Jezus’ terugkomst enkele gedachten n.a.v. Mattheus 24-25
= C O N C E P T =
André H. Roosma 12 februari 2023
Iets meer dan 2000 jaar geleden kwam Jezus, de Zoon van God, hier naar de
aarde, zoals we onlangs weer vierden. Over Zijn eerste komst schreef ik hier al eens.
Na Zijn verzoeningswerk hier volbracht te hebben, is Hij naar de hemel gegaan.
Maar Hij komt ook weer terug! En dan in volle glorie, om de eenheid met allen
die Hem toebehoren ten volle inhoud te geven, degenen die Hem niet als Koning
wilden te straffen, en Zijn wereldwijde Koningschap ten volle uit te gaan
voeren. In verband met de vele tekenen die erop wijzen dat we in de zogenoemde
‘eindtijd’ leven of die snel naderen, is er nu ook weer meer
belangstelling voor de tweede (of terug-)komst van Jezus en voor wat genoemd
wordt: de opname van Zijn Gemeente.
Over deze tweede komst zei Jezus Zelf heel duidelijke dingen in Mattheus
24-25 (zie ook Lukas 21:5-38). Daar ga ik hier in de eerste plaats van uit.
Jezus’ boodschap is heel duidelijk, vind ik, en bevat zowel een
bemoediging als een waarschuwende oproep. En het is van belang, hier aandacht
aan te schenken, want de bemoediging kunnen we best gebruiken nu het donkerder
wordt, en door aan de waarschuwende oproep gehoor te geven, kunnen we ons goed
voorbereiden op wat ons nog te wachten staat, en worden we er niet helemaal
door verrast.
Jezus’ tweede komst gaat direct vooraf aan De Grote Bruiloft, waarop
Jezus Christus Zich ten volle met Zijn Gemeente - dus al Zijn volgelingen van
alle tijden - verenigt, als een bruidegom met zijn bruid. In dit artikel
schrijf ik daar maar kort over, want eerder heb ik al eens een hele serie artikelen over dit thema geschreven.
Mattheus 24-25
Ik behandel dit Bijbelgedeelte hier even in delen.
1 En Jezus ging de tempel
uit en vertrok. En Zijn discipelen kwamen tot Hem om Hem op de gebouwen van de
tempel te wijzen.
2 En Hij antwoordde en zei tot hen: Ziet u dit alles
niet? Voorwaar, Ik zeg u, er zal hier geen steen op de andere gelaten worden,
die niet zal worden weggebroken.
3 Toen Hij op de Olijfberg gezeten was, kwamen Zijn
discipelen alleen tot Hem en zeiden: Zeg ons wanneer zal dat gebeuren, en
wat is het teken van Uw komst en van de voleinding van de wereld?
4 En Jezus antwoordde en zei tot hen: Ziet toe, dat
niemand u zal verleiden!
5 Want velen zullen komen onder Mijn Naam en
zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden.
6 Ook zult u horen van oorlogen en van geruchten
van oorlogen. Ziet toe, weest niet verontrust, want dat moet gebeuren, maar
het einde is het nog niet.
7 Want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk
tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen
zijn.
8 Maar dat alles is het begin van de weeën.
9 Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking
en zij zullen u doden, en u zult door alle volken gehaat worden omwille van
Mijn Naam.
10 En dan zullen velen ten val komen en zij zullen
elkaar overleveren en elkaar haten.
11 En vele valse profeten zullen opstaan en velen
zullen zij verleiden.
12 En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de
liefde van de meesten verkillen.
13 Maar wie volhardt tot het einde, die zal
behouden worden.
14 En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de
hele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal
het einde gekomen zijn.
In dit gedeelte vragen Jezus’ discipelen Hem naar Zijn tweede komst.
Hij waarschuwt dan eerst tegen verleiders (24:5), en vertelt over oorlogen
die er aan komen en hongersnoden en aardbevingen, maar dat ons dat niet moet
verontrusten (24:6-7). Dat is nog maar het begin van de weeën, zegt Hij (24:8),
de vergelijking trekkend met een baby die geboren gaat worden, wat
voorafgegaan wordt door golven van intense pijn bij de vrouw uit wie die baby
geboren wordt. Kenmerkend voor weeën is dat de intensiteit en frequentie ervan
toeneemt naarmate het moment van de geboorte nadert. Ik denk dat we dat om ons
heen zien gebeuren... Dan spreekt Jezus erover dat het zo ver zal komen dat mensen Zijn
volgelingen zullen overleveren aan verdrukking en hen zelfs zullen doden
en dat ze door alle volken gehaat zullen worden (24:9).
Dit is heel heftig! Door alle volken gehaat... De eerste tekenen hiervan zien
we momenteel al in diverse landen ontstaan (denk aan geweld van bijv. fanatieke
moslims en communisten tegen christenen in landen als Noord-Korea,
China, Afganistan, Iran, Nigeria, Ethiopië, maar ook de haat van de LGBT+
beweging tegenover christenen die vasthouden aan de klassieke visie op man
en vrouw en huwelijk, en de haat van de pro-abortus-beweging tegen christenen
die abortus zien als het vermoorden van een baby).
Het zal er, zegt Jezus, zelfs toe leiden dat veel christenen ten val komen
en anderen zullen overleveren en haten (24:10). Een zeer ernstige zaak!
Valse profeten zullen opstaan en velen verleiden (24:11).
Ook dat zie ik om me heen al, bijvoorbeeld rond de interpretatie van alles
met betrekking tot het corona-virus, en de polarisatie er omheen. Jezus
gaat verder met te vertellen dat, doordat er minder respect is voor Gods Torah
(aanwijzingen), de liefde van velen kouder zal worden (24:12). Dat mogen we
best een ‘grote verdrukking’ noemen... Maar, zegt Jezus,
wie volhardt tot het einde (wat dus moeilijk zal zijn, anders is er geen
sprake van moeten volharden), zal behouden worden (24:13).
De omstandigheden zullen dus zodanig zijn, dat volharding echt nodig is,
tegen allerlei vervolging en verdrukking en misleiding in! Het einde zal gekomen zijn, zegt Jezus verder, als dit Evangelie, deze Blijde
Boodschap van Verlossing door de dood en opstanding van Jezus Christus, overal
op aarde gepredikt zal zijn (24:14). Op dit moment is dat helaas nog lang niet
het geval. Er zijn nog veel stammen in moeilijk bereikbare binnenlanden
die het Evangelie nog niet gehoord hebben. Ze spreken vaak ook geen andere
talen dan die van hun stam, en beschikken niet over moderne technologie, zodat
ook radio-uitzendingen en het Internet hen niet bereikt hebben.
15 Wanneer u dan de
gruwel van de verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is, op
de heilige plaats ziet staan - wie het leest, geve er acht op -
16 laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de
bergen.
17 Wie op het dak is, ga niet naar beneden om
zijn huisraad mee te nemen,
18 en wie in het veld is, kere niet terug om zijn
kleed mee te nemen.
19 Wee de zwangeren en de zogenden in die dagen.
20 Bid, dat uw vlucht niet in de winter zal vallen
en niet op een sabbat.
21 Want er zal dan een grote verdrukking zijn,
zoals er niet geweest is van het begin van de wereld tot nu toe en ook
nooit meer zijn zal.
22 En indien die dagen niet ingekort werden, zou
geen vlees behouden worden, maar ter wille van de uitgekozenen zullen die
dagen worden ingekort.
23 Indien dan iemand tot u zegt: Zie, hier is de
Christus, of: Hier, gelooft het niet.
24 Want er zullen valse christussen en valse
profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij,
zou het mogelijk zijn, ook de uitgekozenen zouden verleiden.
25 Zie, Ik heb het u voorzegd.
26 Indien men dan tot u zegt: Zie, Hij is in de
woestijn, gaat er niet heen; Zie, Hij is in de binnenkamer, gelooft het niet.
27 Want net zo als de bliksem komt van het oosten
en licht tot het westen, zo zal de komst van de Mensen-Zoon zijn.
28 Waar het aas is, daar zullen de gieren zich
verzamelen.
De volgelingen van Jezus (!) zullen dan uiteindelijk de ‘gruwel van
de verwoesting’ op ‘de heilige plaats’ (van de tempel
in Jeruzalem?) zien staan (24:15), als een heftig teken van grote verdrukking
(24:21), vlak voor Jezus’ terugkomst. Jezus zegt Zijn discipelen dat die
tijd door God ingekort zal worden, zodat de uitverkorenen behouden worden (en
ze niet allemaal omkomen of het opgeven) (24:22). Er zullen valse christussen
en valse profeten opstaan die door grote tekenen en wonderen zo mogelijk
ook de uitverkorenen verleiden (24:23-24; vers 28 vergelijkt de valse
profeten met gieren die duidelijk komen om wat stervende is te verslinden).
Die uitgekozenen (christenen!) zijn dan dus nog steeds - in die tijd van
grote verdrukking - op aarde!
29 Meteen na de
verdrukking van die dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal haar
glans niet geven en de sterren zullen van de hemel vallen en de machten van de
hemelen zullen wankelen.
30 En dan zal het teken van de Mensen-Zoon
verschijnen aan de hemel en dan zullen alle stammen van de aarde zich op de
borst slaan en zij zullen de Mensen-Zoon zien komen op de wolken van de hemel,
met grote macht en heerlijkheid.
31 En Hij zal Zijn engelen uitzenden met luid
bazuingeschal en zij zullen Zijn uitgekozenen verzamelen uit de vier
windstreken, van het ene uiterste van de hemelen tot het andere.
32 Leert dan van de vijgeboom deze les: Wanneer
zijn hout reeds week wordt en de bladeren doet uitspruiten, weet u daaraan,
dat de zomer nabij is.
33 Zo moet ook u, wanneer u dit alles ziet, weten,
dat het nabij is, voor de deur.
34 Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins
voorbijgaan, voordat dit alles geschiedt.
35 De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar
Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.
36 Maar van die dag en van dat uur weet niemand,
ook de engelen van de hemelen niet, ook de Zoon niet, maar de Vader alleen.
37 Want zoals het was in de dagen van Noach, zo
zal de komst van de Mensen-Zoon zijn.
38 Want zoals zij in die dagen voor de zondvloed
waren, etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevende, tot op de dag,
waarop Noach in de ark ging,
39 en zij niets bemerkten, voordat de zondvloed
kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Mensen-Zoon zijn.
40 Dan zullen er twee in het veld zijn, een zal
aangenomen worden en een achtergelaten worden;
41 twee vrouwen zullen aan het malen zijn met de
molen, een zal aangenomen worden, en een achtergelaten worden.
42 Waakt dan, want u weet niet, op welke dag uw
Heer komt.
43 Maar weet dit: Als de heer van het huis geweten
had, in welke nachtwaak de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben en in zijn
huis niet hebben laten inbreken.
44 Daarom, weest ook u bereid, want op een uur,
dat u het niet verwacht, komt de Mensen-Zoon.
45 Wie is dan de trouwe en verstandige slaaf, die
de heer over zijn dienstvolk gesteld heeft om hun op tijd hun voedsel te geven?
46 Zalig die slaaf, die zijn heer bij zijn komst zo
bezig zal vinden.
47 Voorwaar, Ik zeg u, dat hij hem over al zijn
bezit zal stellen.
48 Maar als die slaaf slecht was, en in zijn hart
zou zeggen:
49 mijn heer blijft uit, en hij zou beginnen zijn
medeslaven te slaan en met de dronkaards zou eten en drinken,
50 dan zal de heer van die slaaf komen op een dag,
dat hij het niet verwacht, en op een uur, dat hij het niet weet,
51 en hij zal hem folteren en hem in het lot van de
huichelaars doen delen. Daar zal het geween zijn en het
tandengeknars.
Dan breekt een belangrijk moment aan: de komst van Jezus! Dit gaat
gepaard met tekenen aan de hemel (24:27,29-30). Iedereen op de hele wereld
zal Hem aan zien komen. Ik vind het heel opmerkelijk dat dit er bij staat! Dit is het moment van bazuingeschal (en dus bepaald geen stil gebeuren): de
Koning, de Grote Bruidegom, komt er aan! Engelen zullen dán Zijn Bruid - allen
op aarde die Hem toebehoren, zowel zij die al gestorven waren als zij, die dan
nog leven - verzamelen en met elkaar zullen we Hem tegemoet gaan en feestelijk
binnenhalen voor de Grote Bruiloft (24:31; vgl. Zach.14:5; 1 Thes.3:13)! Voor
de achterblijvers zal dit verrassend zijn (24:41-42; zie ook 1 Thes.4:13-18).
25: 1 Dan zal het
Koninkrijk van de hemelen vergeleken worden met tien jonge vrouwen, die haar
lampen namen en uittrokken, de bruidegom tegemoet.
2 En vijf van haar waren dwaas en vijf waren wijs.
3 Want de dwaze namen haar lampen mee, maar geen
olie,
4 maar de wijze namen olie in haar kruiken, met
haar lampen.
5 Terwijl de bruidegom uitbleef, werden zij
allen slaperig en sliepen in.
6 En midden in de nacht klonk een geroep: De
bruidegom, zie, gaat uit hem tegemoet!
7 Toen stonden al die jonge vrouwen op en brachten
haar lampen in orde.
8 En de dwaze zeiden tot de wijze: Geeft ons van
uw olie, want onze lampen gaan uit.
9 Maar de wijze antwoordden en zeiden: neen, er
mocht niet genoeg zijn voor ons en voor u, gaat liever naar de verkopers en
koopt voor uzelf.
10 Maar terwijl ze heengingen om te kopen, kwam
de bruidegom, en die gereed waren, gingen met hem de bruiloftszaal binnen,
en de deur werd gesloten.
11 Later kwamen ook de andere maagden en zeiden:
Heer, heer, doe ons open!
12 Maar hij antwoordde en zei: Voorwaar, ik zeg u,
ik ken u niet.
13 Waakt dan, want u weet de dag noch het
uur.
Dit gebeuren werkt Jezus iets verderop in een gelijkenis nader uit
(25:1-13). Het gaat erom, dat we helemaal klaar moeten zijn voor Zijn komst en
voor die Grote Bruiloft, en dat we voldoende olie in onze lampen hebben om het
uit te houden c.q. ons licht brandend te houden, ook als de nacht tot aan Zijn
komst langer duurt dan we dachten. Voldoende olie in onze lampen hebben, heeft
te maken met ons door Jezus laten kennen, een intieme relatie met Hem opbouwen,
want degenen die onvoldoende olie hadden, daarvan zegt Hij: Ik ken jullie niet
(25:12)!
14 Want het is als een
mens, die bij zijn vertrek naar het buitenland zijn slaven riep en hun zijn
bezit toevertrouwde.
15 En de een gaf hij vijf talenten, een ander twee,
een derde een, een ieder naar zijn bekwaamheid, en hij reisde buitenslands.
16 Direct ging hij, die de vijf talenten ontvangen
had, op weg, en hij deed er zaken mee en verdiende er vijf bij.
17 Evenzo verdiende hij, die de twee talenten had,
er twee bij.
18 Maar hij, die het ene talent ontvangen had,
ging heen en groef een gat in de grond en verborg het geld van zijn heer.
19 En na lange tijd kwam de heer van die slaven en
hield afrekening met hen.
20 En die de vijf talenten ontvangen had, trad toe
en bracht nog vijf talenten bovendien, zeggende: heer, vijf talenten hebt u
mij toevertrouwd: zie, ik heb er vijf talenten bij verdiend.
21 Zijn heer zei tot hem: Wél gedaan, u goede en
getrouwe slaaf, over weinig bent u getrouw geweest, over veel zal ik u
stellen, ga in tot het feest van uw heer.
22 Die met de twee talenten trad ook toe en zei:
Heer, twee talenten hebt u mij toevertrouwd, zie, ik heb er twee talenten
bij verdiend.
23 Zijn heer zei tot hem: Wél gedaan, u goede en
getrouwe slaaf, over weinig bent u getrouw geweest, over veel zal ik u
stellen, ga in tot het feest van uw heer.
24 Nu kwam ook hij, die het ene talent ontvangen
had, en zei: Heer, ik wist van u, dat u een hard mens bent, die maait, waar u
niet gezaaid hebt, en die bijeenbrengt van plaatsen, waar u niet hebt
uitgestrooid.
25 En ik was bevreesd en ben heengegaan en
heb uw talent in de grond verborgen, hier hebt u wat van u is.
26 En zijn heer antwoordde en zei tot hem: U
slechte en luie slaaf, wist u, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb en
bijeenbreng van plaatsen, waar ik niet heb uitgestrooid?
27 Dan had u mijn geld aan de bankiers moeten
geven en ik zou bij mijn komst mijn eigendom met rente opgevraagd hebben.
28 Neemt hem dan het talent af en geeft het aan
hem, die de tien talenten heeft.
29 Want aan een ieder, die heeft, zal gegeven
worden en hij zal overvloedig hebben. Maar wie niet heeft, ook wat hij heeft,
zal hem ontnomen worden.
30 En werpt de onnutte slaaf uit in de buitenste
duisternis. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars.
31 Wanneer dan de Mensen-Zoon komt in Zijn
heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon
van Zijn heerlijkheid.
32 En al de volken zullen voor Hem verzameld
worden, en Hij zal ze van elkaar scheiden, zoals de herder de schapen scheidt
van de bokken,
33 en Hij zal de schapen zetten aan Zijn
rechterhand en de bokken aan Zijn linkerhand.
34 Dan zal de Koning tot hen, die aan Zijn
rechterhand zijn, zeggen: Komt, u gezegenden van Mijn Vader, beërft
het Koninkrijk, dat voor u bereid is van de grondlegging van de wereld af.
35 Want Ik heb honger geleden en u hebt Mij te
eten gegeven. Ik heb dorst geleden en u hebt Mij te drinken gegeven, Ik
ben een vreemdeling geweest en u hebt Mij gehuisvest,
36 naakt en u hebt Mij gekleed, ziek en u hebt Mij
bezocht, Ik ben in de gevangenis geweest en u bent tot Mij gekomen.
37 Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden,
zeggende: Here, wanneer hebben wij U hongerig gezien en hebben wij U
gevoed, of dorstig en hebben wij U te drinken gegeven?
38 Wanneer hebben wij U als vreemdeling gezien
en hebben U gehuisvest, of naakt, en hebben U gekleed?
39 Wanneer hebben wij U ziek of in de gevangenis
gezien en zijn tot U gekomen?
40 En de Koning zal hun antwoorden en zeggen:
Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre u dit aan een van deze Mijn minste broeders
hebt gedaan, hebt u het Mij gedaan.
41 Dan zal Hij ook tot hen, die aan Zijn linkerhand
zijn, zeggen: Gaat weg van Mij, u vervloekten, naar het eeuwige vuur,
dat voor de duivel en zijn engelen bereid is.
42 Want Ik heb honger geleden en u hebt Mij niet
te eten gegeven, Ik heb dorst geleden en u hebt Mij niet te drinken gegeven,
43 Ik ben een vreemdeling geweest en u hebt Mij
niet gehuisvest, naakt en u hebt Mij niet gekleed, ziek en in de gevangenis
en u hebt Mij niet bezocht.
44 Dan zullen ook zij Hem antwoorden en zeggen:
Here, wanneer hebben wij U hongerig gezien, of dorstig, of als vreemdeling,
of naakt of ziek, of in de gevangenis, en hebben wij U niet gediend?
45 Dan zal Hij hun antwoorden en zeggen:
Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre u dit aan een van deze minsten niet gedaan
hebt, hebt u het ook aan Mij niet gedaan.
46 En dezen zullen heengaan naar de eeuwige
straf, maar de rechtvaardigen naar het eeuwige leven.
En dan is er dus De Grote Bruiloft. En dát niet alleen: vrijwel gelijktijdig
is er dan ook de eindafrekening: het laatste oordeel met de openbaring van Gods
toorn over alle ongerechtigheid en God-vijandigheid. Daarover gaat het daarop
volgende stuk onderwijs van Jezus hier (25:14-46). Hierbij valt het me op, dat
het vooral bepalend is hoe we nu naar God kijken: zien we Hem als een wrede
Baas (25:24), of als een genadig en liefdevolle God en Vader, Die ons
mogelijkheden en kansen geeft om ons te zegenen zodat we floreren met
alles wat Hij ons geeft (en dus ook ruimte om intussen wel eens fouten te maken
of tegenslagen te incasseren). Deze eindafrekening is ook het moment van
scheiding: enerzijds degenen die God vertrouwden en zich aan Jezus
toevertrouwden en daarop hun verdere leven bouwden, en anderzijds degenen
die Hem wantrouwden en op afstand hielden, en Hem niet als Koning wilden. Hij
zal die laatsten ook op afstand houden door hen definitief ver van Zich weg te
doen. Dat zal geen prettige plek zijn, lezen we! Rom.5:8-9 en 1 Thes.1:9-10
noemen het dat je Gods toorn ervaart! En Rom.2:5 spreekt over de dag van de
toorn van God – dat is deze dag waarop het laatste oordeel uitgesproken
wordt. Degenen die Jezus toebehoren zijn van deze toorn verlost en zijn dan
al ingegaan tot de Grote Bruiloft. Wát een heerlijk vooruitzicht!
De Gemeente gaat Hem tegemoet
Een veelzeggend detail bij wat wel de opname van de Gemeente wordt
genoemd, is de woord-combinatie die de Bijbel gebruikt voor het Hem
tegemoet gaan (in het Grieks: εἰς
ἀπάντησιν - eis apantesin; zoiets als: om te ontmoeten).
Exact deze woordconstructie wordt slechts drie keer in de Bijbel gebruikt:
in Hand.28:15, in 1 Thes.4:17 en hier in Mat.25:6 bij de wijze en dwaze
jongedames die hun bruidegom tegemoet gaan om dan samen in te gaan tot het
bruiloftsfeest. Ze horen de bazuinen: “De Bruidegom komt er aan!”
(de terugkomst!) en rennen Hem dan tegemoet om Hem binnen te halen en gaan
samen naar binnen om het Bruiloftsfeest te vieren.
Alle drie de keren dat deze woord-combinatie gebruikt wordt, gaat het om
mensen die iemand ophalen als een soort welkomstcomité. Dus ze gaan de ander
tegemoet en keren dan direct mét hem weer terug naar de stad of plaats waar
ze eerst al waren. Er is dus geen sprake van een langere opname in de hemel,
om dan daar enige jaren te blijven, en dán pas terug te komen. Direct hierna heeft Jezus het over de eindafrekening en daarbij de toorn van
God over Zijn tegenstanders (in het boek Openbaringen wordt dit in meer detail
uitgewerkt). Na heel dit hier beschreven gebeuren is er dan de overgang
naar het 1000-jaige vrederijk, waar Jezus’ volgelingen met Hem - hier
op aarde - zullen regeren.
Een plaats bereid en bewaard in verdrukking
Over deze dingen is nog al eens wat verwarring, onder meer omdat Jezus al
eerder zei dat Hij ons plaats bereidt in de hemel (Joh.14:2). Uit de
context blijkt dat dit geldt voor degenen die sterven vóór Jezus’ tweede
komst. Zij zullen met Hem in de hemel verblijven tot Zijn terugkomst. Ook in
andere gelijkenissen zoals die in Lukas 19:12-27 blijkt dat Jezus direct na
Zijn terugkomst als Koning over de hele aarde gaat regeren. Zowel de Grote
Bruiloft als Zijn heerschappij daar direct na, vinden dus hier op aarde plaats.
Er is in de Bijbel nergens sprake van twee keer een ‘tweede
komst’ (of een tweede en een derde), één waarbij Hij Zijn Gemeente
met bazuingeschal ophaalt, en nóg één, jaren later, wanneer het oordeel / de
eindafrekening plaatsvindt en het 1000-jarige vrederijk begint. Ook in het
Eerste Testament is er, wanneer over deze gebeurtenissen wordt geschreven,
slechts sprake van één grote Dag van JaHUaH1. In Openbaringen 16 wordt gesproken over de toorn van God die als het ware over
de aarde wordt uitgegoten. Sommigen brengen dit in verband met de bovengenoemde
tijd van grote verdrukking en zeggen dan, dat God natuurlijk niet Zijn
toorn zal uitgieten over de mensen die Hem toebehoren. Daar zijn twee
argumenten tegen in te brengen. Ten eerste is het de vraag of die tijd waarover
Openbaringen spreekt dezelfde is als de tijd van verdrukking waar Jezus over
spreekt, of bijvoorbeeld een tijd die ná Zijn terugkomst aanbreekt voor
degenen die Hem vijandig gezind waren. Ten tweede lezen we in het Eerste
Testament ook over situaties waar Gods eigen volk te maken krijgt met Zijn
toorn. Wanneer ik kijk naar de verloedering die overal plaatsvindt, de
miljoenen ongeboren babies die vermoord worden, et cetera, et cetera, dan zou
ik het niet vreemd vinden als dat Gods toorn opwekt. Dat Hij ook dan bij de
Zijnen zal zijn en hen bewaart, net als Hij Shadrakh, Méishakh en ‘Abhed-nego
door vuur heen bewaarde toen koning Nebhukhadnetstsar hen letterlijk wilde
verbranden nadat God hen in Zijn toorn uit Judea had laten wegvoeren (Dan.3),
staat geheel buiten kijf. Een tekst die in dit verband ook wel genoemd wordt is Openbaringen 3:10,
waar men dan leest dat Jezus ons bewaart vóór het uur van de verzoeking, door
ons hier vóór die tijd weg te halen. Lezen we de Griekse grondtekst goed, dan
blijkt het helemaal niet te gaan om een tijdsbepaling (vóór), maar dat Jezus
zegt dat Hij ons bewaart (midden) uit (zo ook de SV; Grieks: εκ - ek) of temidden van de tijd van beproeving.
Hij bewaart ons, temidden van de beproevingen en helpt ons er doorheen, net
zo als Hij de 11 discipelen die Hem trouw wilden blijven bewaarde en voor
hen bad te midden van het uur van beproeving in Getsemané en op Golgotha;
het ging er om dat hun geloof door de beproeving niet zou bezwijken, maar
stand zou houden (Joh.17:11-12; Luk.22:32). Dit standhouden temidden van
beproeving is ook een steeds terugkerend thema in de brieven van Jezus aan de
zeven Gemeenten, opgetekend in het boek Openbaringen. In 2 Thes.1:6-10
zegt Paulus dat God voor ons opkomt, en bij Zijn terugkomst degenen zal
straffen die ons onderdrukten. Er is dan dus het Grote Bruiloftsfeest voor
degenen die Hem toebehoren, en straf voor degenen die Hem afwezen en/of de
Zijnen onderdrukten. Intussen mogen we ook weten dat niets ons kan scheiden
van Gods heerlijke liefde en dat Hij alles - dus ook de beproevingen die we
te doorstaan krijgen - doet meewerken ten goede voor ons (Rom.8; vgl. ook
Jak.1:2-4; 1 Petr.1:2-7 - in die beide wordt hetzelfde Griekse woord voor
beproeving gebruikt). Het ligt allemaal in Zijn hand, en wij worden
opgeroepen ook zelf ons best te doen, trouw te blijven aan Hem Die trouw
is en in Zijn kracht stand te houden – ook temidden van onderdrukking
en lijden (vgl. 1 Petr.4:12-14,17-19)!
Tot slot
Dit artikel had ik tot hier geschreven en dacht na over het slot. Op dat
moment las ik een gebedsbrief die een broeder besloot met de volgende tekst.
Ik dacht: ja, dát is precies wat ik wilde schrijven. Het is een waardig
besluit van dit artikel, en ik kan het zelf niet beter formuleren (en kreeg
welwillende toestemming om het over te nemen):
„Als we dan (de rest van) Mattheus 24 en 25 in ogenschouw nemen, dan
worden we opgeroepen om tot de tijd dat Hij komt,
- trouw te zijn in het uitvoeren van onze taak, (Mattheus 24:45-51),
- waakzaam te zijn en voortdurend bereid te zijn Hem te ontmoeten (Mattheus
25:1-13),
- onze van God gegeven talenten te gebruiken (Mattheus 25:14-30),
- en ons bewust te zijn van het komende oordeel over de schapen en de
bokken en te begrijpen dat wij keuzes hebben te maken (Mattheus 25:31-46).
Speculeren over de komst van de Heer voegt in deze dingen niets toe.
Het spreekt weliswaar erg tot de verbeelding, maar leidt ons eerder af van
deze door Jezus zelf benoemde aspecten dan dat het iets toevoegt. Nog even een tekst uit Handelingen 1:6-8:
Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen
Hem en zeiden: Heer, herstelt U in deze tijd het koningschap voor Israël?
Hij zei tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten,
waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft,
maar u zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt, en
u zult Mijn getuigen zijn in Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en
tot het uiterste van de aarde.
Het mag duidelijk zijn dat Jezus Zijn apostelen een duidelijke focus
meegeeft. Zij zullen kracht ontvangen om Zijn getuigen te zijn in deze
wereld en zolang Jezus niet terug gekomen is staat deze belofte en tevens
opdracht nog steeds recht overeind en bepaalt waar onze prioriteit hoort
te liggen. Zullen wij uitgaan in deze wereld en bezig zijn om uitvoering te geven aan
de opdracht die Hij, onze Heer, ons meegegeven heeft?”
Hallelu JaHUaH !
Noten
Zie ook de heel duidelijke korte Engelstalige studie van
John Piper: Will There Be a Rapture?, over 1 Thessalonicenzen 4:13–18, op
DesiringGod.org.
|