Pesach (3) Jeshu‘ah vervult Pesach
André H. Roosma 6 april 2012 (13 april 2017)
De afgelopen dagen schreef ik al twee delen over Pesach: deel (1) en deel (2). Hieronder de bekroning daarvan.
In het heilige gedeelte van de tabernakel en de latere tempel van JaHUaH in Jeruzalem, tussen twee pilaren, hing een
groot gordijn (vergelijkbaar met een groot
tentkleed: 1), met daar aan de rechterkant vóór de grote gouden Menorah,
die indrukwekkende, uit één enorm stuk goud gedreven kandelaar
die gemaakt was naar het model van een palmboom ( ) met bovenaan
wederzijds drie armen, en in totaal zeven lampen bovenop (Exodus 40: 8-25; vgl. Exodus 25). In het artikel dat ik eerder over die grote gouden
Menorah schreef, gaf ik al aan hoe de zeven
lampen op de Menorah
de tegenwoordigheid van Israël’s God JaHUaH daar in de tempel symboliseerden. Echter pas áchter dat gordijn stond de Ark van
het verbond, met daarin de Tien Woorden,
als een getuigenis van JaHUaH’s liefde voor
en bemoeienis met Zijn volk en als voetbank voor JaHUaH Zelf (Exodus 40: 34; Psalm 132: 7-8). Maar die ruimte was niet open ( ) voor gewone
stervelingen. Niet voor niets werd die ruimte het Heilige
der Heiligen genoemd (Exodus 26: 30-35).
Slechts éénmaal in het jaar, op Jom Kippur (Grote Verzoendag) mocht een aangewezen hogepriester
daar komen, en dan alleen nog met het bloed van een belangrijk offer, en
in een ceremonie waarin heel het volk zijn zonde beleed (Exodus 30: 10; Hebreeën 9: 7).
Echter, op die ene hoogst gedenkwaardige dag, bijna 2000 jaar geleden, toen
Jeshu‘ah aan het
kruis Zijn bloed gaf als een volkomen verzoening voor onze God-vijandigheid
en ons wantrouwen jegens Hem (dat is wat de Bijbel
‘zonde’ noemt), op dat moment gebeurde er iets in de tempel.
Dat grote gordijn scheurde van boven naar beneden in
tweeën! (Mattit-Jahu 27: 51; Markus 15: 38;
Lukas 23: 45). Er ontstond een opening ( ). Een opening ( ) in het palmboom
( ) gordijn ( ). Een toegang tot de troon van God Zelf. Daar, op dat moment werd
Pesach –   – door Jeshu‘ah aan het kruis ten
volle gerealiseerd! De schrijver van de brief aan de Hebreeën legt
een relatie tussen het ‘vlees’ - het lichaam van Jeshu‘ah, en dit gordijn of
‘voorhangsel’. Wat mij opvalt, is dat beiden: een groot stuk
tentdoek én het vlees van mensen of dieren, in het oude schrift
inderdaad aangeduid werden met één en hetzelfde symbool: . Door Zijn dood verbrak
Jashu‘ah de vloek uit Genesis 2 over ons
mensen, die zei dat we zouden sterven als we een eigen weg zouden gaan en
niet zouden luisteren naar de machtige en liefdevolle God en Schepper JaHUaH. Door Zijn dood, is er de mogelijkheid voor een
ieder om bij dat kruis vergeving te ontvangen en een nieuw leven te beginnen
in Zijn nabijheid en onder Zijn bezielende en leven gevende leiding.
„... Christus daarentegen is aangetreden als
hogepriester van al het goede dat ons is toebedacht: Hij is door een
indrukwekkender en volmaakter tabernakel – die niet door mensenhanden
gemaakt is en niet behoort tot onze schepping – voor eens en altijd het
hemelse heiligdom binnengegaan, en dan niet met bloed van bokken en kalveren
maar met Zijn eigen bloed. Zo heeft Hij een eeuwige verlossing verworven...”
Hebreeën 9: 11-12
Ja, Pesach –   – is ten volle vervuld
in het sterven van Jeshu‘ah, daar op dat Kruis! Toen Hij daar Zijn bloed gaf was Hij
zowel de hoogste Priester als het ultieme Pesach-lam!
Hallelu JaH !
„... Daar wij dan, broeders, volle
vrijmoedigheid bezitten om in te gaan in het heiligdom door het bloed van
Jezus, langs de nieuwe en levende weg, die Hij ons ingewijd heeft, door
het voorhangsel, dat is, zijn vlees, en wij een grote Priester over het huis van God hebben, laten wij toetreden met een waarachtig
hart, in volle verzekerdheid van het geloof, met een hart, dat door
besprenging gezuiverd is van besef van kwaad, en met een lichaam, dat
gewassen is met zuiver water. Laten wij de belijdenis van hetgeen wij hopen
onwankelbaar vasthouden, want Hij, die beloofd heeft, is getrouw.
En laten wij op elkaar acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede
werken...” Hebreeën 10: 19-24
Noten
André (auteur)
Het Hebreeuwse pásach is ook te
relateren aan het woord פסס -
pásas [6461]
(ook wel getranslitereerd als pacac), dat
slechts eenmaal in de Bijbel voorkomt en daar vertaald wordt met
‘verdwijnen’. Meer inzicht hierover geeft het ermee overeenkomende
Akkadische woord pasásu. Dit staat voor betekenissen als:
‘zonde of kwaad (of bijv. een inscriptie) wegdoen of
uitwissen’.* Dit ondersteunt de hierboven gegeven
interpretatie heel mooi, want voor een opening naar de Boom des Levens
moet de zonde en het kwaad worden weggedaan! En dat kunnen we niet zelf
(vandaar dat het woord pásach ook kon staan voor ‘verlamd
zijn’, zoals we in Deel (2) al zagen - zie ook het gebruik van
pásach in 2 Samuël 4: 4)! * Bron: The Assyrian
Dictionary of the Oriental Institute of the University of Chicago
(Oriental Institute, Chicago IL, USA, 1956-2012; ISBN
0 918986 05 2); deel 12, p.218-221.
De vorige artikelen waren: Wie is Jezus? – over de heerlijke Naam
van Gods Zoon, De Palmboom in de Bijbel (6) paal en palissade,
Pesach (1) God scheidt de Zijnen af, bewaart hen tegen de dood,
en trekt hen uit Egypte weg en: (2) God opent de weg ten leven.
Zie ook het volgende artikel in deze reeks: Pesach (4) -
De intocht van Jeshu‘ah in
Jerushalaïm.
|