Psalm 119: 25-40 (ד, ה) In de vierde strofe, waar we hier mee beginnen, staat de deur of poort
en het in- of uitgaan centraal (de oude Semitische letter
- dalt, of
de Hebreeuwse letter ד - dalet). Hier gaat het over het ingaan in Gods wereld, en het verlaten van ons oude
leven. In deze strofe zie ik duidelijk de eenheid van de Bijbel, want ik
herken dezelfde thema’s als waarover de apostelen in het Nieuwe
Testament schreven. Van nature zijn we meer gehecht aan ons oude leven,
de dingen van deze wereld. De Psalmist verwoordt dit als: Mijn ziel kleeft
aan het stof, dat wil zeggen, aan het vergankelijke. Alleen een
bovennatuurlijk ingrijpen van God JaHUaH
kan hem levend maken. In vers 28 uit de Psalmist diep verdriet. Jezus Zelf zei daarvan: „Zalig, zij die treuren...” (Mattit-Jahu (Mattheus) 5: 4; vgl. Jakobus 4: 9; Prediker 7: 3). Hij voegde eraan toe waarom: „... want zij zullen vertroost worden.” De Psalmist kent dit principe blijkbaar – hij hoopt dat God hem opricht. Het is beter om onze droefheid bij God bekend te maken, dan alles op te kroppen. De tegenstelling in vers 29 is veelzeggend: de weg van de leugen versus Gods Torah. Als we uitgaan van wat God in Zijn Torah ons aanreikt over Zijn omgang met vaak zwakke mensen, behept met zonde en gebrokenheid, dan is er weinig reden meer om te liegen. Maar het is God Die ons van de leugen bevrijdt en ons Zijn Torah, Zijn genadebewijzen en Zijn vreugde schenkt. Die tegenstelling tussen onze oude, zwakke en gebroken natuur en wat God JaHUaH in ons uitwerkt, zit in bijna elk vers hier. In vers 30 geeft de Psalmist evenwel aan, dat hijzelf er niet buiten staat. Hij heeft ingestemd met God – met Zijn waarheid en met Zijn maatregelen. In vers 31 bevestigt hij nogmaals de nauwe relatie tussen hem en Gods getuigenissen: hij houdt zich eraan vast en bidt dat God hem niet loslaat. Deze strofe besluit hij ermee dat hij kiest voor Gods weg, omdat er bij God zoveel ruimte is. Van de omgang met Hem wordt je ruimhartig. Het zorgt dat je enthousiast wordt (gaat rennen) om de weg van JaHUaH te gaan. In die zin is deze strofe een combinatie van een gedicht van toewijding en een loflied. Zoals in de meeste strofen, is het derde vers (vers 35) het meest representatief voor de volgende, de vijfde strofe. Daar weer het duidelijke besef van afhankelijk-zijn van Gods bemoeienis met ons leven. We vinden vreugde in een leven dat door Gods ingrijpen veranderd is. En vreugde is wat ons kan motiveren, daar gaat deze strofe over. De oude pictografische letter stelde een figuur voor met geheven handen en gebogen knieën. Dit symbool stond voor vreugde, verwonderen, aanbidden, leven en ademen. Dit volle leven in vreugde en aanbidding, zoals door God bedoeld, is alleen mogelijk door Gods genadige vernieuwende en leven-gevende werk in ons. Dat lezen we in de eerste verzen van deze strofe. Opvallend is dat de Psalmist hier in het eerste vers God bij Zijn glorierijke Naam JaHUaH noemt – de Heerlijke Naam van Gods nabijheid.1 Gelet op mijn eigen ervaring met verzoekingen en gelet op wat we zien in de media aan leiders die uitglijden, zijn de volgende verzen ook nog steeds zeer actueel: vals winstbejag of de begeerte van de ogen is vaak wat daar onder ligt. En dat leidt tot smaad. Ik denk evenwel niet dat dat de smaad is waarover de Psalmist in vers 39 spreekt. Zeker als dit Jechizqi-Jahu is geweest, zal hij te lijden hebben gehad onder de smaad van mensen die het met God JaHUaH niet zo nauw namen en Zijn maatregelen verachtten. Vandaar dat hij in dat vers in één adem tegenover God Zelf getuigt dat Gods maatregelen wél goed zijn. Heel deze strofe is in feite een vorm van aanbidding (), want hier erkent de schrijver wel heel duidelijk dat hij God in alles nodig heeft. Met name in het laatste vers komt weer heel duidelijk naar voren dat het – ook hier in het Eerste Testament – niet door eigen gerechtigheid is dat we léven, maar alleen door Gods actieve gerechtigheid, ons geschonken in Jeshu‘ah. Hem zij dan ook alle eer! Hallelu JaH ! Noten
ReactiesVorige artikelen in deze serie Psalm 119 – Een prachtig loflied op, en leerdicht over, de Torah: ‘inleiding en uitleg van enkele kernwoorden’, ‘deel - ’aleph’ en ‘deel -bet en -gam’. Volgende artikel: ‘Deel - wav en - zan’.
|
Bedankt voor uw belangstelling! | ||