Jesha-jahu 61:1 - 62:7 – toegelicht (1)
André H. Roosma 20 mei 2014
Op verzoek hier toch een korte toelichting op de bijzondere, profetische
passage uit Jesha-jahu (Jesaja) 61:1 - 62:7.
Deze passage spraakt over Jeshu‘ah (Jezus),
de Gezalfde oftewel Messias of Christus (Messias komt
van het Hebreeuwse woord Mashiach, van mashach - zalven;
Christus is de Griekse variant hiervan). We zien hier iets van
Zijn hart, zo dat klopt voor Zijn volk. En van Zijn bedoelingen met hen. Hier de eerste verzen nogmaals. Enkele kernwoorden heb ik hier voorzien van hun
Hebreeuwse origineel en een korte uitleg daarvan; u ziet deze, wanneer u met
uw muis of aanwijzer over de tekst heen gaat.
In het eerste vers spreekt de profeet als gezalfde, dat wil zeggen, met
een speciale zalving van God JaHUaH. Via die zalving van God had hij
de Heilige Geest ontvangen, Die hem de woorden van God doorgaf.
Tegelijkertijd verwijst dit dóór naar de Gezalfde, de Messias:
Jeshu‘ah (Jezus). Alles wat hij hier zegt,
is later in Jezus vervuld, en zal dubbel vervuld worden bij Jezus’
terugkomst.
Wat God hem doorgeeft, zijn niet zomaar wat woorden. Nee, het is een
blijde boodschap, een Evangelie. Dat woord gebruik ik niet zomaar.
De Griekse Septuagint vertaling gebruikt hier het woord ευαγγελισασθαι - euaggelisastai, van het werkwoord ευαγγελιζω - euaggelizo, waarvan ons werkwoord evangeliseren is afgeleid,
letterlijk: goed nieuws of een blijde boodschap brengen. God brengt graag
nieuws waar we blij van worden; heel de Bijbel door zien we dat (ja, dus ook in het Eerste Testament!). Dat vreugdevolle
nieuws brengt Hij aan zachtmoedigen. In het Hebreeuws staat hier: עֲנָוִים
- ‘anavim - zachtmoedigen, armen, verdrukten, behoeftigen. Hier
geen andere boodschap dan van Jezus Zelf later in de Bergrede, of wat de
apostel Paulus later in de praktijk ook mocht leren: als ik zwak ben
dán ben ik machtig, want (Gods) kracht openbaart zich pas ten volle in
(onze) zwakheid (2 Kor. 12:
6-10; vgl. 1 Kor. 1: 26-27). De blijde boodschap komt niet in de eerste
plaats voor de rijke, de zelfvoldane, degene die het allemaal in zijn of haar
broekzak lijkt te hebben, of degene met de goede babbel. Het is vooral voor
de arme, de nederige, de verdrukte. Juist wanneer we weten dat we zwak zijn
mogen we weten dat God er voor ons is. God komt op voor wie in deze wereld
juist niet in tel is. Dit wordt in de volgende zin nog wat verder
uitgewerkt. God richt Zich op degenen met een gebroken hart, op gevangenen
en gebondenen. Hij wil hen verbinden, vrijzetten en een opening bieden. Die opening is een opening naar het volle Leven zoals we bedoeld zijn
– in nauwe verbondenheid met God. Dat zagen we ook al bij de
bestudering van het woord Pesach en hoe Jeshu‘ah Pesach vervulde.
Die Blijde Boodschap houdt verband met een jaar van welbehagen van
JaHUaH. Een jaar waarin Hij Zich verheugt. Dan moeten de tegenstanders
geen roet in het eten gooien; daarom zal God Zich op hen wreken en degenen
die onder hen te lijden hadden zal Hij troosten (vers 2). Dat zal een helende troost zijn – waarbij God
verdriet compleet omkeert naar vreugde, zoals blijkt.
Ja, in het volgende vers (3) werkt Hij dit
nog wat nader uit. Het gaat om de treurenden van Tsion.
Deze Hebreeuwse naam betekent zoiets als ‘uitgedroogde, of
uitgeperste (onderdrukte) plek’.
De oorspronkelijke schrijfwijze1 voor deze naam is . Dit doet mij
denken aan het dorsen van graan ( ) dat vaak met de hand
( ), met
een stok ( ) werd gedaan om
de graankorrels ( ) los te laten komen. Maar er lijkt, als een voor de oppervlakkige
lezer verborgen laag, nog een betekenis in te zitten: de Rechtvaardige
( ; tsaddiq) geeft ( ) het verbond ( ) aan het nageslacht ( ). Deze naam werd in poëtische teksten wel vaak voor Jeruzalem gebruikt.
Hier vormt het gebruik van deze naam in combinatie met ‘treurenden’
weer een versterking van wat ik hierboven al zei naar aanleiding van het
woord anavim en van Gods mooie plan met hen. Alle verdrukking (vergelijk: het slaan op het graan) is op het moment
akelig, maar zorgt uiteindelijk dat de beoogde vrucht tevoorschijn komt
(vgl. 2 Korinthiërs 4: 17; 1 Petrus 1:
5-7).
Wat mij hier opvalt is de enorme overgang die dit vers laat zien: Van
treurenden en treurigheid enerzijds, naar vreugdeolie
anderzijds; van as op het hoofd als teken van rouw naar een sierlijke,
verheffende, en/of priesterlijke tulband of diadeem op het hoofd; en van
een sombere, kleurloze, donkere geest naar een prachtig, waarschijnlijk
heel fel-kleurig lofgewaad. Als God een situatie verandert, doet Hij het
goed en is de verandering bijna onbeschrijfelijk!
De laatste zin van vers 3 bevat het Hebreeuwse woord אֵילֵי - ’eilei; meervoud
van אַיִל -
’ajil. De oude schrijfwijze had hier: . Dit heeft
twee betekenissen: ten eerste de grote oer-os ( ) aan de hand ( ) van de herder ( ), dus de getemde os, het krachtigste dier
onder het vee, en tevens al vanouds het belangrijkste offerdier, dus
essentieel in het onderhouden van de relatie met de Allerhoogste.
De tweede betekenis is die van het hout of de boom waaruit eerste
kwaliteit ( ) maaksel
( ) van
tentharingen ( ;
dit symbool kwam er vroeger waarschijnlijk ook in voor) en
herdersstokken ( )
kwamen: eiken. Het werd zodoende een term voor kracht in het algemeen en in
het bijzonder voor krachtige leiders. Het beeld dat hier met het werkwoord planten wordt geschetst is dat
datgene wat werkelijk krachtig is, begint in zwakheid als een net geplant
zaadje. Het feit dat het door JaHUaH, de Eeuwige, is geplant, en dat
Hij betrokken is, zorgt dat het opwast tot iets krachtigs.
Dan staat er bij dat ze sterke leiders of eiken van de gerechtigheid
zullen zijn. Wie is bij uitstek DE sterke Leider van de gerechtigheid?
Daarover kan geen misverstand bestaan; dat is Jeshu‘ah (Jezus; vgl. Hebreeën 7: 2; Jesha-jahu
45: 22-25; Jirme-jahu 23: 5-6; 33: 15-16)! Dit alles dient ertoe dat Hij
alle eer en glorie ontvangt! Het woord לְ
הִתְפָּאֵר
- le hitpa’er - tot verheerlijking,
verhoging, glorie, om prachtig te maken; houdt verband met het woord dat we
eerder tegenkwamen voor een hoofdsieraad of priesterlijke tulband:
פְּאֵר -
pe’or. De zachtmoedigen en verdrukten zullen delen in die
heerlijkheid (vgl. Romeinen 8: 17)!
Hoe meer ik dit soort passages uit het Eerste Testament wat grondiger
bestudeer, hoe meer voor mij de eenheid van de hele Bijbel, en de grootheid en
glorie en majesteit van God naar voren komt. Voor u hopelijk ook!
Hallelu-JaH!
Noten
Meer achtergronden over de profeet Jesha-jahu, de
periode en omgeving waarin hij leefde en zijn bediening vindt u op de Engelse
wiki-pagina over hem.
Vorige artikel: ‘Jesha-jahu 61:1 - 62:7’.
Volgende artikel: ‘Jesha-jahu 61:1 - 62:7 –
toegelicht (2)’.
|