Namen in de Bijbel (4) Nog meer
opmerkelijke vrouwen: תָּמָר, רָחַב, בַּת־שֶׁבַע
André H. Roosma 25 juli 2014
Dit is alweer het vierde artikel over namen in de Bijbel. Opnieuw belicht ik de Bijbels-Hebreeuwse namen van
enkele opmerkelijke vrouwen. De vorige keer behandelde ik onder andere enkele vrouwen die voorkwamen
in de genealogie van Jeshu‘ah (Mat. 1: 3). Hier nog enkele.
תָּמָר
- Tāmār (Tamar)
Velen met een beetje kennis van het Bijbels Hebreeuws kennen de naam
תָּמָר -
Tāmār [H8559]. Haar naam betekent palmboom. Dit was en is een
populaire meisjesnaam, omdat de palmboom model stond voor de Boom des
Levens en dus voor vruchtbaarheid en het dóórgeven
van léven. Dat werd als een essentiële taak of roeping voor de
vrouw gezien. In het oude schrift1 werd de naam Tāmār zo
geschreven: - teken van water of overvloed van de Ander (God).
Inderdaad was de dadel-palm een teken van water wanneer je door de woestijn
liep en zijn rijke vruchten een teken van overvloed. Over de palmboom
is veel te vertellen – ik heb er al eens een hele serie artikelen aan gewijd. Ook in de Bijbel komen we enkele vrouwen tegen met deze naam. De eerste van
hen was getrouwd met ‘Er, de eerstgeboren zoon van Jehudah (Juda) (zie
Genesis 38). Over haar leven is iets bijzonders opgetekend. Voor
ze namelijk kinderen had gekregen, stierf ‘Er. Volgens de toen geldende
regels moest dan een broer van hem in zijn plaats met haar trouwen en voor
nageslacht zorgen. ’Onan, de eerstvolgende, weigerde dit echter.
God was hier niet blij mee en benam ’Onan het leven. Jehudah was bang voor het leven van zijn volgende zoon
en hield haar aan het spreekwoordelijke lijntje. Zij echter verzon een list.
Ze verkleedde zich als hoer, verleidde schoonvader Jehudah en zorgde zó voor nageslacht (de tweeling
Perets en Zerach). Toen Jehudah hoorde dat
zijn schoondochter zichzelf als hoer had aangeboden en zwanger was, wilde
hij dat ze levend verbrand zou worden. Zij echter presenteerde een bewijs als
teken dat hij het zelf was die zijn sperma bij haar achtergelaten
had. In die zin kreeg haar naam: teken van ‘water’ van de
ander, met de connotatie van vruchtbaarheid, een wel heel bijzondere
extra betekenis...2 Wel heel opmerkelijk is, dat zij is opgenomen in het voorgeslacht van Jeshu‘ah! De overvloed van God en Zijn genade laat soms dingen toe die wij wellicht af
zouden keuren. In dat opzicht was Tāmār dus zeker
ook een levend teken van de overvloed van God !
רָחַב
- Rāchabh
Onder de vrouwen in het voorgeslacht van Jeshu‘ah kwamen we al een niet-Israëlische tegen: Rut. En zij was echter niet de enige...
Een andere niet-Israëlische in die geslachtslijn was een hoer uit
Jericho in Kenā‘an. Enkele verspieders
van Isra’el kwamen bij haar terecht en ze maakte bewust ruimte voor hen
(Jehoshu‘a (Jozua) 2,
6). De Bijbel geeft aan dat haar naam was רָחַב - Rāchabh [H7343], normaliter uitgelegd als: ruim, wijd of wijd
maken. Haar naam in het oude schrift sluit weer nauwkeurig aan bij wat we over
haar weten. Wat we weten is dat ze in JaHUaH, de God van Isra’el,
geloofde, in een huis op of in de stadsmuur woonde, de verspieders verstopte
onder vlasstengels op haar dak, en hen later uit een raam aan de buitenzijde
van de muur liet ontsnappen. Haar naam was: –
Ander/ander - wand - huis, uit te leggen als: ( ) een ander met ( ) een muur- ( ) -woning, of als: ( ) Gods ( ) ‘bedekte’ ( ) huis (een
huis waarin God mensen verstopte onder vlas; materiaal voor - tentkleden). Ook
was ze: ( ) een ander
met ( ) een
vleselijke ( ) ‘aardse tent’,
gezien haar beroep. Hoe je het ook uitlegt, het is toepasselijk! Wat in haar bijzonder te roemen was, was haar grote geloof in JaHUaH,
de God van Isra’el, haar gastvrijheid en haar creativiteit of
vindingrijkheid die ze inzette ten behoeve van Gods volk en de ruimte die ze
voor hen maakte. Al was ze geen Israëlische, dit geloof-in-werking
maakte dat ze tot ( ) Gods
( )
verborgen ( ) familie behoorde!
בַּת־שֶׁבַע - Bat-Sheba‘
Nog een opmerkelijke vrouw in het aardse voorgeslacht van Gods Zoon was
בַּת־
שֶׁבַע - Bat-Sheba‘ [H1339 vgl. H7651, H7650 en H7646] - letterlijk: Dochter
Zeven. Bij namen die mensen hun kinderen geven denk ik soms wel
eens: had je nou als ouders niet meer fantasie? In dit geval lijkt zo’n
opmerking wel helemaal op zijn plaats... Of toch niet? De stam שבע
of, oud Semitisch: representeerde het getal zeven maar ook: volheid,
vervulling en een eed.
Mijn onderzoek is nog volop gaande. Ik ben er nog niet helemaal achter hoe
ik de oude combinatie moet interpreteren.
Meest waarschijnlijk betreft het het opgezet zijn van je tent (het zou ook te maken kunnen hebben met: het opkomen, het naar
voren komen, vullen of oprijzen van je huis, dan wel slaan op een bron-huis -
de gemetselde stenen wand van een put, of eventueel op de hoorns, d.w.z. de
macht, van je huis/ familie). En de kan zowel de
‘ajin - een oog en de werkwoorden zien en
toezien op vertegenwoordigen, als de ghajin - een
omhulling. Wat wel zo goed als duidelijk is, is dat de ouders van Bat-Sheba‘ in haar blijkbaar een vervulling zagen, mogelijk van een eed of lang
gekoesterde wens. En niet alleen zij, ook koning David zag in haar een wens in vervulling
gaan, al ging hij daarmee wel tegen God, tegen alle menselijkheid en goede
normen in. Om zijn zonde te verdoezelen en zijn verlangen naar
Bat-Sheba‘ niet te hoeven beteugelen, liet hij haar
oorspronkelijke echtgenoot zelfs vermoorden.
En toch... En toch zegende God David en Bat-Sheba‘. Uit hen
kwam voort de wijze zoon Shelomoh (Salomo), wiens naam staat voor shalom - vrede en
volheid. En een kleine tien eeuwen later kwam uit hen voort Jeshu‘ah - de Redder van de wereld.
Ook hier, opnieuw, zien we God aan het werk in Zijn opperste soevereiniteit
en genade! Hij schaamt Zich er niet voor, een God van zondaars en gebroken
mensen te zijn! Hij volvoert Zijn plan, dwars door alle gebrokenheid heen.
Hallelu-JaH!
Noten
Vorige artikelen in deze serie ‘Namen in de Bijbel’: ‘(1) Inleiding’; ‘(2) Enkele belangrijke vrouwen: חוה, שׂרה, הגר’; ‘(3) Meer belangrijke vrouwen: חַנָּה, מִריָם, רוּת, אֶסתֵּר’.
Volgende artikelen in deze serie ‘Namen in de Bijbel’: ‘(5) Namen die verwijzen naar de Godsnaam JaHU’; ‘(6) Enkele mannen: יַעֲקֹב,
עֵשָׂו,
לֵוִי,
מָרדְּכַי’; ‘(7) Nog enkele mannen: נִמרוֹד, מוֹאָב, חַגַּי’; ‘(8) Een heel bijzondere man: יְהוּדָה -
Jehudāh’; ‘(9) De נֹצְרִים - Notsrim
/ نَصارى -
Natsārā’; ‘(10) De שֹֽׁמְרִים
- Shomrim / Σαμαριται /
Samaritanen’.
|