd. De Koning van Isra’el, JaHUaH, is in je midden; je zult geen kwaad meer zien. 16 Op die dag zal tot Jerushalam gezegd worden: Vrees niet, Tsion, laat je handen niet slap worden. 17 JaHUaH, jouw God, in je midden, de Machtige! Hij zal verlos­sen; Hij zal over jou jubelen met blijdschap; Hij zal je doen vernieuwen [of: Hij zal je doen zwij­gen; je tot rust brengen] in Zijn liefde; Hij zal Zich over jou verheugen met gejuich. 18 Wie bedroefd zijn, ver van de feestver­gade­ring, zal Ik samenbren­gen; zij waren een onderdeel van jou. Als een last drukte de smaad op hen. 19 Zie, Ik zal afrekenen met al je onderdrukkers in die tijd, en Ik zal de kreupele verlossen en wie verdreven is erbij halen; en Ik zal hen stellen tot een loflied en tot een naam in heel de wereld waar zij beschaamd zijn geweest. 20 In die tijd zal Ik jullie doen komen, namelijk in de tijd dat Ik jullie zal verzamelen. Want Ik zal jullie stellen tot een naam en tot een loflied onder alle volken van de aarde, wanneer Ik jullie ballingschappen zal omkeren voor jullie ogen, zegt JaHUaH.4

Een aantal opmerkelijke dingen hierin wil ik graag even belichten:

  • Het begint met een pure taal (andere vertalingen hebben: reine lippen of een reine mond), een waarvan het karakteristiek is dat “allen de Naam van JaHUaH proclameren of aanroepen”. Dat is nogal een contrast met de huidige ‘taal’ van zowel joden als christenen, die elk gebruik van Zijn wonderbare Naam vermijden...
  • Van overal over de wereld wordt een offer (Hebr.: מִנחָה - minchah: vleesoffer, offer, schatting, gift) gebracht voor JaHUaH. Waar veel christenen zeggen dat de offers alleen bij het ‘oude verbond’ hoorden, en joden leren dat ze geen offers kunnen brengen omdat de tempel er niet is, wordt hier uiteindelijk een offer (bijv. dank- en lof-offer – zie Leviticus 3 voor details) gebracht aan JaHUaH...
  • toegevoegd: 25 nov. 2014
  • Dat offer wordt gebracht door Zijn aanbidder - de doch­ter van Zijn verstrooide; de Bijbel spreekt ook wel over de dochter van Tsion of over de Bruid... En Het Hebreeuwse woord dat vertaald is als ‘aanbidder’ is opvallend: עָתָר - atar - aanbidder; wierook/reukwerk. Deze twee betekenissen zijn te herleiden op de betekenis volgens de oude plaatjes: ‘ajnu: oog; zien, visie tav: kruis-teken; afronding, einde, vr. meerv. raisu: gezicht van opzij; de hogere Ander (God); oog/zien - (kruis)teken - God; het zichtbare teken van God (de wolk van reukwerk waarin God was in de tabernakel of in de tem­pel) en degene die daar oog voor had. Kenmerkend voor de Bruid is dat wie daartoe behoren oog hebben voor dat ultieme teken van God: tav: kruis-teken; afronding, einde, vr. meerv. het Kruis, én voor alle andere tekenen van God! En Hem ervoor eren en aanbidden (vgl. Rom. 1).
  • ... voortaan zult je je niet meer verheffen [oftewel: niet meer overmoedig zijn] over [of: inzake] de berg van Mijn heiligheid”. Het voornaamste conflict tussen Joden en Israëlieten van het Noordelijke koninkrijk (ook wel bekend als Samari­tanen), gedurende de laatste twee-en-een-half-duizend jaar, is geweest over welke berg heiliger is voor JaHUaH. Wat een opluchting, wanneer deze hoog­moed van elk tegenover de ander weggenomen zal zijn...
  • Het zal een overblijfsel zijn van “een ellendig en gering volk” dat over zal blij­ven. Zoals Paulus vele jaren later schreef aan de gemeente in Korinthe (1 Kor. 1: 26-27): “Ziet slechts, broeders, wat u was, toen u geroepen werd: niet vele wijzen naar het vlees, niet vele invloedrijken, niet vele aanzienlijken. Integen­deel, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren om wat sterk is te bescha­men;...”. Een belangrijk kenmerk van dit overblijfsel? Ze “schuilen bij de Naam van JaHUaH”...
  • Op die manier goed (op hartsniveau) verbonden met de God Die in hun midden is, zullen ze uiteraard “geen onrecht doen noch leugen spreken, en in hun mond zal geen bedrieglijke tong gevonden worden, want zij zullen weiden en neer­liggen, zonder dat iemand hen verschrikt.” Wat een mooi beeld van grote vrede wordt hier geschetst – ware shalom, met JaHUaH, de Koning van de ware shalom in hun midden (vs. 15, 17)!
  • Vers 17 is heel bijzonder. JaHUaH is werkelijk uniek! Waar anders vind je een God Die Zich over Zijn geliefden verblijdt met gejubel? Van een internatio­naal deskundige in de ontwikkelings-psychologie leerde ik dat een zingende vader of moeder een geweldig geschenk is voor een kind, omdat het zingen op een unieke wijze vrede communiceert naar het kind (voor het geval u dit niet wist: hebt u wel eens iemand gezien die in beslag was genomen door angst of zorgen en die vrolijk zong? Daarnaast communiceert het zingen op unieke wijze naar beide hersen­helften – ongetwijfeld een reden waarom God Zijn volk instrueerde om veel te zingen.). Wat een heerlijke God is JaHUaH!
  • Uiteindelijk zal Israël hersteld worden en volledig tot haar bestemming komen. Niet langer zullen ze veracht worden – het onderwerp van haat en laster. Ten slotte zullen ze eer ontvangen en het ‘besmettelijke’ volk zijn, waarvan de relatie met JaHUaH andere volken tot diezelfde aanbidding van JaHUaH zal leiden, als het in de dagen van David en Salomo deed met de koningin van Sheba en vele anderen.

Ik blijf erg onder de indruk van deze grote God van de Bijbel: JaHUaH!
Lof zij zijn glorieuze Naam, of, in andere -Hebreeuwse- woorden:

Hallelu JaHUaH !


Voetnoten

1 De glorierijke Naam van God geef ik hier zo goed mogelijk weer vanuit het oudste Hebreeuwse origineel. Voor meer achtergrond informatie zie:
De wonderbare en liefelijke Naam van de God Die er was, Die er is, en Die er zijn zal.pdf document, uitgebreide Accede!/Hallelu-JaH! studie (ca. 90 p.), juli 2009.
Leven, veiligheid en verbondenheid in blijde aanbidding, uit de hand van God.pdf document, Hallelu-JaH! webartikel, januari 2011.
2 Deze koning Jo’shi-Jahu (ook bekend als Josia) luisterde naar en reageerde op Gods woor­den. Hij herstelde de aanbidding van JaHUaH in zowel het zuidelijk deel van het koninkrijk - Jehudah, als het noordelijk deel van het koninkrijk - Samariah, en verwijderde veel afgode­rij uit het hele land (2 Kronieken 34: 33). Er was geen andere koning zoals hij in toewijding aan JaHUaH (2 Kronieken 35: 18). Lees meer over deze zeer opmerkelijke koning in 2 Ko­ningen 21: 24 - 23: 34; 2 Kronieken 34 - 35; Jirme-Jahu (Jeremia) 1: 2, en 36: 2.
3 Voor het geval u eventueel niet weet waar ik het over heb, lees bijv.:
Wat God JaHUaH over Zichzelf zegt’, kort Hallelu-JaH web-artikel, 14 januari 2012;
Het Karakter van Godחסד ואמת - chesed we ’emet - genade en waar­heid’, kort Hallelu-JaH web-artikel, 3 maart 2013
4
toegevoegd:
25 nov. 2014
Deze vertaling wijkt op diverse punten duidelijk af van de gangbare verta­lingen:
  • In vers 9 staat bijv. “... לִקְרֹא כֻלָּם בְּשֵׁם יְהוָה ...” veel vertalingen hebben dit vertaald door iets als “opdat zij allen de naam van de HEER aanroepen” Het werkwoord קָרָא - qara’ betekent zowel aanroepen, uitroepen als proclameren, en komt ook samen met het voorvoegsel be- voor shem - Naam vaker voor in elk van deze betekenissen. Hier leek me proclameren iets meer passend dan aanroepen. Voorts: יהוה - JaHUaH is de Persoonlijke Naam van de God van Isra’el, en niet de titel Heer. Het Hebreeuwse werk­woord haphak in het begin van dit vers betekent: keren, omkeren, transforme­ren, en niet: geven.
  • In vers 10: “de wateren van Kush” - Kush (= zwart) wordt in de Bijbel vaker gebruikt voor het hele continent waar mensen met een donkere huidskleur woonden (Afrika). Verder was Israël niet een natie die de oceanen bevoer. De oceanen waren in Israël niet in hun geheel bekend, alleen als water langs een kust. Het gebruikte woord naharei kan hier zeer wel op slaan. ‘Van de overzijde van het water om Afrika’ kan dan bijvoorbeeld ook slaan op Zuid-Amerika, waar God momenteel veel aanbeden wordt! Een interpretatie als “Van over de rivieren van Nubië” (NBV) of “Van gene zijde der rivieren van Ethiopië” (NBG) vind ik dan een nare versmalling! De aanbid­der en dochter in de rest van dit vers zijn in de Hebreeuwse tekst in het enkelvoud ge­steld, niet in het meervoud, zoals de meeste vertalingen vertalen. Juist dit enkel­voud legt de mooie link naar Gods Bruid! Zie verder de hoofdtekst van dit artikel.
  • In vers 12 is וְחָסוּ בְּשֵׁם יְהוָֽה gewoon eenvoudig: “en zij hebben een toevlucht gevon­den - in de Naam van - JaHUaH” (het ‘van’ staat er niet, is soms in het Nederlands wel nodig, hier is die noodzaak twijfelachtig). De Naam van God - dat wil zeggen: Zijn aanwezigheid - geldt in de Bijbel als een veilig toevluchtsoord. Denk aan hoe David vertrouwde op Gods Naam in de strijd met de grote filistijn die die Naam juist laster­de!
  • Het Hebreeuwse woord mishpatajikh in vers 15 komt van mishpat, wat van oorsprong een bedekking over of omheining rondom een waterbron was (een bescherming zo­dat er niemand in kon vallen en hij minder snel uitdroogde). Het wordt wel gebruikt voor andere bescher­mende maatregelen die God aan Isra’el opdroeg. In Richteren 5: 16 wordt het vertaald met schaapskooi (NBV, HSV), veestal (NBG) of stalling (SV). Hier denk ik meer aan de bedekking zoals die nu al zo’n 2500 jaar over de Joden ligt. Het vers spreekt zelfs van een terug­keer naar de situatie als die van meer dan 3000 jaar geleden, toen JaHUaH nog Zelf Koning van Isra’el was. Het Hebreeuwse woord tir’i tegen het eind van dit vers kan worden gezien als imperfectum, tweede persoon enkelvoud, van jare’ - vrezen (NBG en NBV), of van ra’ah - zien. Gezien dat de Sep­tuagint die laatste visie had (ook de SV en HSV), heb ik ook daarvoor gekozen.
  • In vers 17 kan jacharish (de hiph‘il- of causatieve/doe- vorm van charash) niet ver­taald worden met: Hij zal zwijgen (een betekenis van de standaard qal-vorm van dit werkwoord). Het zou dan moeten zijn: Hij zal doen zwijgen, bijv. in de zin van: Hij zal tot rust brengen. Alle heel vroege vertalingen (Grieks - Septuagint, Arabisch, Syrisch) hebben ech­ter iets dat overeen­komt met jachadish - Hij zal je doen vernieuwen (in het Hebreeuws lijken de d en r (ד, ר) erg op elkaar, zodat een verschrijving in onze He­breeuwse tekst hier aannemelijk lijkt). Ik vind het hier aannemelijker dat deze laatste optie bedoeld wordt, al is het niet 100% duidelijk.

Reacties

naam: *
e-mail: * (wordt niet openbaar gemaakt)
website: (optioneel)
reactie:
Ik wil graag dat mijn reactie hier wel / niet opgenomen wordt.
* = verplicht veld


Enkele eerdere artikelen:
De Torah (9) – De kern van de Torah volgens Spreuken 3’, 4 oktober 2012.
Vertaalperikelen – hoe consequent zijn de meeste Bijbelvertalingen?’, 3 oktober 2012.
Ha’azinu – Een oproep tot beantwoording van Gods onmetelijke liefde!’, 29 september 2012.
ah: figuur met geheven handen en gebogen knieen - Aah!, of: Wow! – je verwonderen en verheugen als essentiële vaar­dig­heid’, 10 september 2012.

Het volgende artikel is: ‘Psalm 113 – De eerste Hallél Psalm’, 7 november 2012.

 
home  home ,  nieuws index  ,  artikelen index

  
bloemdecoratie 

Bedankt voor uw belangstelling!

bloemdecoratie