Hallelu-JaH - alle eer aan JaHUaH
  

Psalm 119 –
Een prachtig loflied op, en leerdicht over, de Torah
– deel  jad: arm met open hand-jad en kaph: geheven hand-kaph

André H. Roosma
22 mei 2013

Hier het zevende artikel in de serie over Psalm 119 – die bijzondere Torah-Psalm (een vervolg op de inleiding, en de delen alp: ossekop - ’aleph, baitu: tent/huis - beth en gam: voet/been, stok - gam, dalt: deur, ingang - dalt en ah: mensel. figuur met geheven handen en gebogen knieën - áh, wawu: tentharing, pin - wav en zan: zeis, olijf(olie) - zan en chet: tent-paneel/wand - chét en teth: aardewerken mand - tét). Hier behandel ik twee strofen van deze prach­tige Psalm die gaan over handen – zowel de zegenende, scheppende, red­dende en gezagsvolle handen van God, als onze eigen handen waarmee we ontvan­gen, geven en God aanbidden. Net als de vorige keren ga ik daar­bij uit van de He­breeuw­se grond­tekst en een zo letterlijk mogelijke eigen vertaling ervan (ingevoegde woorden in grijs en toe­lichtingen tussen [haken]).

Jad (arm met open hand, gevend, zijtak)jad: arm met open hand \ י
73Uw handen hebben mij gemaakt, en geven mij richting; doe mij verstaan, en ik zal Uw instellingen leren.יָדֶיךָ עָשׂוּנִי וַֽיְכֹונְנוּנִי הֲבִינֵנִי וְאֶלְמְדָה מִצְוֹתֶֽיךָ׃
74Wie U vrezen, zien mij, en verblijden zich, want Uw woord [of: Uw spreken] heb ik verwacht.יְרֵאֶיךָ יִרְאוּנִי וְיִשְׂמָחוּ כִּי לִדְבָרְךָ יִחָֽלְתִּי׃
75Ik wist al, JaHUaH, dat Uw maatregelen recht­vaardig zijn, en dat U mij trouw geantwoord hebt [of: dat U mij [in Uw] trouw verootmoedigd hebt]. יָדַעְתִּי יְהוָה כִּי־צֶדֶק מִשְׁפָּטֶיךָ וֶאֱמוּנָה עִנִּיתָֽנִי׃
76Laat toch Uw goedertierenheid er zijn om mij te troosten, naar Uw woord gesproken tot Uw knecht.יְהִי־נָא חַסְדְּךָ לְנַחֲמֵנִי כְּאִמְרָתְךָ לְעַבְדֶּֽךָ׃
77Laat Uw barmhartigheden over mij komen, en ik zal leven, want Uw Torah is mijn bron van blijdschap.יְבֹאוּנִי רַחֲמֶיךָ וְאֶֽחְיֶה כִּי־תֹֽורָתְךָ שַֽׁעֲשֻׁעָֽי׃
78Laat de hoogmoedigen beschaamd worden [of: De hoogmoedigen zullen te schande worden], omdat zij met leugen mij neerbogen; maar ik, ik overdenk Uw aanwijzingen.יֵבֹשׁוּ זֵדִים כִּי־שֶׁקֶר עִוְּתוּנִי אֲנִי אָשִׂיחַ בְּפִקּוּדֶֽיךָ׃
79Laat hen tot mij keren [of: Zij zullen tot mij keren], die U vrezen, en die Uw getuigenissen kennen [K; de Q heeft: de kenners van Uw getuigenissen].יָשׁוּבוּ לִי יְרֵאֶיךָ [וְיָדְעוּ כ] (וְיֹדְעֵי ק) עֵדֹתֶֽיךָ׃
80Laat mijn hart integer zijn in Uw inzettingen, opdat ik niet beschaamd zal worden. יְהִֽי־לִבִּי תָמִים בְּחֻקֶּיךָ לְמַעַן לֹא אֵבֹֽושׁ׃
Kaph (geheven hand; zegenen, regeren)kaph: geheven hand \ כ
81Vervuld van Uw heil [Hebr.: li- Teshu‘a-tekha] is mijn ziel; Uw woord [of: Uw spreken] heb ik verwacht. כָּלְתָה לִתְשׁוּעָתְךָ נַפְשִׁי לִדְבָרְךָ יִחָֽלְתִּי׃
82Volgeschoten zijn mijn ogen door Uw woord, terwijl ik zei: Wanneer zult U mij vertroosten?כָּלוּ עֵינַי לְאִמְרָתֶךָ לֵאמֹר מָתַי תְּֽנַחֲמֵֽנִי׃
83Want ik ben geworden als een leren zak in de rook; maar Uw inzettingen heb ik niet vergeten.כִּֽי־הָיִיתִי כְּנֹאד בְּקִיטֹור חֻקֶּיךָ לֹא שָׁכָֽחְתִּי׃
84Hoe veel zijn de dagen van Uw knecht? Wanneer zult U maatregelen nemen met mijn vervolgers?כַּמָּה יְמֵֽי־עַבְדֶּךָ מָתַי תַּעֲשֶׂה בְרֹדְפַי מִשְׁפָּֽט׃
85De hoogmoedigen hebben kuilen voor mij gegraven, wat niet is naar Uw Torah. כָּֽרוּ־לִי זֵדִים שִׁיחֹות אֲשֶׁר לֹא כְתֹורָתֶֽךָ׃
86Heel [of: Al] Uw instellingen zijn betrouwbaar. Met leugen vervolgden zij mij, help mij!כָּל־מִצְוֹתֶיךָ אֱמוּנָה שֶׁקֶר רְדָפוּנִי עָזְרֵֽנִי׃
87Bijna hebben ze mijn leven voleindigd in de aarde, en [of: maar] ik, niet verlaten heb ik Uw aanwijzingen.כִּמְעַט כִּלּוּנִי בָאָרֶץ וַאֲנִי לֹא־עָזַבְתִּי פִקֻּודֶֽיךָ׃
88Naar Uw goedertierenheid doe mij leven, en ik zal in acht nemen de getuigenissen van Uw mond.כְּחַסְדְּךָ חַיֵּנִי וְאֶשְׁמְרָה עֵדוּת פִּֽיךָ׃

Psalm 119: 73-88 (י, כ)

Dit keer richt ik me in deze toelichting op enkele specifieke verzen.

Wat me opvalt is dat het eerste waaraan de psalmist denkt bij de jod of jad – de hand, is hoe Gods handen hem gemaakt hebben en hem richting geven. In hetzelfde vers geeft hij aan dat het belangrijk is dat we verstaan, dat wil zeggen: begrijpen wat God bedoelt. Als we Hem werkelijk begrijpen, willen we ook leren wat Hij ingesteld heeft. De reden daarvan is Wie en hoe God is; Zijn karakter dus. Wanneer we Hem beter leren kennen zoals Hij is, dan willen we dichter bij Hem komen, want Zijn goedheid is zó enorm groot!

Het volgende vers laat zien dat als we verwachten dat God concreet antwoord geeft op onze gebeden, we aantrekkelijk worden voor anderen die God hoog achten. Ik merk dat ook in m’n pastorale praktijk, waar ik anderen mag voorgaan in de Immanuel levensstijl...

Vers 75 en mijn vertaling ervan behoeft wellicht enige toelichting. Het laatste woord in de Hebreeuwse versie is עִנִּיתָֽנִי - ‘innitani. Dit is een vervoeging van het werk­woord עָנָה - ‘ánáh. Linguïsten onderscheiden bij dit werk­woord qua betekenis twee varianten ([H6030] en [H6031]; zie ook Fürst, p.1070-1071).
Eén variant – en wel de meest originele – heeft de betekenis: zich wenden (tot), ant­woorden, reageren, spreken of getuigen. Deze variant van ‘ánáh kwamen we onder andere tegen in vers 42 (waar letterlijk staat: Dan rea­geer/antwoord - ‘ánáh - ik die mij hoont met een woord, ...), en in vers 26 waar staat dat God antwoord­de. (In vers 172 vertaalt de Herziene Staten­vertaling het zelfs met bezingen.) De oorsprong van dit woord is: ajnu: oog nun: ontkiemend zaadje ah: mensel. figuur met geheven handen en gebogen knieën - let­terlijk: erop toezien dat je kinderen leven in vreugde en aanbidding. Daartoe moet je je tot hen wenden, je op hen richten, hen antwoorden en – wellicht ook zingend – getuigen van Gods grote daden.
De andere – later ontstane – variant van ánáh heeft de betekenis: platdrukken, zoals aarde platgedrukt wordt als kinderen ergens regelmatig gaan spelen of staan aanbid­den. Op mensen toegepast betekent deze variant: onderdrukken, vernederen of ver­ootmoedigen (mogelijk ook via het weer aan je onderwerpen van dwarsliggende kinderen: erop toezien ajnu: oog dat je kinderen nun: ontkiemend zaadje weer ontzag tonen ah: mensel. figuur met geheven handen en gebogen knieën). Vanuit een wettisch beeld van God als Straffer van het kwaad, is hier destijds deze laatste betekenis gekozen door de Joden die uit Babylon teruggekeerd waren en de Griekse Septua­gint vertaling schreven. Van daaruit hebben de meeste vertalers hier een vertaling van deze bete­kenisvariant gekozen. Van hoe ik God en Zijn karakter ken, en van­uit de context hier, verwacht ik dat de psalmist de eerste variant van dit werk­woord bedoelde, even­als in vers 67 en 71 in de vorige aflevering, zij het dat het daar iets minder duidelijk lag.

Een veel voorkomend jod-woord is jehi - laat er zijn. Wat mag er zijn? Het eerste waaraan de Psalmist hierbij denkt (vers 76) is Gods chesed - Zijn goedertierenheid, door Hemzelf beloofd. Die is hem tot grote troost!

Vers 77: de Torah is een bron van blijdschap (zie ook vers 24), zoals ik in de artike­len-serie over de Torah ook al liet zien.

Vers 79 geeft een voorbeeld van een niet essentiëel verschil tussen de hoofdtekst en de tekst in de kantlijn, in de bronteksten, waarover ik eerder schreef.

Bij de opgeheven, zegenende hand van gezag (vanaf vers 81) denkt de Psalmist in de eerste plaats aan Gods heil. Dat woord heil is weer een verwijzing naar Jeshu‘ah en Zijn kruis. Het voorvoegsel li dat hier vertaald is met van is van origine een herders­staf (lam: herdersstaf) die richting aangeeft.
Vergelijk het laatste deel van dit vers met vers 74 en wat ik daarover al zei.

In de volgende verzen lezen we over situaties waarin de Psalmist de actieve bescher­ming van Gods zegenende hand van gezag zoekt.
Het laatste vers getuigt er weer van dat het door Gods goedertierenheid is dat we leven (en dus niet door ons aan wetten te houden, ook hier in het Eerste Testament!).

Hallelu JaH !


Noten

1 Meer informatie over de verklaring van de meeste van de betrokken Hebreeuwse woorden vanuit het hier bedoelde vroeg-Bijbelse schrift in: André H. Roosma, ‘De geschreven taal van Abraham, Mozes en David – Pictografische wortels en basisnoties in de structuur van het vroeg-Bijbelse schrift.pdf document, Hallelu-JaH! werkdocument, januari 2011.

Reacties

naam: *
e-mail: * (wordt niet openbaar gemaakt)
website: (optioneel)
reactie:
Ik wil graag dat mijn reactie hier wel / niet opgenomen wordt.
* = verplicht veld


Vorige artikelen in deze serie ‘Psalm 119 – Een prachtig loflied op, en leerdicht over, de Torah’: ‘inleiding en uitleg van enkele kernwoorden’, ‘deel alp: ossekop - ’aleph’, ‘deel baitu: tent/huis -bet en gam: voet/been, stok -gam’, ‘deel dalt: deur, ingang-dalt en ah: mensel. figuur met geheven handen en gebogen knieën-áh’, ‘deel wawu: tentharing, pin - wav en zan: zeis, olijf(olie) - zan’ en ‘deel chet: tent-paneel/wand - chét en teth: aardewerken mand - tét’.

Volgende artikel in deze serie: ‘deel lam: herdersstaf - lam, mu: water, overvloed - mu en nun: ontkiemend zaadje - nun’.

 
home  home ,  nieuws index  ,  artikelen index

  
bloemdecoratie 

Bedankt voor uw belangstelling!

bloemdecoratie