De veelzeggende Naam van God (20)
JaHUaH - de ware God van de Bijbel – is betrokken!
André H. Roosma 9 mei 2020
In m’n eigen ervaring én vanuit m’n pastorale werk met anderen merk ik al
geruime tijd dat het voor velen van ons, in onze cultuur en tijd, moeilijk
is om echt dagelijks te be-léven dat God zo betrokken en dichtbij is als de Bijbel
aangeeft dat Hij is, en om Zijn stem goed te verstaan. Het lijkt, of er iets
is, dat dit moeilijker maakt. Jezus sprak erover dat Hij Zijn schapen kent
en dat zij luisteren naar Zijn stem, maar veelal zijn we meer gewend Zijn
stem dagelijks niet dan wél te horen. Vanuit de Bijbel mocht ik al
veel leren hoe we Gods nabijheid meer kunnen be-léven en ook beter Zijn stem
kunnen leren te verstaan. Ook mag ik dat aan anderen doorgeven, onder andere
via workshops onder de titel: Immanuel levensstijl (zie de Immanuel
levensstijl website). Een groot voorrecht! Toch bleef het me dwarszitten dat het lijkt of er in de basis van ons
westerse geloof iets lijkt te zitten, dat ons in deze dingen tegenwerkt.
Via m’n studie van de heerlijke Naam van de God van de Bijbel,
JaHUaH1 was ik uit enigszins onverwachte hoek al een stukje
antwoord op het spoor gekomen, maar een tijdje geleden kwam ik een artikel
tegen dat me nog veel meer licht op deze dingen gaf.
Een naamloze, afstandelijke God roept geen aanbidding op
Hier wil ik eerst iets delen van wat ik al eerder op het spoor kwam.
Dat was bij de bekende middeleeuwse joodse geleerde Maimonides. In zijn Arabische boek De Gids voor
Verdoolden (Dalālatul hā’irīn – in het Hebreeuws
vertaald onder de titel: Moreh Nevukhim; uit 1190),
besteedde hij uitgebreid aandacht aan de heerlijke Naam van God. Uit zijn
redeneringen leidt de Franse Bijbel-wetenschapper Gérard Gertoux2
af dat de God van de filosofen geen aanbidding opriep omdat het
onmogelijk is om een nauwe relatie aan te gaan met een naamloze God
(’Elohim). Maimonides wierp op dat יהוה de persoonlijke Naam van God is, de Naam die op een
andere, letterlijker manier gelezen moest worden (Shem
ha-mephorash – de duidelijke, uitdrukkelijke of expliciete Naam, volgens
de Tannaïm - 2e eeuwse rabbijnen), die
ánders is dan alle andere namen of aanduidingen zoals ’Adonai, Shaddai, of
’Elohim (goddelijke titels met een etymologie),
omdat de Naam geen etymologie heeft. Maimonides kende echter het joodse
probleem over het uitspreken van de Naam, en dat de rabbijns-joodse
traditie zei dat de uitspraak verloren was gegaan. Hij wijst er dan op dat de uitspraak ‘overeenkomstig de letters’
gewoon mogelijk is3 en het uitspreken van de Naam o.a. volgens Numeri 6:
23-27 in de Aäronitische zegen ook geboden is. Hier wordt de Naam niet
magisch of bovennatuurlijk gebruikt (dit gebeurde
onder joodse magici en qabbalisten wel, en dáártegen verzette Maimonides
zich!), maar voor een geestelijk doel, en volgens Maimonides is dat
legitiem en oké. Bij veel joden en ook christelijke theologen is dit helaas
niet bekend. Het komt er dus volgens Maimonides op neer, dat
‘de filosofen’ God naamloos en afstandelijk gemaakt hebben,
en dat dit uitdrukkelijk niet de bedoeling was.
De god van de filosofen
Dit roept de vraag op, op welke ‘filosofen’ hij daarbij doelde.
En daarover gaf nu een diepgaand artikel van een Griekse wetenschapper mij
veel inzicht. Dat is: Pavlos D. Vasileiadis, ‘Jesus, the New Testament, and the Sacred Tetragrammaton’.
Hij legt uit dat de Naam van Israël’s God rond het begin van onze
jaartelling wijd en zijd bekend was bij vrijwel alle volken rond de
Middellandse Zee en zegt dan onder het kopje “Welke naam heeft de God
van de Bijbel?” (mijn vertaling):
“Volgens het boek Exodus, toen God Zichzelf
openbaarde aan Mozes, introduceerde Hij Zichzelf met een Hebreeuwse
vier-letterige naam, bekend als Tetragrammaton. Deze naam wordt in het
Engels getranslitereerd als YHWH (JHWH in het Nederlands,
AHR) en komt ongeveer 6 823 keer voor in de Hebreeuwse
Bijbel.”
Vervolgens legt hij een en ander uit over de cultuur en het godsbeeld dat
in de eerste eeuwen van onze jaartelling in het Romeinse rijk heerste.
Ik ging dat zorgvuldig na, en kwam tot de volgende inzichten:
De Romeinen waren erg onder de indruk van de Griekse cultuur en
godsdienst. Daardoor was de cultuur in het Romeinse rijk in de eerste
eeuwen van onze jaartelling sterk bepaald door het Griekse denken en door de
Griekse opvattingen over godsdienst en goden. En de Grieken hadden nog al wat
(af)goden! Kenmerkend voor het overgrote deel van de (af)goden op de Olympus
was, dat hun gedrag en hun denken niet zo verheven was.
De meest bizarre verhalen deden de ronde over hen. Ze bedrogen elkaar, maakten
elkaar het leven zuur, en stonden elkaar zelfs naar het leven. Deze afgoden
van de Grieken waren dus bepaald niet erg indrukwekkend, al deden ze volgens
de Griekse mythologie soms wel eens bijzondere dingen.
Naast al deze afgoden wisten de Grieken ergens in de verte ook nog van een
opper-god. Plato, één van de meest invloedrijke Griekse denkers, uit de
vierde/vijfde eeuw voor Christus, heeft daar wel over geschreven.
Bij hem komt het idee vandaan dat niet al die meer bekende Griekse
afgoden, waarover zoveel bizarre verhalen de ronde deden, belangrijk
waren, maar dat er één ethische oppergod, schepper van hemel en aarde, was.
Deze ‘Ene’ was oppermachtig en volmaakt, want anders was hij
geen god, zo redeneerde Plato.
Alleen, zo ging de Platonische redenering verder, omdat deze god zo hoog
verheven was, stond hij heel ver bij ons vandaan.
Als mensen konden we hem niet echt leren kennen. Hij was ook niet in een
naam of titel te ‘vangen’. Hij was ook te hoog om als
menselijke stervelingen contact met hem te hebben, dus hij had ook geen
naam of aanspreektitel nodig. Hij was niet bereikbaar en niet bij ons leven
betrokken. Dit is dus wat Maimonides bedoelde met ‘de God
van de filosofen’. Je kon hooguit wat vaag en afstandelijk over hem
filosoferen of redeneren – en dát deden die Grieks-denkenden dan ook!
Dit was het beeld, dat de mensen die in de eerste eeuwen tot geloof in
Jeshu‘a en de God van de Bijbel kwamen, al
bij zich hadden. Het kleurde hun lezen van de Bijbel en hun denken over God.
De God van de Bijbel leek hun wel enigszins overeen te komen met de
opper-god waarover Plato had geschreven. Beide werden vereerd als Schepper
en gezien als almachtig en ethisch zeer hoogstaand. Zo kwam bijvoorbeeld in
de apostolische geloofsbelijdenis en die van Nicea te staan dat we geloven
in God de Vader, de Almachtige, Schepper van de hemel en de aarde. Dat beeld
gaat door tot in deze tijd. Veel theologie-boeken waarin God beschreven wordt,
beginnen ook met kenmerken als Zijn almacht, Zijn grootheid e.d.4
Waarom noemt de geloofsbelijdenis juist deze twee kenmerken van God de
Vader, Zijn almacht en Zijn Schepper-zijn, en bijvoorbeeld niet Zijn liefde,
Zijn goedertierenheid, het feit dat Hij de levende God is – allemaal
vrij unieke kenmerken van de God van de Bijbel, die de Bijbel zelf ook vaak
noemt. En waarom wordt Hij niet gewoon bij Zijn unieke en heerlijke Naam
JaHUaH genoemd?
Nader onderzoek laat zien dat dat laatste een verhaal op zich is, waarop ik
in een volgende aflevering nader in wil gaan. Nu even terug naar m’n eerste
vragen in deze alinea.
Een Bijbels Godsbeeld
De Bijbel schetst een beeld van God dat heel ánders is dan het beeld dat
de Griekse filosofen hadden van de opper-god. In de Bijbel zien we dat de God
Die de wereld geschapen heeft, in de eerste plaats een God is Die actief bij
ons betrokken is, Die contact wil met de mensen die Hij geschapen heeft.
Hij is een God Die Liefde IS – Zichzelf opofferende Liefde.5
Een God Die in een innige en wederkerige relatie met de mens wil staan.
Zo’n liefdesrelatie omvat kwetsbaarheid. Het omvat dat
God Zich zelf kenbaar maakt. Dat onze reactie op Zijn liefde Hem wat dóét. Daarvan spreekt ook de Naam, de aanduiding van Zijn Identiteit, hoe Hij
door ons gekend wil zijn. Die Naam zegt dat Hij bij ons wil zijn.
Toen Hij Zichzelf nader bekend maakte aan Mosheh (Mozes;
we lezen erover in Exodus 34; zie ook mijn bespreking van dat gedeelte), waren de
eerste dingen die Hij over Zichzelf zei: Zijn heerlijke Naam JaHUaH, en
dat Hij barmhartig en genadig is, lankmoedig, groot van goedertierenheid
en trouw, goedertierenheid bestendigend aan duizenden,
ongerechtigheid, overtreding en zonde vergevend. Meer nog dan Zijn grootheid
en almacht bezingen de Psalmisten Zijn genade, Zijn goedertierenheid,
Zijn integriteit, Zijn trouw en Zijn barmhartigheid jegens ons, mensen.
In de komst van Zijn Zoon naar deze wereld, als een hulpeloze baby,
maakte Hij Zich héél kwetsbaar (zie ook de gelijkenis
die Jezus vertelt in Mat 21:33-41: de heer die knechten (profeten) naar
Zijn pachters had gestuurd die ze mishandeld, soms zelf gedood hadden,
hoopte, dat ze zijn eigen zoon toch wel vriendelijk zouden behandelen, maar
nee, ze sloegen hem dood). Vanuit het Bijbelverhaal zien we ook
dat God het lot van baby Jezus in handen legde van Jozef, toen God
hem waarschuwde om naar Egypte te vluchten; had hij niet gereageerd, was
Jezus met alle andere jongetjes in en rond Bethlehem omgekomen bij de
grote kindermoord die Herodes daar aanrichtte (Mat.2; zie ook John Ernest Sanders, The God Who risks – A theology of
providence, InterVarsity Press, Downers Grove IL USA, 1998; ISBN: 0
8308 1501 5, p.92-94). Theoloog John Sanders laat in veel voorbeelden,
door heel zijn boek heen, zien dat God JaHUaH niet koos om te regeren
vanuit Zijn almacht, maar om te handelen vanuit kwetsbare liefde. Hierbij
kan de Liefhebber intens gekwetst worden als Zijn geliefde deze liefde
niet beantwoordt maar Hem afwijst. De Bijbel besteedt daarom ook veel
aandacht aan de emoties die God ervoer als Grote Liefhebber, en vergelijkt
die met de emoties die een man ervaart wanneer zijn echtgenote hem trouw
is dan wel vreemd gaat. Emoties van grote blijdschap wanneer ze trouw is,
versus emoties van diep gekwetst zijn, zich verraden voelen, jaloezie en
intense kwaadheid wanneer ze de liefde bij anderen zoekt.
Die huwelijks-metafoor, waaraan ik al eens een hele serie artikelen
wijdde, is veelzeggend. Hoewel Hij oneindig veel groter en heerlijker is
dan wij kunnen beseffen, is de God van de Bijbel niet ‘ergens ver weg
in de hemel’, onbereikbaar en onaangedaan door ons, kleine mensjes.
Nee, Jezus huilde bij het zien van Jerushalaïm
en haar inwoners, die Hij zo graag gekoesterd had, als een hen haar kuikens
onder haar vleugels, maar die Hem steeds afwezen (Mat.23:37). Hoe wij ons naar Hem toe opstellen, raakt Hem - heel
diep!
Griekse invloeden
Dit Bijbelse godsbeeld staat dus nogal haaks op het eerder geschetste
godsbeeld van de Griekse filosofen, zoals dat in een groot deel van het
Romeinse rijk werd aangehangen rond de eerste eeuwen van onze
jaartelling. Toen – na de eerste christen-vervolgingen – het christendom
terrein won in het Romeinse rijk, vond er echter wel een vermenging plaats.
Bij alles wat de Bijbel zegt over afgoden, dacht men aan al die lagere
Griekse afgoden, en verwierp die. Maar men had niet veel oog voor hoe totaal
ánders de Bijbelse God was dan de oppergod waar Plato en de zijnen het over
gehad hadden. De beelden en ‘theologieën’ van Plato werden één-op-één
toegepast op de God van de Bijbel, ook al pasten dezen niet helemaal.
Zoals gezegd: we zien dit tot op de dag van vandaag terug in sommige
theologie-boeken, waar niet de relatie-gerichtheid en liefde van de God
van de Bijbel als Zijn voornaamste kenmerken het eerst worden genoemd, maar
alle kenmerken van de oppergod van Plato als eerste de revue passeren.
Pas daarna komt men dan nog te spreken over Zijn liefde voor ons mensen
en Zijn betrokkenheid bij ons.
En dan schakelt men vaak al snel over naar de Persoon van Jezus, Die
ons - in deze visie - wél nabijgekomen is. Men vergeet dan dat God
JaHUaH altijd al een God was Die de mensen nabij wilde zijn. Vandaar dat Maimonides het in de Middeleeuwen had over de negatieve
invloed van de filosofen, die God naamloos en afstandelijk gemaakt hadden,
zodat dat mentale beeld van Hem geen aanbidding meer opriep. Ik vind het
opmerkelijk, dat veel aanbiddingsliederen die de laatste decennia in
evangelisch Nederland gezongen worden, niet God de Vader maar Jezus als
object van aanbidding hebben. Alsof niet God de Vader, maar alleen Jezus
bij ons betrokken is en onze aanbidding oproept.
We zien dus, dat het beeld dat de Griekse filosofen (m.n. Plato) hadden van een opper-god, het godsbeeld van de christenen
in de eerste eeuwen van onze jaartelling -bewust of onbewust- meer beïnvloed
heeft dan we ons meestal realiseerden. De God van de Bijbel is in de eerste
plaats Liefde, een God van verbondenheid, Die een nauwe relatie met ons,
mensen, zoekt6 en Zich Persoonlijk laat kennen via een unieke Eigen
Naam. Daar bij de Grieken en Romeinen werd die God toch enigszins een God
Die ver weg is. Weliswaar, als Schepper van hemel en aarde, zeer verheven,
alomtegenwoordig en opper-machtig, maar ook wat op afstand, naamloos,
onnoembaar, onpersoonlijk, en dus ook niet volledig echt aanspreekbaar.
Slechts in beperkte mate een God Die Zich sterk laat beïnvloeden door ons,
kleine mensen, een God Die vreugde kan beleven aan de relatie met ons, maar
Die ook pijn kan lijden, bijvoorbeeld als wij, mensen, Hem afwijzen.
Het hoeft geen betoog, dat dit Griekse beeld, door alle eeuwen heen en de
laatste eeuwen weer extra leven ingeblazen door de zogenoemde
Verlichting, -onbewust- een negatieve invloed heeft gehad op het
gebedsleven en ons beleven van de dagelijkse innige omgang met God. Het is
daardoor moeilijker, onze verhouding tot God goed te zien. En zodoende kunnen
we Hem ook niet alle eer geven die Hem toekomt, wat zeer spijtig is.
Er moet iets veranderen. We moeten terug naar de basis. Het godsbeeld van
de Griekse filosofen helemaal laten varen. God JaHUaH zien zoals Hij
werkelijk is, als betrokken Aanwezige, in Zijn enorme Liefde voor ons, en Zijn
heerlijke Naam weer de eer geven die Hem toekomt. Zijn onnoemelijk grote
Liefde en genade ook ten volle leren ontvangen, zodat Hij ons leven ten volle
kan vernieuwen. Dán zullen we veel meer ervaren van Zijn
eerbied en ontzag oproepende actieve aanwezigheid, en zal Zijn Léven
weer meer gaan bloeien in ons en door ons heen.
Hallelu JaH !
Noten
1 |
De glorierijke Naam van God geef ik hier zo goed
mogelijk weer vanuit het oudste Hebreeuwse origineel. Voor meer achtergrond
informatie zie: André H. Roosma, ‘De wonderbare en liefelijke Naam van de
God Die er was, Die er is, en Die er zijn zal’ , uitgebreide
Accede!/Hallelu-JaH!
studie (ca. 90 p.), juli 2009. |
2 |
Zie Gérard Gertoux, Did Jesus "Je[HoVaH]-salvation"
know God's name? Lulu, Aug. 2017, ISBN 978-1387138364 (ook op Academia.edu), p.22: "(Maimonides') reasoning centred on the Name of God,
the tetragram, which was explained in his book entitled The Guide for the
Perplexed (Book I, §64), written in 1190. There he exposed the following
powerful reasoning: the God of the philosophers did not require worship, only
polite acknowledgement of his existence, since it would be impossible to
establish relations with a nameless God (Elohim). Then he proved that the
tetragram YHWH is the personal name of God, that is to say the name distinctly
read (Shem hamephorash), which is different from all the other
names." |
3 |
Overeenkomstig Josephus' opmerking dat het om vier
klinkers gaat, wordt de uitspraak dan als: IAUA (me de U als oe-klank). |
4 |
Het is bijvoorbeeld opmerkelijk, dat men de titel אֵל שַׁדַּי - ’El Shaddai vertaald heeft als De
Almachtige, terwijl een heel andere vertaling veel meer voor de hand ligt,
zoals ik onlangs aangaf in het artikel: : De veelzeggende Naam van God (19) Wat is de betekenis van de Naam
אֵל שַׁדַּי - ’El Shaddai ?. |
5 |
Als Johannes in zijn 1e brief (1 Joh.4:8) God beschrijft, zegt hij:
„God is Liefde”. En in dat getuigenis staat hij bepaald niet
alleen. Wanneer bijv. Paulus in Romeinen 8: 37 in een paar woorden duidelijk
wil maken over welke God hij spreekt, karakteriseert hij Hem niet als De
Almachtige, of iets dergelijks. Nee, hij spreekt over: „Hem,
Die ons heeft liefgehad”. Niet Zijn almacht, of Zijn grootheid, Zijn
heiligheid of Zijn onmetelijke glorie, maar Zijn enorme liefde voor ons; dát
is het meest karakteristiek en uniek voor de God van de Bijbel: dat Hij ons
onmetelijk liefheeft en altijd al zo heeft liefgehad (vgl. Joh.3:16). In het
volgende vers zegt Paulus dat niets ons kan scheiden van Die
Liefde! |
6 |
Al vanaf het begin, in Genesis 3, is Zijn roep: Adam,
dat is: mens, waar ben je? En door heel de Bijbel heen vinden we dit thema
als een rode draad terug, dat God mensen opzoekt en aanspreekt. |
 |
Literatuur
John Ernest Sanders, The God Who risks – A theology of
providence, InterVarsity Press, Downers Grove IL USA, 1998; ISBN: 0 8308
1501 5.
David Takle, The Truth About Lies and Lies About
Truth, Shepherd’s House, Pasadena CA USA, 2008; ISBN: 0 9674357 9
4.
|