... de genade en de waarheid door Jezus Christus ...
een studie naar aanleiding van
Johannes 1: 1-18
André H. Roosma 4 sept. 2015
Het Johannes-Evangelie is een heel mooi boek, dat me altijd erg heeft
aangesproken. Johannes was de discipel die altijd dicht bij Jezus te
vinden was, als een echte boezem-vriend. Hij was een gevoelige man. Zijn
naam is veelzeggend; in het oud-Hebreeuws heette hij eigenlijk:
Jahu-chanan, dat wil zeggen: JaHUaH 1 is chanan
- genadig/Zich ontfermend. Zijn Evangelie bestaat voor een groot deel uit de
laatste intieme gesprekken die Jezus met Zijn discipelen had. Later
schreef deze Johannes ook brieven die spreken over liefde en over de
vertrouwelijke omgang tussen Jezus en de gelovige. En ontving juist hij,
gevangen gezet op een eiland, die geweldige Openbaringen van God,
opgetekend in het Bijbelboek met die naam. Het begin van het Johannes-Evangelie is al heel veelzeggend. Ik
wil hier enkele verzen uit deze rijke tekst in het bijzonder belichten.
1 In het begin was
het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. 2 Dit was in het begin bij God. 3 Alle
dingen zijn door het Woord geworden en zonder Dit is geen ding
geworden, dat geworden is. 4 In het Woord was
Leven en het Leven was het Licht der mensen; 5 en
het Licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen.
6 Er trad een mens op, van God gezonden, wiens
naam was Johannes; 7 deze kwam als getuige om
van het Licht te getuigen, opdat allen door hem geloven zouden. 8 Hij was het Licht niet, maar was om te getuigen van
het Licht. 9 Het waarachtige Licht, dat ieder
mens verlicht, was komende in de wereld. 10 Hij
was in de wereld, en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem
niet gekend. 11 Hij kwam tot het Zijne, en de
Zijnen hebben Hem niet aangenomen. 12 Doch allen,
die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen
van God te worden, hun, die in Zijn Naam geloven; 13 die niet uit bloed, noch uit de wil van het vlees, noch uit de
wil van een man, maar uit God geboren zijn. 14
Het Woord is vlees geworden en Het heeft onder ons gewoond en wij hebben
Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de
eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid. 15 Johannes heeft van Hem getuigd en heeft
geroepen, zeggende: Deze was het, van Wie ik zei: Die na mij komt, is voor
mij geweest, want Hij was eer dan ik. 16 Immers
uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen zelfs genade op genade; 17 want de wet is door Mozes gegeven, de genade en
de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen. 18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die aan de
boezem van de Vader is, die heeft Hem doen kennen.
Jahu-chanan (Johannes) 1: 1-18
We zien hier dat er verschillende titels aan Jezus worden gegeven:
Het Woord, Het Licht, en Het Leven. Hij wordt daarmee vereenzelvigd met
Gods gezagsvolle spreken in Genesis 1, waardoor God alles schiep.
En met het Licht dat God gaf, dat de verbinding legde tussen Hemzelf
en alle schepselen, in het bijzonder de mens.2 Voor het jodendom van de eerste eeuw van onze jaartelling was echter de
farizeese leer rond de Torah Het Woord en Het Licht. En door alle geboden
van de farizeeën nauwkeurig op te volgen, verwachtte men van God het
eeuwige Leven te verkrijgen. We zien daarmee in deze eerste verzen dus al
een belangrijke breuk met het farizeese jodendom.
Ik wil het hier echter in het bijzonder hebben over hetgeen in vers 17
staat. Het draait daar om twee woorden:
- genade - in het Grieks: charis, in het Hebreeuws:
chesed (de oorsprong hiervan is dat God tóch
weer toegang geeft tot de Boom des Levens): genade, goedertierenheid;
het Griekse charis betekent ook: gave, dat wat vreugde geeft;
- waarheid - in het Grieks: aletheia, in het Hebreeuws:
’emeth/’emunah (de oorsprong hiervan is: zoals
een moeder voor haar kinderen is): waarheid, trouw, steun; het
Griekse aletheia betekent ook: integriteit.
Dit zijn in heel de Tanakh (het Eerste
Testament) Dé twee Karakter-eigenschappen van JaHUaH, de God
van Isra’el, zo ik al eens eerder aangaf in het artikel: ‘Het Karakter van God – חסד ואמת - chesed we ’emet - genade en waarheid’. Er was in
héél de wereld maar Één Die deze twee eigenschappen ten volle bezat, en
dat was God JaHUaH (zie o.a. Gen.24:26-27; Ex.34:6;
Psalm 25:10; 40:8-11; 86:14-15; 98:1-9; Micha 7:18-20). Door te
zeggen, dat Jezus deze twee eigenschappen ten volle bezat, zegt Johannes dus
ondubbelzinnig dat Jezus JaHUaH was, in menselijke gedaante.
Jezus was een verschijning van JaHUaH, de God van Isra’el,
hier op aarde, zoals Hij ook aan de patriarch Abraham al verschenen was in
een gedaante die op een mens leek.
Daarmee gaat dit Evangelie nog sterker in tegen de farizeese joodse leer,
die we ook terugvinden in het huidige rabbijnse jodendom.2
Die leer van het huidige rabbijnse jodendom is in de twaalfde eeuw van
onze jaartelling samengevat door de rabbijn, rechtsgeleerde, filosoof en
arts Maimonides (ook bekend als de Rambam - Hebreeuws:
rabbi Moshéh ben Maimon; Arabisch: Moesa ibn Maimon; geboren in 1138 in
Spanje; overleden in 1204 in Egypte). Wikipedia zegt van hem:
„Hij wordt beschouwd als de belangrijkste rabbijn uit het
post-Talmudisch jodendom. Zijn filosofische werk heeft tot op de dag van
vandaag niet alleen grote invloed op het joodse denken, maar ook
daarbuiten.” Vrijwel alle joodse stromingen – van ultra-orthodox
tot modern of reform – zien de dertien geloofsartikelen die hij
opstelde, als hun basis. In vereenvoudigde vorm komen die hierop neer:
- God bestaat;
- God is één (dus geen Heilige Drie-eenheid zoals
het christendom onderwijst);
- God is geest; nooit fysiek;
- God is eeuwig;
- God is de enige om te aanbidden;
- God openbaarde Zich door de Joodse profeten;
- Mozes is de voornaamste profeet;
- De Thora is door God aan Mozes gegeven;
- Er zal nooit een nieuwe Thora komen (ook geen
aanvullingen; dus o.a. geen Nieuwe Testament);
- God weet alles van ons;
- God beloont wie de geboden naleven en straft wie ze overtreden;
- De Messias zal komen;
- Ooit zullen de doden opstaan.
Zoals al snel duidelijk is, zijn de artikelen 2 t/m 9 o.a. tegen het
christendom en/of de islam gericht. Wat echter het meest opvalt tegen de
achtergrond van hetgeen de Tanakh (het Eerste
Testament) onderwijst over God, is dat er geen enkel woord in staat
over de genade van God. Terwijl die genade - Hebreeuws chesed
- wellicht wel het meest centrale woord van de Tanakh is, en,
zoals we net zagen, het eerste woord waarmee het karakter van God
JaHUaH wordt beschreven. Zonder die genade, die chesed, is
ook Zijn waarheid en trouw, ’emet, voor een deel van zijn inhoud
beroofd. Wat overblijft is dat de mens alleen staat en zelf zijn
rechtvaardiging moet verdienen met goede werken (artikel 11) tegenover een God die hooguit rechtvaardig is in Zijn
oordeel, maar zeker niet genadig, tegemoetkomend of liefdevol.
Dit laat zien waarom er zo’n groot conflict lag tussen Jezus en
het farizeese jodendom. Jezus zag de mensen aan met genade, Hij zag het
potentiëel in hen; Hij dacht altijd inclusief. De farizeeërs echter dachten
exclusief: zij hadden de enige juiste - zeer wettische - uitleg van de
Torah. Alleen zij wisten wat goed en fout was.3 De rest zat er
naast, viel er buiten. Zeker degenen die opvielen door iets waarin ze aan
de buitenkant duidelijk van de farizeese wetten afweken, zoals hoeren en
tollenaars. Op hen keken ze met grote minachting neer. Voor hen was het
altijd ‘wij’ versus ‘zij’. En ze vonden altijd wel iemand om op neer te
kijken en om zichzelf boven te verheffen. Bijvoorbeeld die op overspel
betrapte vrouw (en niet de betrokken man! Joh.8). Jezus wees duidelijk haar zonde af door te zeggen: „zondig niet weer!”, maar niet dan nadat Hij haar van
een gewisse dood door steniging gered had en had laten merken dat Hij haar
niet veroordeelde en dat ook niemand anders het recht had, haar te
veroordelen.
In dat kader valt het me op, dat Johannes hier Jezus en de genade en
waarheid/trouw van God zet tegenover de wet die door Mozes gekomen zou zijn.
Het gaat hier niet over de Torah, want we hebben al eerder gezien dat de
Torah en Jezus niet met elkaar in strijd zijn. De Torah was ook door God
Zelf gegeven, niet door Mozes, en ademde de geest van genade en
waarheid/trouw van Gods karakter. Denk er bijvoorbeeld aan hoe God
Abraham Zelf een offerdier verschafte nadat Hij hem getest had (Genesis 22:13). Maar de farizeeën verwezen naar hun
stelsel van wetten en regels als naar ‘Mozes’, omdat hun theorie
was dat al die door hen verzonnen wetten en regels mondeling door God
aan Mozes waren overgedragen – naast en vaak bóven de geschreven
Torah, zetten zij de mondelinge Torah. De referentie naar ‘Mozes’
in dit gedeelte gaat dus dáárover! Dat het niet over de leider Mozes zélf gaat, of over de Torah, blijkt ook
wanneer we Johannes 5: 45 ernaast leggen: „Denk
niet, dat Ik u zal aanklagen bij de Vader, uw aanklager is ‘Mozes’, op
wie u uw hoop gevestigd hebt.” Wel, ‘de aanklager’ – wie is
dat ? (vgl. bijv. Opb.12:10) Uit de verhalen in
Exodus tot en met Deuteronomium zien we overigens ook dat het helemaal niet
in de lijn van Mozes’ karakter lag om zijn volksgenoten te veroordelen
of aan te klagen. Zelfs toen ze zich meermalen ernstig misdroegen,
pleitte hij voor hen. ‘Mozes’ moeten we hier dus lezen zoals de farizeeën deze naam misbruikten:
als aanduiding van hun door de tegenstander ingegeven prestatie-gerichte
leer, gebaseerd op allerlei menselijke theorieën, deels vervat in wat men
wel de ‘mondelinge Torah’ noemde, met honderden ge- en verboden en vol
veroordeling. Later werd dit de basis van de Talmud, waarop het
huidige rabbijnse jodendom is gebaseerd. Het is een poging alles te
vervatten in een systeem om zodoende de mensen te beheersen. In de
loop van de kerkgeschiedenis zien we vaker zulke vreselijke pogingen.
Pastoraal duid ik het echter als een falend vertrouwen en een tekort in de
intimiteit met God. Wanneer we intensief met Hem omgaan en Zijn Karakter
leren kennen, hebben we zelf minder behoefte alles te beheersen omdat we
weten dat Hij liefdevol ‘in control’ is. De rabbijns-joodse talmudische
leer was daarvan vervreemd (vooral de
Babylonische versie). En zonder God worden we onzeker en zoeken
we zekerheid in ‘gelijk hebben’ en een menselijk bouwwerk dat een illusie
van beheersing biedt.4 Zodoende werd het een leer
vol eigenwijsheid (‘wij’ tegenover ‘zij’) en
intolerantie! Het valt me op dat Jezus daarentegen Zich tegenover maar één groep afwijzend
opstelde: de intolerante farizeeërs, die niet alleen zelf het
Heil van God afwezen, maar ook anderen veroordeelden en hen verhinderden
Gods genade en trouw te ontvangen! Dat kón bij Jezus niet!
Ik zeg dit in verband met het volgende: Onlangs kwam ik in een
wetenschappelijk artikel de mening tegen dat alle intolerantie in de
wereld voortkomt uit de monotheïstische godsdiensten (jodendom,
christendom en islam). Men dient daar slechts één God, zo was de redenering,
‘en dus’ heeft men daar slechts één waarheid, ‘en dus’ is elke andere visie
afgoderij die te vuur en te zwaard bestreden moet worden. Dit heeft dus veel te maken met het enorme contrast tussen Jezus en de
joodse leiders rond het begin van onze jaartelling, zoals hierboven
beschreven. Het is niet de ene God - de God van Abraham - die sommige aanhangers van de
monotheïstische godsdiensten intoleranter zou maken, maar
juist dat sommigen afwijken van de vertrouwde omgang met de God van Abraham!
Hij - JaHUaH is juist vol genade en trouw, en Zijn Heil is in Jezus
beschikbaar voor alle mensen, voor alle volken! Jezus kwam naar
deze wereld omdat Hij iedereen liefheeft. Is Hij dan nooit intolerant?
Nee, genade en trouw zit fundamenteel in Zijn Karakter. Zodoende is Hij
alleen kritisch - intolerant, zou je kunnen zeggen -, tegenover de
intoleranten, degenen die dat heil willen beperken en een wettisch
systeem bouwen waarin het draait om menselijke kennis of prestatie, en dat
geen recht doet aan Gods goedheid, genade en trouw! Ieder die Hem werkelijk volgt en dagelijks met en vanuit Hem leeft zal er
ook op gericht worden om ieder tot zegen te zijn en Gods Heil, Zijn Evangelie
aan iedereen bekend te maken! JaHUaH zij alle eer! Oftewel:
Hallelu JaH !
Noten
1 |
De glorierijke Naam van God geef ik hier zo goed
mogelijk weer vanuit het oudste Hebreeuwse origineel. Voor meer achtergrond informatie over de glorierijke Naam van God,
JaHUaH, zie: André H. Roosma, ‘De wonderbare en liefelijke Naam van de God Die
er was, Die er is, en Die er zijn zal’ , uitgebreide
Accede!/Hallelu-JaH!
studie (ca. 90 p.), juli 2009. |
2 |
Zie het artikel: ‘Het Licht van
Kerst’, Hallelu-JaH, dec. 2011. |
3 |
Zie de artikelen: ‘Namen in de Bijbel (12) – De פְּרוּשִׁים - Perushim / φαρισαιοι /
Farizeeën’, Hallelu-JaH, aug. 2014; ‘Namen
in de Bijbel (8) – Een heel bijzondere man: יְהוּדָה - Jehudáh’, Hallelu-JaH, aug. 2014; ‘We
willen weten – De drang om alles in onze handen te hebben, versus
kinderlijk vertrouwen in een goede God’, Hallelu-JaH, sept. 2014; en: ‘Echt
léven – Draait het christenleven om kiezen tussen goed en
kwaad?’, Hallelu-JaH, dec. 2014. |
4 |
Zie ook: ‘We willen weten – De drang om alles in onze handen te hebben,
versus kinderlijk vertrouwen in een goede God’, Hallelu-JaH, sept. 2014; en ‘Echt
léven – Draait het christenleven om kiezen tussen goed en
kwaad?’, Hallelu-JaH, dec. 2014. |
|