De veelzeggende Naam van God (19)De rijkdom van de Titel אֵל שַׁדַּי - ’El Shaddai
André H. Roosma 27 april 2020
וַיְהִי אַבְרָם בֶּנ־תִּשְׁעִים שָׁנָה וְתֵשַׁע שָׁנִים וַיֵּרָא יְהוָה אֶל־אַבְרָם
וַיֹּאמֶר אֵלָיו אֲנִי־אֵל שַׁדַּי הִתְהַלֵּךְ לְפָנַי וֶהְיֵה תָמִים
וְאֶתְּנָה בְרִיתִי בֵּינִי וְּבֵינֶךָ וְאַרְבֶּה אֹותְךָ בִּמְאֹד מְאֹד Toen ’Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen JaHUaH aan ’Abram
en zei tot hem: Ik ben ’El Shaddai, wandel voor Mijn aangezicht, en
wees oprecht, Ik zal Mijn verbond tussen Mij en u stellen, en u
uitermate talrijk maken.
Genesis 17: 1-2
וְאֵל שַׁדַּי יְבָרֵךְ אֹתְךָ וְיַפְרְךָ וְיַרְבֶּךָ וְהָיִיתָ לִקְהַל עַמִּים En ’El Shaddai zegene u, Hij make u vruchtbaar en vermenigvuldige
u, zodat u tot een menigte van volken wordt.
Genesis 28: 3
וַיֹּאמֶר לֹו אֱלֹהִים אֲנִי אֵל שַׁדַּי פְּרֵה וְּרְבֵה גֹּוי וְּקְהַל גֹּויִם יִהְיֶה מִמֶּכָּ וְּמְלָכִים מֵחֲלָצֶיךָ יֵצֵאוְּ En God zei tot hem: Ik ben ’El Shaddai, wees vruchtbaar en word
talrijk, een volk, ja een menigte van volken, zal uit u ontstaan, en
koningen zullen uit uw lendenen voortkomen.
Genesis 35: 11
Een van de namen of titels die in de grondtekst van de Bijbel voor de God
van Isra’el worden gebruikt is אֵל שַׁדַּי - ’El
Shaddai. Hierboven de eerste drie Bijbel-passages waarin deze Titel of
Naam voorkomt. De afgelopen tijd ben ik me eens wat nader gaan verdiepen in
deze Titel. Dit artikel is daarvan de weerslag.
Wat ik altijd had geleerd, was dat אֵל שַׁדַּי -
’El Shaddai het best vertaald kon worden als 'De Almachtige' –
de vertaling die de meeste Bijbelvertalers ook inderdaad gebruikt hebben.
Dat zou gebaseerd zijn op de vertaling die de vroege Griekse vertaling van
het Eerste Testament, de Septuagint, gebruikt, en op de stam van een
gerelateerd Hebreeuws werkwoord. De vertalers van de Septuagint gebruikten echter verschillende Griekse
woorden om ’El Shaddai te vertalen. In bovenstaande passages gebruikten
ze het Griekse woord παντοκράτωρ - pantokrator. Het panto- hierin betekent zoiets als 'alles', en in krator
herkennen we dezelfde stam als in onze woorden 'democratie' e.d. - die staat
voor 'regeren'. Op basis hiervan is een vertaling voor ’El Shaddai dan
ook: 'Hij Die over alles regeert'. Dat zit wel in de buurt van, maar
is wat toch aktiever en meer betrokken dan ons woord 'Almachtige'.
Overigens zij vermeld dat in de Griekse grondtekst van het Nieuwe Testament
- bijv. in Openbaringen 1:8; 4:8 - het woord dat met Almachtige is vertaald,
ook pantokrator is, en dus ook beter vervangen kan worden door
'Hij Die over alles regeert'. Dan het Hebreeuwse werkwoord dat vaak gerelateerd wordt geacht. Dat is שָׁדַד - shádad, wat staat voor: vernietigen/
verwoesten/ teisteren/ ruïneren, machtig/ gewelddadig zijn, eventueel ook:
groot/ zwaar/ stoer zijn. In de context van bovengenoemde teksten kan ik dit
niet zo plaatsen. Er zijn andere wezens op wie dit meer van toepassing lijkt,
en wier titel beter door kan gaan voor een afgeleide van deze werkwoordstam.
Die worden in de Bijbel (Deut.32:17; Psalm 106:37)
aangeduid als שֵּׁדִים֙ - shedim, gebruikelijk
vertaald als: demonen! God JaHUaH is vooral een scheppende God, niet
in de eerste plaats een vernietigende God, dus de tegenstelling van deze uitleg
met de God van Isra’el kon haast niet groter zijn...1 Ik zocht dus nog even verder...
De betere woordenboeken verwijzen ook naar het Akkadische2 woord
shadu - berg. ’El Shaddai zou dan zoiets betekenen als 'God van
de berg(en)'. Inderdaad is God in de Bijbel vaak te vinden op een berg,
bijvoorbeeld de Sinaï. Heel vreemd is deze verklaring dus niet, al blijft het
zeer de vraag of dit de eerste en voornaamste eigenschap is van JaHUaH,
de God van de Bijbel, waarmee Hij Zich aan ’Abraham liet kennen... De context
maakt ook dit niet heel aannemelijk...
In mijn grote studie van de oude tekens van het West-Semitische en
Paleo-Hebreeuwse schrift3 uit ik het vermoeden dat de oude Hebreeuwse
letter shin (toen waarschijnlijk nog shad
geheten) waarschijnlijk twee wortels heeft: de ene in de hoorns van de
oer-os, die heel vernietigend konden zijn, en de andere in de borsten van een
vrouw of de uiers van een vrouwelijk dier - het Bijbels-Hebreeuwse woord שַׁדּ - shad (in sommige andere
Semitische talen, zoals het Arabisch, nog: thad). In Hooglied
vinden we zo o.a. de volgende tekst:
צְרֹור הַמֹּר דֹּודִי לִי בֵּין שָׁדַי יָלִין Mijn geliefde is mij een bundeltje mirre, dat tussen mijn borsten
(shádai) overnacht.
Hooglied 1: 13; merk op dat shádai hier en
shaddai als titel voor God alleen van elkaar te onderscheiden zijn in
een klein dagesh-teken (een punt in de dalet) en een iets
langere eerste á klinker, die joodse geleerden in de middeleeuwen toevoegden
als lees-hulp; dus beslist niet in het Paleo-Hebreeuwse origineel van het
Eerste Testament!
Het Hebreeuwse woord voor baarmoeder: רַחַם -
racham staat tevens voor ontferming/ compassie, omdat de baarmoeder van
een gezonde en liefhebbende moeder zo vol van ontferming, bescherming en
koestering is jegens de ongeboren baby – zelfs bij schaarste alle voeding
naar het kind laat gaan ten koste van de moeder. Zou het kunnen dat het
oorspronkelijke woord voor de moederlijke borst: שַׁדּ - shad, ook overdrachtelijk staat voor de koesterende
liefde, voeding en vruchtbaarheid die God JaHUaH rijkelijk aan Zijn
kinderen wil schenken? Vergelijk de volgende twee passages:
וְיָנַקְתְּ חֲלֵב גֹּויִם וְשֹׁד מְלָכִים תִּינָקִי וְיָדַעַתְּ כִּי אֲנִי יְהוָה מֹושִׁיעֵךְוְגֹאֲלֵךְ אֲבִיר יַעֲקֹב ... שִׂמְחוְּ אֶת־יְרוְּשָׁלִַם וְגִילוְּ בָהּ כָּל־אֹהֲבֶיהָ שִׂישׂוְּ אִתָּהּ מָשֹׂושׂ כָּל־הַמִּתְאַבְּלִים עָלֶיהָ
לְמַעַן תִּינְקוְּ וְּשְׂבַעְתֶּם מִשֹּׁד תַּנְחֻמֶיהָ לְמַעַן תָּמֹצּוְּוְהִתְעַנַּגְתֶּם מִזִּיז כְּבֹודָהּ
כִּי־כֹה אָמַר יְהוָה הִנְנִי נֹטֶה־ אֵלֶיהָ כְּנָהָר שָׁלֹום וְּכְנַחַל שֹׁוטֵף כְּבֹוד גֹּויִם וִינַקְתֶּם עַל־צַד תִּנָּשֵׂאוְּ וְעַל־בִּרְכַּיִם תְּשָׁעֳשָׁעוְּ
כְּאִישׁ אֲשֶׁר אִמֹּו תְּנַחֲמֶנּוְּ כֵּן אָנֹכִי אֲנַחֶמְכֶם וְּבִירוְּשָׁלִַם תְּנֻחָמוְּ En u zult de melk van de volken zuigen, en u zult de borst (shad) van koningen zuigen;
en u zult weten, dat Ik JaHUaH ben, uw Heiland, en uw Verlosser,
de Machtige van Ja‘aqobh. ... Verheugt u met Jerushalaïm en juicht over haar,
u allen die haar liefhebt. Verblijdt u over haar met blijdschap, u allen die
over haar treurt, opdat u zuigt en u laaft aan haar vertroostende borst (shad), opdat u met volle teugen u laaft aan
de overvloed van haar glorie. Want zo zegt JaHUaH: zie, Ik doe haar de
vrede (shalom) toestromen als een
rivier en de glorie van de volken als een overvolle beek, dan zult
u zuigen, u zult op de heup gedragen en op de knieën gekoesterd worden.
Zoals iemands moeder hem troost, zo zal Ik u troosten, ja, in Jerushalaim zult u getroost worden.
Jes.60:16; 66:10-13; vgl. ook Jes.55
De betekenis van ’El Shaddai als 'de God Die machtig is om te voeden,
in noden te voorzien, je dorst te lessen, vruchtbaar te maken en te verzadigen'
zou wel heel goed passen in de context van de hierboven geciteerde passages
uit Genesis, en wellicht nóg duidelijker in de context van de volgende
passsage:
מֵאֵל אָבִיךָ וְיַעְזְרֶכָּ וְאֵת שַׁדַּי וִיבָרְכֶכָּ בִּרְכֹת שָׁמַיִם מֵעָל בִּרְכֹת תְּהֹום רֹבֶצֶת תָּחַת בִּרְכֹת שָׁדַיִם וָרָחַם ... door de God van je vader, Die je zal helpen, en door ’El Shaddai,
Die je zal zegenen met zegeningen uit de hemel van boven (m.n. regen!), met zegeningen uit de watervloed in de diepte (waterbronnen!), met zegeningen van borsten (shadaïm; wellicht ook: geestelijk-emotionele
dorstlessing ?) en van baarmoeder (racham; ook: ontferming, tedere liefde).
Genesis 49: 25
Bij de Eufraat in Syrië ligt een berg, deels opgebouwd uit puin van oude
steden, die in het Arabisch Tell eth-Thadein heet; deze naam betekent:
berg van de twee borsten. Hoogstwaarschijnlijk heette deze berg in de tijd van
de Amorieten Shaddai. Shadaïm is in het Hebreeuws 'twee borsten'
en shadai 'mijn borsten'. Het is waarschijnlijk dat op de plaats van
deze berg ooit ook de Sumerische stad Tuttul lag. Tuttul is
Sumerisch voor 'twee borsten'... Dit verbindt de vorige twee verklaringen met elkaar. Zowel borsten als bergen
vormen een verhevenheid tegenover de omgeving. Shaddai zou daarmee
ook kunnen staan voor 'De Verhevene'. En wellicht nog meer to the point: rivieren vinden hun oorsprong in de bergen; anders gezegd: via rivieren
voorzien bergen de bewoners daar van water, en borsten zorgen voor drinken
voor de kleinen. In Shaddai zou dus van oorsprong deze notie kunnen
liggen van 'liefdevol voorzien in vocht en daarmee in leven, levenskracht en
vruchtbaarheid'.
In Spreuken 5 worden de borsten van een vrouw vergeleken met een
bron van levend water, die alleen ter verheuging voor haar echtgenoot
is (en voor niemand anders). Hij mag ervan genieten,
er voortdurend vreugdedronken van zijn, zegt de Spreuken-dichter zelfs, mede
als bewaring tegen overspel of hoererij. Op eenzelfde wijze wil God ons verzadigen met Zijn levend water.
Joodse rabbijnen hebben in Shaddai wel 'de Algenoegzame' gelezen
op basis van het gegeven dat het Hebreeuwse דַּי
- dai staat voor 'genoeg'. De Septuagint vertaalt ’El Shaddai niet altijd met het Griekse
pantokrator - Heerser over alles. Soms, zoals in Ruth 1:20-21, met:
ὁ ἱκανός - o ikanos, 'Hij, Die genoeg
is'. Dit sluit sterk aan bij het voorgaande. Wanneer we vol zijn van de
grote liefde van God, en ons ten volle in Hem verheugen, hebben we geen
behoefte meer aan wat de tegenstander ons wil aanbieden.
Behalve shadad is er volgens het bekende Hebreeuwse woordenboek van
Brown, Driver & Briggs / Gesenius (p.995; zie ook
dat van Fürst, p.1345) nog een andere Hebreeuwse werkwoordsvorm die
in verband gebracht kan worden met de titel Shaddai, en dat is:
שָׁדַה - shádah - uitgieten, bevochtigen,
te drinken geven aan, zogen. Dit komt opvallend wél overeen met het
bovenstaande, en past zeer goed in de gegeven Bijbelse contexten (en ook in alle andere, hier nog niet genoemde, zo bleek
mij4; het lijkt erop
dat deze stam shadah vaak over het hoofd is gezien doordat Strong
deze stam niet opgenomen had in zijn coderingssysteem). Alles bij
elkaar vind ik hierin de meest plausibele interpretatie van Shaddai, al
sluit ik de andere daarmee niet helemaal uit. JaHUaH - ’El Shaddai is bij uitstek de God Die vol liefde
Zijn zegen als water/regen uitgiet over de Zijnen in de vorm van leven,
liefde, vruchtbaarheid, blijdschap, et cetera - ultiem in de vorm van Zijn Geest (vgl. bijv. ook Psalm 36; Psalm 145:15-16
“... U verzadigt met welbehagen al wat leeft”;
Jes.55; Joh.1:16; 4:14; 7:37-39; 15 [sappen van de ware Wijnstok!]; en
Opb.21:6-8). Wát een wonderlijk-heerlijke God is ’El Shaddai !
Hallelu JaH !
Naschrift (7 juli 2021)
Jezus / Jeshua‘ maakte ons God bekend.
In Johannes 10:10 (NBV) zei Hij:
Een dief komt alleen om te roven,
te slachten en te vernietigen, maar Ik ben gekomen om hun het leven te geven
in al zijn volheid.
Ik stel u de vraag: Is dit een onderbouwing om Shaddai als titel voor
God te interpreteren vanuit shadad of vanuit shadah?
Noten
Bij het bovenstaande moet ik denken aan het lied van
Sela,
Bij U is de bron
(Psalm 36) Bij U is de bron van het leven, van het leven. Van U komt het licht. Door uw licht, zien wij licht.
Hoog als de hemel is Uw liefde. Tot aan de wolken reikt Uw trouw. Uw goedheid is als hoge bergen, dieper dan de oceaan. |
Zo kostbaar is Uw grote liefde. Wij mogen schuilen dicht bij U. U lest de dorst met vreugdestromen, meer dan genoeg, in overvloed. |
Tekstbewerking en muziek:
Anneke van Dijk-Quist. © 2019 Stichting Sela Music
Dat JaHUaH ’El Shaddai is - de
God Die graag Zijn grote liefde en Geest over ons uitgiet, houdt ook in dat
Hij mensen zoekt, die graag van Hem willen ontvangen! Wilt u dat? (zie ook:
‘Psalm 22 (II): Wie eten en worden verzadigd?’) |
1 |
Vergelijk wat de Jewish Encyclopedia onder de kop Shaddai and ’Elyon onder meer zegt: „The word
Shaddai (שַׁדַּי), which occurs along with El, is ...
commonly rendered "the Almighty" (in LXX., sometimes παντοκράτωρ). The Hebrew root "shadad," from which it has been supposed
to be derived, means, however, "to overpower," "to treat with violence," "to
lay waste." This would give Shaddai the meaning "devastator," or "destroyer,"
which can hardly be right. It is possible, however, that the original
significance was that of "overmastering" or "overpowering strength," and that
this meaning persists in the divine name. ...” (nadruk toegevoegd).
De afleiding van de oude stam shadah ligt veel meer voor de hand. |
2 |
Akkadisch was de Semitische taal die gesproken werd in
Mesopotamië in de tijd dat ’Abraham daar vandaan trok. Als zodanig staat de
taal deels aan de basis van de taal van het oude Isra’el: het vroege Bijbels
Hebreeuws. |
3 |
Meer informatie over het hier bedoelde oude schrift in:
André H. Roosma, ‘De geschreven taal van Abraham, Mozes en David –
Pictografische wortels en basisnoties in de structuur van het vroeg-Bijbelse
schrift’ , Hallelu-JaH! levend werkdocument
over het oude Semitische en Paleo-Hebreeuwse schrift, januari 2011 / sept.
2014. |
4 |
Shaddai komt voor in de volgende Bijbelteksten: Gen.17:1-2 Toen ’Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen JaHUaH
aan ’Abram en zei tot hem: Ik ben God, Shaddai, wandel voor Mijn
aangezicht, en wees onberispelijk, Ik zal Mijn verbond tussen Mij en u stellen,
en u uitermate talrijk maken. Gen.28:3-4 En God, Shaddai, zegene u, hij make u vruchtbaar en
vermenigvuldige u, zodat u tot een menigte van volken wordt. Hij geve u
de zegen van ’Abraham, u en uw nageslacht met u, zodat u het land van uw
vreemdelingschap, dat God aan ’Abraham gegeven heeft, in bezit krijgt. Gen.35:11-12 En God zei tot hem: Ik ben God, Shaddai, wees vruchtbaar
en word talrijk, een volk, ja een menigte van volken, zal uit u ontstaan, en
koningen zullen uit uw lendenen voortkomen. En dit land, dat Ik ’Abraham en
Jitschaq gegeven heb, zal Ik u geven, en uw nageslacht zal Ik dit land geven. Gen.43:14-15 En God, Shaddai, geve u barmhartigheden (rachamim) voor het aangezicht van die man,
opdat hij uw andere broeder late gaan, alsook Benjamin. En wat mij aangaat,
als ik van kinderen beroofd moet worden, dan worde ik beroofd. Toen namen de
mannen dat geschenk en zij namen dubbel geld mee, benevens Benjamin, zij
maakten zich reisvaardig, trokken naar Egypte en stonden voor het aangezicht
van Joseph. Gen.48:3-4 En Ja‘aqobh zei tot Joseph: God,
Shaddai, is mij verschenen te Luz in het land Kena’an en heeft mij gezegend, en tot mij gezegd: zie, Ik zal u
vruchtbaar maken, u vermenigvuldigen en u maken tot een menigte van volken,
Ik zal dit land aan uw nageslacht geven tot een altoosdurende bezitting. Gen.49:25-26 Door de God van uw vaders, Die u zal helpen, en Shaddai,
Die u zal zegenen met zegeningen van de hemel van boven, met zegeningen van
de watervloed in de diepte, met zegeningen van de borsten [shadaïm] en van de moederschoot [racham] [i.e. voeding en ontferming]. De zegeningen van uw vader
gaan de zegeningen van mijn voorvaderen te boven, reikende tot het
kostelijkste van de eeuwige heuvelen, zij zullen komen op het hoofd van
Joseph, op de schedel van de uitverkorene onder zijn broeders. Ex.6:3-5 Ik ben aan ’Abraham, Jitschaq en Ja‘aqobh verschenen als God Shaddai, maar met Mijn Naam JaHUaH
ben Ik hun niet ten volle bekend geweest. Niet alleen heb Ik Mijn verbond met
hen opgericht om hun het land Kena‘an te geven,
het land van hun vreemdelingschap, waar zij als vreemdelingen vertoefd hebben,
maar ook heb Ik de klacht van de Isra’elieten gehoord, die door de Egyptenaren
tot slaven gemaakt zijn, en Ik heb gedacht aan Mijn verbond. Num.24:4-5,16 (Bileam:) „… De spreuk van hem, die de woorden van God hoort, die
het visioen van Shaddai ziet, terwijl hij neervalt met ontsloten ogen.
Hoe goed zijn uw tenten, o Ja‘aqobh, uw woningen, o Isra’el! …”
„… De spreuk van hem, die de woorden Gods hoort, en die de wetenschap van de
Allerhoogste kent, die het visioen van Shaddai ziet, terwijl hij
neervalt met ontsloten ogen...” Ruth 1:20-21 Maar zij zei tot haar: noemt mij niet No‘omi (mijn genoegen/vreugde), noemt mij Mara (bitterheid), want Shaddai heeft mij veel
bitterheid aangedaan. Vol ben ik heengegaan, maar leeg heeft mij JaHUaH
doen terugkeren. Waarom zou U mij No‘omi noemen, daar JaHUaH tegen mij
heeft getuigd en Shaddai mij kwaad heeft aangedaan? Job 5:17 (’Eliphaz:) Zie, welzalig de mens, die God kastijdt, versmaad
daarom de tucht van Shaddai niet. Job 6:4 (Job:) Want de pijlen van Shaddai steken in mij, waarvan het
gif mijn geest inzuigt, Gods verschrikkingen stellen zich in slagorde tegen
mij op. Job 6:14 (Job:) Wie zijn vriend medelijden onthoudt, die verzaakt het ontzag
voor Shaddai. Job 8:3,5 (Bildad:) Zou God het recht buigen, of zou Shaddai de
gerechtigheid buigen? ... Maar indien u God zoekt, en Shaddai om genade
smeekt, Job 11:7 (Sofar:) Kunt u de geheimen van God doorgronden, Shaddai
doorgronden ten einde toe? Job 13:3 (Job:) Maar toch, ik wil tot Shaddai spreken, ik wens mijn
zaak te bepleiten bij God. Job 15:25 (’Eliphaz:) Want hij heeft zijn hand uitgestrekt tegen God en
Shaddai getrotseerd, Job 21:15,20 (Job:) Wat is Shaddai, dat wij Hem zouden dienen, en wat
baat het ons, dat wij bij Hem zouden aandringen? ... Zijn eigen ogen moesten
zijn verderf aanschouwen, en zelf moest hij drinken van de grimmigheid van
Shaddai. Job 22:3,17,23,25-26 (’Eliphaz:) Geeft het Shaddai voordeel, dat u
rechtvaardig bent, of gewin, wanneer u uw weg zuiver houdt? ...
Die tot God zeiden: wijk van ons! En: wat kan Shaddai ons maken? ...
Wanneer u u tot Shaddai bekeert, zult u gebouwd worden, wanneer u het
onrecht uit uw tent verwijdert, ...
En Shaddai uw voorraad gouderts en uw zilverschat zal zijn,
voorwaar, dan zult u u verlustigen in Shaddai en uw aangezicht
opheffen tot God. Job 23:16 (Job:) Want God heeft mijn hart doen versagen, Shaddai
heeft mij verschrikt, Job 24:1 (Job:) Waarom zijn vanwege Shaddai geen oordeelstijden
voorbehouden, en zien zij die Hem kennen, Zijn gerichtsdagen niet? Job 27:2 (Job in laatste rede:) Zo waar God leeft, Die mij mijn recht onthoudt,
en Shaddai, Die mijn ziel met bitterheid heeft vervuld, Job 27:10-11,13 (Job:) Kan hij zich in Shaddai verlustigen, God
aanroepen te allen tijde?
Ik zal u onderrichten aangaande de hand van God, wat Shaddai
voorheeft, zal ik niet verbergen. ...
Dit is van Godswege het deel van de goddeloze mens, het erfdeel van de
geweldenaars, dat zij van Shaddai ontvangen: Job 29:4-5 (Job:) Zoals ik was in de bloeitijd van mijn leven, toen Gods
vertrouwelijke omgang [sod ’Eloah] in
mijn tent toefde, toen Shaddai nog met mij was, en mijn kinderen
rondom mij waren, Job 31:2 (Job:) Want wat is het deel, door God van omhoog beschikt,
het erfdeel, door Shaddai uit de hoge bepaald? Job 31:35 (Job:) Ach, dat toch iemand naar mij luisterde! Ziehier mijn
ondertekening - Shaddai antwoorde mij - ook het stuk, dat mijn
tegenpartij heeft geschreven. Job 32:8; 33:4; 34:10,12; 35:13; 37:23 (’Elihu) Voorwaar, het is de geest
in de stervelingen en de adem van Shaddai, die hun inzicht geeft. ...
De Geest van God heeft mij gemaakt, en de adem van Shaddai doet mij
leven. ... Daarom, u verstandige lieden, luistert naar mij: God is verre van
goddeloosheid, Shaddai van onrecht. ...
Ja waarlijk, God handelt niet onrechtvaardig, Shaddai buigt het recht
niet. ... Waarlijk, God hoort niet het ijdel geroep, Shaddai ziet er
niet naar om. ... Shaddai, die wij niet begrijpen, is groot van kracht
en recht, hij, die groot is in gerechtigheid, buigt haar niet. Job 39:35/40:2 (JaHUaH Zelf:) Wil de bediller twisten met
Shaddai? De aanklager van God antwoorde daarop! Ps.68:14 Toen Shaddai de koningen uiteendreef, sneeuwde het door
haar op de Salmon. Ps.91:1 Wie in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten, vernacht
in de schaduw van Shaddai. Jes.13:6 Jammert, want de dag van JaHUaH is nabij, hij komt als
een verwoesting (ke-shod) van
Shaddai (een woordspeling). Ezech.1:24 Wanneer zij gingen, hoorde ik het geruis van hun vleugels als
het gebruis van vele wateren, als de stem van Shaddai (Die regen geeft): een zware regen -geluid als van
een leger; wanneer zij stilstonden, lieten zij hun vleugels hangen. Ezech.10:5 Het geruis van de vleugels van de cherubs werd gehoord tot aan de
buitenste voorhof, als de stem van God, Shaddai, wanneer Hij spreekt. Joel 1:15 Wee die dag, want nabij is de dag van JaHUaH, als een
verwoesting komt hij van Shaddai (als bij
Jes.13:6) Vgl. ook: Deut.32:17 Zij offerden aan de boze geesten [la-
shedim], die geen
goden zijn, aan goden, die zij niet hebben gekend, nieuwe goden, die kort
tevoren opgekomen waren, voor welke uw vaderen niet gehuiverd hadden. Psalm 106:37 Zij offerden hun zonen en hun dochters aan de boze
geesten [la- shedim], ook vergoten zij
onschuldig bloed, het bloed van hun zonen en dochters, die zij offerden aan
de afgoden van Kena’an, zodat het land door
bloedschuld werd ontwijd.. |
In Numeri 1:5 is een man met de naam שְׁדֵיאוּר- Shedei’ur - mijn uitgieter
(שְׁדֵי- Shedei
van shadah) van licht (אוּר- ’ur/’or);
oftewel: degene die voor mij licht brengt; zijn vader en moeder zijn blij met
hem geweest of hebben gedacht aan ’El Shaddai en hoe Hij hen licht gaf.
Sommige woordenboeken relateren het Shedei deel aan de stam sadeh met een sin, wat natuurlijk
niet klopt. (De naam komt ook voor in Num.2:10; 7:30,35; 10:18.)
De Engelse Wikipedia heeft ook een artikel over ’El
Shaddai.
In de Geïllustreerde Encyclopedie van de Bijbel
(Gaalyahu Cornfeld, Ed.; G.B. Van Goor, Den Haag, 1976) kwam ik in de uitleg
bij ’El Shaddai de volgende zin tegen die ook enkele van de bovenstaande
noties bij elkaar brengt: „In de Hebreeuwse verhalende literatuur,
zoals in de Pentateuch en Ruth duidt de term El Sjaddai of Sjaddai meer in
’t bijzonder de kracht aan, die vruchtbaarheid of onvruchtbaarheid
(m.a.w. volledige vernietiging) bepaalt.
Het lijkt daarom zo te zijn, dat deze benaming werd gegeven aan de god
(sic!) van het leven, die leven geeft of onthoudt en die het soms verwoest.”
|