Zakhar beShem JaHUaH – de Naam van JaHUaH gedenken/roemen,
uit Psalm 20
André H. Roosma 6 maart 2012
David schrijft Psalm 20 waarschijnlijk in de tijd dat hij net zijn
eerstgeboren zoon bij Batsheba‘ verloren heeft en zijn legeroverste hem
oproept, nu snel te komen om een vijandige stad in te nemen (2 Samuel 12: 26 e.v.).1
Hij roept dan het volk op, met hem te offeren en Gods aangezicht te zoeken
en God JaHUaH te vragen ook dit keer weer
de overwinning te geven:
1 | Voor de
koorleider. Een psalm van David. | לַמְנַצֵּחַ
מִזְמוֹר
לְדָוִד׃ |
2 | „JaHUaH antwoorde u ten dage der benauwdheid, |
יַעַנְךָ
יְהוָה
בְּיוֹם
צָרָה |
| de Naam van Jakobs God make u
onaantastbaar; | יְשַׂגֶּבְךָ
שֵׁם
אֱלֹהֵי
יַעֲקֹב׃ |
3 | Hij zende u hulp uit het
heiligdom | יִשְׁלַח־עֶזְרְךָ
מִקֹּדֶשׁ |
| en ondersteune u uit Tsion. |
וּמִצִּיּוֹן
יִסְעָדֶךָּ׃ |
4 | Hij gedenke al uw offers, |
יִזְכֹּר
כָּל־מִנְחֹתֶךָ |
| en uw brandoffer achte Hij welgevallig. |
וְעוֹלָתְךָ
יְדַשְּׁנֶה |
| Celah |
סֶלָה׃ |
5 | Hij geve u naar uw hart, |
יִתֶּן־לְךָ
כִלְבָבֶךָ |
| en doe al uw plannen in vervulling
gaan. | וְכָל־עֲצָתְךָ
יְמַלֵּא׃ |
6 | Wij willen juichen over uw
overwinning, | נְרַנְּנָה
בִּישׁוּעָתֶךָ |
| en in de Naam van onze God de
vaandels opsteken; | וּבְשֵׁם־אֱלֹהֵינוּ
נִדְגֹּל |
| JaHUaH
vervulle al uw begeerten. | יְמַלֵּא
יְהוָה
כָּל־מִשְׁאֲלוֹתֶיךָ׃ |
7 | Nu weet ik, dat JaHUaH zijn gezalfde de overwinning geeft, |
עַתָּה
יָדַעְתִּי
כִּי
הוֹשִׁיעַ
יְהוָה
מְשִׁיחוֹ |
| Hij antwoordt hem uit Zijn heilige hemel
met de machtige heilsdaden van Zijn rechterhand. | יַעֲנֵהוּ
מִשְּׁמֵי
קָדְשׁוֹ
בִּגְבֻרוֹת
יֵשַׁע
יְמִינוֹ׃ |
8 | Dezen roemen in wagens en
genen in paarden, |
אֵלֶּה
בָרֶכֶב
וְאֵלֶּה
בַסּוּסִים |
| maar wij – in de Naam van JaHUaH, onze God, roemen wij. | וַאֲנַחְנוּ
בְּשֵׁם־יְהוָה
אֱלֹהֵינוּ
נַזְכִּיר׃ |
9 | Zij zinken neer en vallen, |
הֵמָּה
כָּרְעוּ
וְנָפָלוּ |
|
maar wij richten ons op en houden stand. |
וַאֲנַחְנוּ
קַּמְנוּ
וַנִּתְעוֹדָד׃ |
10 | JaHUaH, behoud de koning | יְהוָה
הוֹשִׁיעָה
הַמֶּלֶךְ |
| en verhore ons ten dage dat wij roepen. |
יַעֲנֵנוּ
בְיוֹם־קָרְאֵנוּ׃ |
Psalm 20
De verzen 2 tot en met 4 vormen de inleiding en geven aan waar de Psalm
over gaat: het is een gebed om overwinning. Deze verzen beginnen gelijk al met
de glorierijke Naam van God: JaHUaH. Waarom
wordt bij de hoop op een antwoord juist deze grote EigenNaam van God gebruikt?
Dat heeft te maken met de betekenis van die heerlijke Naam!2
De glorierijke Naam JaHUaH herinnert
de mensen eraan dat God gezegd heeft dat Hij nabij wil zijn; mét hen.
Die magnifieke Naam herinnert hen er ook aan, dat Hij Degene is Die leven
geeft – vol leven in vreugdevolle verwondering en aanbidding jegens
onze Schepper en in verbondenheid met Hem en elkaar. Die magnifieke Naam is
ook verbonden met Zijn bescherming. Opvallend is het Hebreeuwse
woord dat hier gebruikt is, vertaald als: ‘make u
onaantastbaar’. Dat is יְשַׂגֶּבְךָ - jesaggebhkha, van de stam שָׂגַב -
ságabh. In het oude schrift:3 . Dit
geeft aan, dat God de voet (bodemplaat /
fundament) van het huis (van David, hier)
op een palmboom (symbool van de boom des levens)
plaatst, oftewel: dat een palmboom zijn huis draagt. Zoals we in de serie
artikelen over de palmboom gezien hebben,4 is dat symbolisch de plaats
waar God Zelf verblijft, en sowieso een zeer stabiele en onaantastbare plek,
met zeer rijke voeding.
Ook het ‘Hij ondersteune u’ uit
vers 3 bevat een verwijzing naar de palmboom. De stam van deze werkwoordsvorm
is: סָעַד -
cá‘ad - . De palmboom is hier een uitermate
stevige pilaar die als solide deurpost fungeert en de deur draagt (letterlijk ‘toeziet op de deur’ en stabiel blijft
bij alle beweging van de deur).
Dan staat er een rust: סֶלָה - Celáh -
.
Dit is niet een gewone rust, maar een tijd waarin de palmboom de Leider/Herder
aanbidt; een tijd, dus, om stil te staan bij Gods aanwezigheid. De oude
Dächsel Bijbel1 gaf al aan dat dit het moment in de Psalm is
waarop het offer gebracht wordt.
Vanaf dit moment – wanneer het offer is gebracht als symbool van
de verzoening met God – is de toon van de Psalm in de verzen 5 tot en
met 7 nóg hoop- en verwachtingsvoller. Dit bereikt dan een hoogtepunt in vers 8: „Dezen beroemen zich op
wagens en genen op paarden, maar wij roemen in de Naam
van JaHUaH, onze God.” Het werkwoord dat gebruikt is voor ‘zich beroemen op’ en
‘roemen in’ is זָכַר, oud: -
zákhar. Ik interpreteer de symbolen als volgt: - kostbaar achten; - de machtige, zegenende hand; [van] de Ander / God. Als we de macht en zegen van God kostbaar achten, dan kijken we er regelmatig
opnieuw naar en verwonderen we ons er steeds weer over. En we spreken erover
met anderen – want waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over
(Lukas 6: 45). Dát is het karakter van
zákhar - gedenken, vieren, (met trots) noemen, roemen (in), proclameren.
David past dit woord hier toe op de kostbare Naam van God: JaHUaH. Waarom wil hij juist deze glorierijke
Naam van God gedenken en roemen? Opnieuw: de
glorierijke Naam JaHUaH herinnert de mensen
eraan dat God hen nabij wil zijn; mét hen. En dat Hij Degene is Die
leven geeft – vol leven in vreugdevolle verwondering en aanbidding
jegens onze Schepper en in verbondenheid met Hem en elkaar. Zakhar beShem
JaHUaH – de Naam van JaHUaH gedenken/roemen is daarom heel belangrijk in het
dagelijks leven van de gelovige. Stilstaan bij Gods karakter, Zijn nabijheid,
Zijn liefde en Zijn macht, en wat we daar in het verleden van gemerkt hebben,
geeft ons hoop en zekerheid voor vandaag en voor de toekomst. Als Hij ons in
liefde nabij is, en ons in het verleden steeds uit ellende gered heeft of ons
er door heen geholpen, wie of wat zal ons dan kwaad doen? (vergelijk Romeinen 8) Dit is een uitermate belangrijke les vanuit het Eerste Testament.
Het is ook een les die door neurologisch onderzoek bevestigd wordt. Het is
niet ons betere denken als Christen dat ons leven ten diepste verandert.
Ons denken beïnvloedt slechts een klein deel van ons handelen.5
Veel meer zijn het onze ervaringen die ons leven bepalen. Door nu de ervaringen die we hebben met Gods liefdevolle nabijheid en
macht steeds weer te gedenken, zorgen we ervoor dat vooral dié
ervaringen ons leven gaan bepalen.
Dit is de beste weg naar een praktisch gezond leven met God, onder Zijn
zegen en bescherming. Vandaar dat David op dit vers laat volgen: „Zij
(die zich beroemen op wagens en op paarden)
zinken neer en vallen, maar wij richten ons op en houden stand.”
Vertrouwen op eigen macht en/of op de kracht van hulpmiddelen kan niet op
tegen de macht van JaHUaH de God Die
mét ons is (vergelijk Jasha-Jahu (Jesaja) 31: 1). Daarom is ook in het laatste vers alle hoop
alleen op Hem gevestigd. (Uit het verband van 2 Samuël en uit de volgende Psalm (21) zien we dat
dit niet tevergeefs was. God verhoorde hun gebeden inderdaad!)
Psalm 119 bevestigt dit principe:
Des nachts gedenk ik Uw
Naam, JaHUaH, en laat ik me door
Uw Torah (getuigenissen) verfrissen.
Psalm 119: 55
En ook de profeet Jesha‘-Jahu (Jesaja) zegt:
Ik zal de goedertierenheden
van JaHUaH gedenken/vermelden, de veelvoudige lof van
JaHUaH, naar alles, wat JaHUaH ons heeft bewezen, en de grote
goedheid aan het huis van Israël, die Hij hun bewezen heeft, naar Zijn
barmhartigheden, en naar de veelheid van Zijn goedertierenheden.
Jesha‘-Jahu 63: 7
Zelfs de profeet Jona – op de vlucht voor God en Zijn opdracht
– kende dit principe. Toen hij in zee gegooid was en dreigde te
verdrinken, wist hij wat hem te doen stond:
Toen mijn ziel in mij overstelpt was, dacht ik aan JaHUaH, en mijn gebed kwam tot U, in
de tempel van Uw heiligheid. Jona 2: 7
Hallelu JaH !
Noten
1 |
K. Aug. Dächsel, Bijbel, of: De geheele
Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe
Testament (volgens de Staten-overzetting), met in
den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste
godgeleerden uit alle tijden (Ned. bewerking: H.
van Griethuijsen Antzn.; naar het Hoogduitsch), Deel 3: Kronijken
– Hooglied, J.H. Bos, Kampen, 1897; ISBN 978 90 3310064 2 (?).
Bij het begin van deze Psalm merkt Dächsel op: „David, op het
punt in de strijd te trekken ter belegering der Ammonietische koningstad Rabba
(2 Sam. 12: 26 vv. Vgl. 2 Sam. 12: 31 Aanm.) brengt vooraf offerande aan den
Heere in de tent op Zion, gelijk dit vóór het begin van een
veldtocht gebruikelijk was. (1 Sam. 13: 9). Wat hij bij deze gelegenheid
afsmeekt, namelijk Gods genadigen bijstand tot een gelukkig einde der
onderneming, dat moet ook de gemeente, die bij de godsdienstige
plechtigheid verzameld is, hem helpen afbidden; daarom legt hij haar dit lied
in den mond, dat door de Levietische zangers moet worden uitgevoerd;
hij sluit zich daarom met haar tot één lichaam tezamen,
waarvan hij het hoofd is.” |
2 |
Betreffende de glorierijke Naam van God, zie: André H. Roosma, ‘Leven, veiligheid en verbondenheid in blijde aanbidding,
uit de hand van God’, Hallelu-JaH!
webartikel, januari 2011. André H. Roosma, ‘De wonderbare en liefelijke Naam van de God Die
er was, Die er is, en Die er zijn zal’ , uitgebreide
Accede!/Hallelu-JaH!
studie (ca. 90 p.), juli 2009. |
3 |
Meer informatie over het hier bedoelde vroeg-Bijbelse
schrift in: André H. Roosma, ‘De geschreven taal van Abraham, Mozes en David –
Pictografische wortels en basisnoties in de structuur van het vroeg-Bijbelse
schrift’ , Hallelu-JaH! werkdocument
over het oude Semitische en Paleo-Hebreeuwse schrift, januari 2011. |
4 |
Zie De palmboom in de Bijbel - Deel 1, Deel 2, Deel 3, Deel 4 en De grote gouden Menorah. |
5 |
Zie: Antonio R. Damasio, De vergissing van Descartes
– gevoel, verstand en het menselijk brein, Wereldbibliotheek, 1998,
ISBN: 90 284 1829 6 (vertaling uit 1995, door Liesbeth
Teixeira de Mattos, van: Descartes’ error – emotion, reason
and the human brain, Putnam / AVON Books, New York, 1994). |
Dit artikel is parallel geschreven met een preek over
hetzelfde onderwerp, gegeven op 3 maart 2012 - shabbat zakhor -
in de Tesjoeva-gemeente Emmeloord.
Vorige artikel: ‘De Torah (3) Om te zoenen!’.
Volgende artikel: ‘De Torah (4) Jezus / Jeshu‘ah en de Torah’.
|