Hallelu-JaH - alle eer aan JaHUaH
  

Namen in de Bijbel (8)
Een heel bijzondere man: יְהוּדָה - Jehudāh

André H. Roosma
7 augustus 2014

In deze serie over namen in de Bijbel, hier de naam van een heel bijzondere man. Een die belangrijk is voor ons verstaan van de kern van het Jood-zijn en van het latere jodendom.

יְהוּדָה - Jehudāh

In een vorig artikel hadden we het over de tragische verwekking en geboorte van Mo’āb. Hoe anders was de geboorte van יְהוּדָה - Jehudāh [H3063] (Genesis 29: 35), al was de situatie daar ook niet vlekkeloos, zoals we al eerder zagen. Zijn moeder Lē’āh was de eerste en dus enige waardige echtgenote van Ja‘aqobh. Ze was niet geliefd door haar man, maar dit was al de vierde zoon die ze ter wereld mocht brengen en haar rivale had er nog niet één! Ze was dan ook erg blij met deze vier­de zoon. Ze prees/ dankte JaHUaH om hem. Het He­breeuwse werkwoord dat hier gebruikt wordt is: יָדָה - jādāh, oorspronkelijk: וָדָה - wawu: tentharing, pin dalt: deur, ingang ah: figuur met geheven handen en gebogen knieën: verwonderen, aanbidden, vreugde - wādāh [H3034] - in de hiph‘il-vorm zoals hier gebruikt: danken, prijzen, (de Naam van God) belijden, noe­men.2 Dat woord voor danken, prijzen of noemen trok ze samen met de heerlijke Naam van God, en zo ontstond de mooie naam Jehudāh.

Deze naam Jehudāh, die de basis is van onze woorden Juda en Jood, is dus in de grond van de zaak een oproep tot יהוה ודה - JaHUaH wādāh, d.w.z. om de glorie­rijke Naam JaHUaH te noemen, te belijden, te danken en te prijzen. Wanneer we dit zien, is het dus erg tragisch en gaat totaal tegen hun eigen naam, identiteit en roeping in, dat het rabbijnse jodendom onder­wijst deze heerlijke Naam van God niet te noemen, gezien dat hun eigen naam een oproep is om die glorierijke Naam juist wél te noemen, te danken en te prijzen.
Vandaar dat ik een groot onderscheid zie tussen Joden als afstammelingen van de aarts­vader of van het koninkrijk Jehudāh enerzijds en, anderzijds, (joden als volge­lingen van) het rabbijnse jodendom – een godsdienst die op belangrijke kernpunten lijnrecht ingaat tegen wat de Bijbel zegt en tegen de kern en oorspronkelijke iden­ti­teit van het Jood-zijn.

Opvallend aan deze naam is verder dat hij bestaat uit de glorierijke Godsnaam JaHUaH met een extra dalet ingevoegd. In zekere zin was Jehudāh geroepen, niet alleen tot JaHUaH jādāh - God bij Zijn heerlijke Naam te noemen, te danken en te prijzen, maar ook om -daardoor- een deur of toegang te zijn voor anderen naar JaHUaH. Jehudāh zelf of het latere jodendom waren in de praktijk niet of nauwe­lijks zo’n toegangsdeur naar JaHUaH, maar uit de Joden werd geboren Jeshu‘āh (Jezus) Die dat ten volle wél was.

Nog een mooi aspect van de naam יְהוּדָה - Jehudāh zien we als we letten op de middelste drie letters: הוּד - hud. Dit staat in het Hebreeuws voor een juweel of voor pracht en grandeur. Dat juweel is dan gevat in de eerste en laatste letter, die samen de korte versie van de Godsnaam vormen: יָה - Jāh. Jehudāh is dus ook als een prachtig juweel, ‘gevat’ in en gedragen door Jāh, hun God.
Dat het prijzen van JaHUaH en het ervaren van heerlijkheid in Hem, ook in de taal zo dicht bij elkaar ligt, verbaast mij eigenlijk niet...

Bijzonder aan Jehudāh is dat hij de vierde zoon was van Lē’āh, de eerste en dus enige waardige echtgenote van Ja‘aqobh. Van de vier meest waardige zonen van Isra’el was hij dus de jongste, net als zijn vader al de jongste was, en zijn groot­vader Jitschaq lange tijd ook (tot de tijd dat ’Abraham na de dood van Sarah hertrouw­de en nog meer zonen verwekte). Het latere twee-stammen-rijk Jehudāh paarde zijn stam aan de stam van de jongste zoon van Rachel: Benjamin. Het lijkt wel een patroon. God laat vaak de mindere voorgaan boven degene die in onze ogen de meerdere is. Ook David, evenals Jehudāh een voorvader van Jeshu‘ah, was een jongste zoon. Deze twee mannen hadden wel één ding gemeen: al waren ze niet de oudste, ze namen wel de verant­woordelijkheid van een oudste broer tegenover hun andere broers. Ze kwamen op voor hun broers om hen te beschermen.

Hallelu JaH !


Noten

1 Veel achtergronden en uitleg over het hier bedoelde vroeg-Bijbelse schrift in: André H. Roosma, ‘De geschreven taal van Abraham, Mozes en David – Pictografische wortels en basis­noties in de structuur van het vroeg-Bijbelse schrift.pdf document, Hallelu-JaH! werkdocument, januari 2011.
2 Julius Fürst geeft in zijn uitgebreide woordenboek (A Hebrew & Chaldee lexicon to the Old Testament, Leipzig/ London/ Edinburgh, 1885, p.540) aan dat יָדָה - jādāh, zoals hier gebruikt, komt van וָדָה - wādāh en staat voor de genoemde werkwoorden. Het verwante werkwoord יָדַד - jādad (oorspronkelijk: וָדַד - wādad) voert hij terug op de tweeletterige stam יַד - jad, oorspronkelijk: וַד - wad, wat in het Arabisch nog staat voor liefhebben. Hij ziet deze tweeletterige stam als een transpositie van דַו - daw, gerelateerd aan de Hebreeuwse woorden דזד - dod / dud, die inderdaad met liefhebben en verbonden-zijn te maken hebben. In de oude schrijfwijzen, dalt: deur, ingang; open- / binnengaan, bewegen wawu: tentharing, pin en dalt: deur, ingang wawu: tentharing, pin; verbinden dalt: deur, ingang; is dit begrijpelijk: het gaat hier over ingaan in verbondenheid of over het verbinden van twee tenten, ingang-aan-ingang. Vanuit die achtergrond is het werkwoord j/wādāh (met de toegevoegde ah: figuur met geheven handen en gebogen knieën: verwonderen, aanbidden, vreugde), zoals hier gebruikt, te zien als eren of je verheugen in iemand, vanuit het je verbonden voelen met die persoon. Waar het hart vol van is, loopt de mond van over. Een verliefde persoon noemt vaak de naam van zijn of haar geliefde. In Lē’āh’s geval voelde ze zich blijkbaar zó geze­gend en verbonden met God dat ze Hem en Zijn Naam wilde eren, door haar zoon de naam te geven: ‘JaHUaH wādāh’, d.w.z. ‘JaHUaH zij vermeld/gedankt/geprezen/ geëerd!’

Het werkwoord jādāh/wādāh komt in de Bijbel relatief vaak voor in combinatie met de heerlijke Naam JaHUaH; o.a. hier in Genesis 29: 35; maar ook in 2 Shemu’ēl 22: 50 in een dank- en loflied van David, in 1 Kronieken 16: 4, 7, 8, 34, 41; en 23: 30; waar David mensen aanstelt om JaHUaH te loven / Zijn heerlijke Naam te vermelden, etc.

Voor wat betreft de glorierijke Naam van God, hier weergegeven als JaHUaH of JaH, zie ook ‘De wonderbare en liefelijke Naam van de God Die er was, Die er is, en Die er zijn zal.pdf document, uitgebreide Accede!/Hallelu-JaH! studie (ca. 90 p.), juli 2009.


Reacties

naam: *
e-mail: * (wordt niet openbaar gemaakt)
website: (optioneel)
reactie:
Ik wil graag dat mijn reactie hier wel / niet opgenomen wordt.
* = verplicht veld


Vorige artikelen in deze serie ‘Namen in de Bijbel’:
(1) Inleiding’;
(2) Enkele belangrijke vrouwen: חוה, שׂרה, הגר’;
(3) Meer belangrijke vrouwen: חַנָּה, מִריָם, רוּת, אֶסתֵּר’;
(4) Nog enkele opmerkelijke vrouwen: תָּמָר, רָחַב, בַּת־שֶׁבַע’;
(5) Namen die verwijzen naar de Godsnaam JaHU’;
(6) Enkele mannen: יַעֲקֹב, עֵשָׂו, לֵוִי, מָרדְּכַי’;
(7) Nog enkele mannen: נִמרוֹד, מוֹאָב, חַגַּי’.

Volgende artikelen in deze serie:
(9) De נֹצְרִים - Notsrim / نَصارى - Natsārā’;
(10) De שֹֽׁמְרִים - Shomrim / Σαμαριται / Samaritanen’;
(11) Waarom het rabbijnse jodendom DE NAAM niet wil noemen’;
(12) De פְּרוּשִׁים - Perushim / φαρισαιοι / Farizeeën’.

 
home  home ,  nieuws index  ,  artikelen index

  
bloemdecoratie 

Bedankt voor uw belangstelling!

bloemdecoratie