De Palmboom in de Bijbel (4) Mozes en het grote vuur in de palm-top
André H. Roosma 18 januari 2012
In een eerste kort artikel over de palmboom in de Bijbel
zagen we dat hij in het Midden-Oosten gezien werd als symbool voor de Boom
des Levens, en model stond voor de voorloper van de Hebreeuwse letters
sin en samekh.1 In een tweede en een derde artikel stonden we stil bij een aantal karakteristieken
van de palmboom en hoe die symbolisch gebruikt werd in de Bijbel.
Met deze kennis als achtergrond wil ik nu eens kijken naar de grote
plant die nabij de berg Choreb (Horeb) in brand leek te staan;
een vuur waar vanuit God tot Mozes sprak (Exodus 3: 1-6;
Deuteronomium 33: 16 laat ons weten dat God op die plek bivakkeerde
oftewel tabernakelde).
De Hebreeuwse tekst zegt dat dit een סנה - cenah of
ceneh was. In het oude,
Zag Mozes wellicht zoiets? |
pictografische schrift uit die tijd staat hier:
— palmboom -
zaad/ nakomeling/ wat voortkomt uit - met je handen omhoog God loven.
Ik stel dat dit de beschrijving lijkt van de kruin
van een palmboom, waar de vruchten te vinden waren
en de levende takken die ietwat omhoog stonden zodat de palm als met armen
omhoog God leek te prijzen.
Wellicht zegt u: dat is nieuw voor me, wat vertel je me nu toch?
Wel, laten we deze veronderstelling eens even wat nader bekijken.
Zijn er andere feiten die deze lezing ook onderbouwen?
Die andere feiten blijken er inderdaad te zijn.
Sterker nog: het zijn er zeer vele!
Ten eerste: door de hele Bijbel heen wordt bij wijze van eerbetoon met
palmtakken gezwaaid, of ze worden neergelegd, als God ergens aanwezig is of voorbij
komt (zie Leviticus 23: 40; Nehemia 8: 15; Johannes 12:
13; Openbaringen 7: 9).
Dat God troont in vuur op zwaaiende palmtakken is dus zeer passend.
Zeker meer passend dan dat Hij bivakkeert in een doornstruik (voor Zijn relatie met doornstruiken, zie o.a. 2 Samuel 23: 6
- ze worden weggeworpen; Psalm 58: 10 - Hij vaagt ze weg; Spr. 22: 5 -
geassocieerd met ‘de verkeerde’; Prediker 7: 6 - met het geluid
van brandende doornen wordt het lachen van een zot vergeleken).2
De vorige keer zagen we al dat de Bijbel
de palmboom (תמר - - tamar) fundamenteel in relatie met God
ziet, en dat de tempel uitgebreid met afbeeldingen van palmbomen was
gedecoreerd, om Gods aanwezigheid te symboliseren voor de mensen. We zagen ook de verwantschap met - ’amar - spreken, in het bijzonder het
spreken van God. Ik verwees hierbij naar het spreken van God via Debora,
die onder een palmboom zittend Israël richtte (Richteren 4: 5). En naar aanleiding van de observatie: de palmboom is de persoonlijke handtekening van Gods
spreken, vroeg ik: Zou dit te maken kunnen hebben met de
manier waarop God Zichzelf vaker openbaarde, als Hij met of tot mensen
sprak?
Het interessante is nu, dat het verhaal van Gods ontmoeting met Mozes,
vanuit een vuur op een palmboom, de hele wereld over is gegaan, zo blijkt.
Restanten ervan zijn vanaf die tijd (!) in de mythen van vele volken
terug te vinden – tot ruim honderd jaar later in China en ook bij
de Azteken aan toe! In het Grieks is de palmboom een ΦΟΙΝΙΞ -
phoinix - feniks.
Dat is daar echter ook de naam van een hele grote mythische vogel (lees: een reusachtig vliegend wezen; Exodus 3: 2 spreekt van
‘de Engel van JaHUaH’).
Volgens de Egyptenaren was dit vliegende wezen de belichaming van de hoogste God en Schepper (!). De Grieken (o.a. de dichter Hesiod,
8ste eeuw BC) noemen hem ook wel ‘de Strálende’ (vgl.
Exodus 24: 17; Lukas 9: 29; Openbaringen 1: 13-15). De Romein Ovidius weet te vertellen dat hij elke 500 jaar (volgens sommige bronnen: 400 jaar, anderen 1461 jaar -
toevallig de tijd tussen Mozes en Christus...) een groot nest
maakte, op de top van een palmboom – vandaar diezelfde naam dus.
Op dat nest stak hij dan zichzelf in brand, maar verrees even later verjongd
weer uit de as. Dus al deze volken hebben meegekregen: een groot vliegend
Wezen – een stralende belichaming van de hoogste God – liet
zich in vuur zien, vanaf de top van een palmboom. En daar vond een
vernieuwing plaats (nl. van de relatie met Zijn volk,
dat zo niet langer in Egypte ten dode opgeschreven was).
Veel details zijn verminkt geraakt, maar een aantal grote lijnen kloppen!
Al is het wel erg spijtig dat ze de essentie in feite gemist hebben, en
zodoende van de Engel een grote vogel maakten, die later door onterechte
associatie met de purperreiger nog kleiner werd gemaakt...4 O ja, de Chinezen weten te vertellen dat dit grote Wezen de vijand is van
de draak – u weet wel, die slang die ooit poten had en het liefst
de hele mensheid met z’n vuur wilde verslinden. Vaak beelden ze
dit Wezen af als een grote vogel, slangen vermorzelend in zijn sterke
klauwen... En Tacitus en anderen zeggen dat hij grotendeels van goud is, en
verder karm(oz)ijnrood of bronskleurig (vgl. Daniël 10: 5-6; Openbaringen 1: 13-15).
Het Griekse woord ΦΟΙΝΙΞ - phoinix
is de moeite waard om nog even nader te bekijken. Volgens het
woordenboek is de etymologie hiervan onbekend. Wel ligt er een relatie
met de naam van de Feniciërs. Het interessante is echter, dat de
Griekse letters aan het begin van het eerste millennium voor Christus
zijn ontleend aan de oude pictografische karakters waar we het eerder
over hadden. En translitereren we ΦΟΙΝΙΞ
terug in het oude schrift, dan staat er: , of: (de Griekse Φ komt qua klank van de , en qua vorm van
de ).
Van rechts naar links lezen we hier: een palmboom met zijn takken en
vruchttakken (de kruin dus) zien spreken of
blazen, dan wel zien opgaan (als de opkomende zon /
in vuur). En dat woord, dat de Feniciërs mee naar Griekenland
namen, wordt dan zowel voor de palmboom als voor de feniks gebruikt... Ik ben sprakeloos over hoe duidelijk dit het bovenstaande bevestigt. Nog een detail: de naam van het gebied, waar veel van dit alles
oorspronkelijk plaats had, schrijf je in het oude schrift als:
- Sinaï. De overeenkomst is toch treffend?
En hoe zit het dan met die 500 of 400 jaar waar Ovidius het over had? Wel, wat gebeurde er Bijbels gezien zo’n tijdspanne
vóór Mozes?
God had een ontmoeting met Abraham, die de vader van Israël zou
worden. En zo’n 500 jaar ná Mozes? Toen vond de inwijding plaats van
de tempel in Jeruzalem, die versierd was met palmbomen en waarin de zuiver
gouden Menorah stond
– een afbeelding van de palmboom met bovenaan aan elke zijde drie
takken en één in het midden,3 met daar bovenop lichtend vuur
(in zeven-voud; Gods volheid!)! Dat -heilige-
vuur op de Menorah weerspiegelde de volheid van de aanwezigheid
van God daar! Daarom moest dat altijd brandend worden gehouden. En nóg weer zo’n 400 à 500 jaar later: de inwijding
van de tweede tempel. In al deze gevallen ging het over een vorm van nieuw leven, een
verbondsvernieuwing van de Almachtige God met Zijn volk. Daarvan was ook sprake toen nogmaals zo’n 500 jaar daarna (ruim 30 AD) er een aantal mannen in die tempel God stonden te loven
met opgeheven handen (net als de ceneh!) met Gods Geest in de vorm van vuur-vlammen op hun
hoofden... O ja, de grote Romeinse historicus Tacitus zegt in zijn
annalen ook dat de Fenix in AD 34 nog gezien was, onderweg naar
Egypte...
Wie dus durfde te beweren dat het Bijbelse verhaal over Mozes niet
door archeologische feiten bevestigd wordt, moet zijn huiswerk
écht nog eens overdoen, zo blijkt hier wel heel duidelijk. Soms is het misschien even puzzelen voor we alle puzzelstukjes een beetje
op hun plaats hebben gekregen.
Maar steeds weer blijkt: de Bijbel is een betrouwbaar boek – zowel
inzake de fysieke als de metafysische werkelijkheid!
Hallelu JaH !
Noten
Op basis van het bovenstaande zagen de eerste
christenen de feniks wel als symbool van Christus en de opstanding.
Dit blijkt uit tekeningen en muurschilderingen, gevonden in catacomben uit die tijd. Merk op dat Gods verschijning aan Mozes ook nieuw leven, dus een soort
herrijzenis betekende voor Mozes en het hele volk Israël!
1 |
Meer informatie over het hier bedoelde oude Hebreeuwse
schrift in: André H. Roosma, ‘De geschreven taal van Abraham, Mozes en David –
Pictografische wortels en basisnoties in de structuur van het vroeg-Bijbelse
schrift’ , Hallelu-JaH! werkdocument over
het oude Semitische en Paleo-Hebreeuwse schrift, januari 2011. |
2 |
De gebruikelijke vertaling ‘doornstruik’ of
‘braambos’ is louter gebaseerd op het gegeven dat de eerste twee
letters van dit woord cenah verband houden
met een woord voor ‘doorn’ of ‘punt’.
Dit kan echter ook zeker in verband worden gebracht met de doornen aan de
randen van de palmbladeren, en/of op de puntige overblijfselen van verdorde,
afgevallen palmbladeren aan de stam van de palmboom.
Apart is dat de woordenboeken het woord cenah wel goed thuis kunnen brengen als de eerste lettergreep herhaald
wordt: סנסנה - cancannah wordt uitgelegd
als: palmblad! Ook als er Qirjat (stad) voor staat, wordt wel gezien dat
סנה met de palmbladeren (het oorspronkelijke
schrijfmateriaal) te maken heeft, want Qirjat Cannah wordt vertaald
als: Stad van Palmbladeren, of Stad van het Schrift (dat
laatste overeenkomstig het Polis Grammaton waarmee de Septuagint
dit vertaalde in Jozua 15: 49; een andere naam voor deze Kanaänitische
stad was: Qirjat Cepher - Stad van het Schrift (letterlijk: van de
Palmboom-mond-[van]-God), later bekend als Debir - orakel,
heiligdom, Heilige der Heiligen (vgl. dabar - woord, spreken) dus de
plaats waar God sprak). Dit onderschrijft gelijk mijn historische
observaties rond palmbladeren als oorspronkelijke schrijfmateriaal. |
3 |
De palmboom én de Menorah waren vele eeuwen lang een nationaal symbool van Israël. Veel
zaken werden ermee gedecoreerd, o.a. munten. Beide hadden op vrijwel alle
afbeeldingen en sculpturen aan beide kanten drie ‘takken’
en één in het midden. Beide stonden symbool voor de tegenwoordigheid van God.
Dit alles maakt de relatie tussen die twee wel heel waarschijnlijk.
Op de
wiki pagina over de Menorah staat: „De
menora symboliseert het brandende braambos dat Mozes zag op de berg
Sinaï.” Zeer opmerkelijk zijn dan wel die 7 takken, net als alle
palmboom-afbeeldingen uit die tijd... |
4 |
Veel van het bovenstaande ontdekte ik in het voorjaar
van 2011. Recenter ontdekte ik dat ik in de laatste 2200 jaar
bepaald niet de eerste was die de Feniks associeerde met de Exodus.
In de 2de (of 3de) eeuw voor Christus laat ene Ezéchiel (opmerkelijk: wonend in Alexandrië, Egypte!) in
zijn Grieks-Joodse tragedie De Exagoge (Exodus) de feniks in Elim
verschijnen, de plek waar Israël onderweg uit Egypte bivakkeerde
temidden van 70 (volheid!) palmbomen (Grieks: phoinix/feniks). In deze tragedie kenmerkt Ezechiël de vliegende feniks op basis van
de -blijkbaar- toenmalig bekende beschrijvingen/verhalen onder andere met
de volgende opmerkelijke termen:
‘wonderbaar zoals niemand ooit gezien heeft’, ‘twee keer
zo groot als de adelaar’ (veel adelaars zitten
met hun spanwijdte rond de 2.0 à 2.5 m.; de cherubs in de tempel -
1 Koningen 6: 24 - hadden een spanwijdte van ca. 4.5 m. ...; dit gegeven
sluit ook elke verwarring met de purperreiger uit, die kleiner is
dan onze bekende zilverreiger, en maar half zo groot is als bijv. de steenarend qua spanwijdte, en maar 1/5 zo
zwaar), ‘zijn stem overtreft alles’ (!), ‘de
koning van alles wat vleugels heeft’. Daarnaast is er dus nog het genoemde getuigenis van de eerste christenen
via de tekeningen en schilderingen in de catacomben. |
Een aantal historische gegevens over de feniks zoals
hier gepresenteerd zijn o.a. te vinden in: hoofdstuk 36 uit: Thomas Bulfinch (1796-1867), Age of Fable:
Vols. I & II: Stories of Gods and Heroes, 1913; en in diverse
Wikipedia-artikelen, zoals: Phoenix
(mythology).
In dit verband is het ook de moeite waard om te kijken
naar het Hebreeuwse woord chul dat in Job 29: 18 voorkomt.
Het is bij ons meestal vertaald als ‘zand’. Sommige vertalingen
hebben hier echter ‘feniks’. Oude joodse bronnen (volgens Keil
& Delitzsch met name: b. Sanhedrin 108b) zeggen dat chul een
andere naam is voor de vogel אורשינא -
’ursin’; juist, ja: de oer-sin, oftewel: de oer-palmboom,
op z’n Grieks: de oer-feniks! Waarbij dat ‘oer-’ (אור) ook ‘licht’ is (vgl. Genesis 1:3);
het gaat dus over de licht-palmboom. Keil en Delitzsch beargumenteren dat
het eigenlijk sin-oer moet zijn, ja, dat is dan inderdaad het palmboom-licht
- die feniks; Bijbels gezien de Engel van JaHUaH die in vuur gehuld
op de palmboom stond. Mag ik al deze verbanden opmerkelijk noemen?
De Egyptische naam voor de Feniks was Bennu.
Geschreven in het oude schrift: - Hebr.: בן - Ben = Zoon. Veel christenen zien in de oudtestamentische
uitdrukking ‘de Engel van JaHUaH’ een manifestatie van
Jezus; een manier waarop Jezus, de Zoon, Zich in die tijd presenteerde... Onder de titels van de Bennu waren: ‘Hij Die uit Zichzelf
tot bestaan kwam’ [dit lijkt sterk verwant
met het ’Ehjeh ’asher ’Ehjeh uit Exodus] en
‘Verrijzende’.
Wat betreft de 500 jaar (of iets
minder): in de Bijbel is een volheid van tijd een periode van 7 x 70
jaar, oftewel 490 jaar. Alle in de gegeven voorbeelden genoemde perioden
komen daar opmerkelijk dicht bij!
Het is opvallend dat God in Zijn openbaring aan Mozes een palmboom gebruikte.
Men kan zeggen: dat waren de enige veel voorkomende bomen in de steppe bij de
berg van God. Maar er is meer. Recent ontdekte ik bij toeval dat de palmboom
ook een van de zeer weinige bomen is die in hoge mate vuurbestendig is!
(Wel brandbaar zijn de oude, verdorde takken die
onder de levende takken aan de top zitten.)
Werner
André, Ik heb je artikelen over de
palmboom met veel plezier gelezen. Ik benieuwd of en welke reacties je
verder krijgt. Het klopt te mooi om te kunnen negeren, zoveel dingen vallen
op hun plaats. Een anvulling nog: Het bekende Griekse woordenboek van Lidell, Scott en
Jones geeft bij φοινιξ en andere woorden waarin
φοινιξ voorkomt ook de verwijzing naar 'rood'
(inclusief een verwijzing naar φοίνισσα φλόξ,
'de kleur van vuur')! Verwezen wordt naar het gebruik van deze kleur door
de Feniciërs, maar wellicht heeft dit ook een herkomst die met de
palmboom of dadels te maken heeft. Verder noemen ze de palmtak als teken van overwinning.
André
Harteijk bedankt, Werner, ook voor je mooie
aanvulling! Het lijkt aan duidelijkheid niet op te kunnen!
Dit is een vervolg op:
‘De Palmboom in de Bijbel (1) Symbool van de
boom des levens’,
(2) Vol rijke symboliek,
(3) Teken van Gods tegenwoordigheid en spreken.
De volgende artikelen in deze reeks zijn:
De grote gouden Menorah; en
(5) de ‘taal’ van de palmboom.
|