Psalm 42 De betekenis van de Feesten
voor wanneer je neerslachtig bent
André H. Roosma 16 november 2014
Hebt u dat ook wel eens, dat u zich neerslachtig voelt? En dat God dan
ver weg lijkt? De Psalmist kende dat gevoel in elk geval wel. In deze Psalm
zien we dat in wat hij vertelt, maar ook in het feit dat hij de heerlijke,
intieme Godsnaam JaHUaH slechts één keer noemt.1
Maar hij wist ook wat hem te doen stond voor dat soort moeilijke situaties.
In Psalm 42 laat hij ons een belangrijk Bijbels principe zien. We kunnen ons
voorbereiden voor die dagen dat we ons neerslachtig voelen; zodat we er dan
niet aan onderdoor gaan.
De door God neergezette pelgrims-feesten spelen daarin een grote rol.
Zoals u wel vaker van mij gewend bent, hieronder eerst de
rijke tekst van deze mooie Psalm; zowel het Hebreeuwse origineel, als
een nauwkeurige Nederlandse vertaling.
1 | Voor de zangleider: een leerdicht, van de kinderen van Qorach. |
לַמְנַצֵּ֗חַ
מַשְׂכִּ֥יל
לִבְנֵי־קֹֽרַח׃ |
|
2 | Zoals een hert smacht
naar de waterstromen, zo smacht mijn ziel naar U, God! |
כְּאַיָּ֗ל
תַּעֲרֹ֥ג
עַל־אֲפִֽיקֵי־מָ֑יִם כֵּ֤ן
נַפְשִׁ֨י
תַעֲרֹ֖ג
אֵלֶ֣יךָ
אֱלֹהִֽים׃ |
3 | Mijn ziel dorst naar
God, naar de levende God; wanneer zal ik ingaan, en Gods aangezicht
aanschouwen? | צָמְאָ֬ה
נַפְשִׁ֨י
לֵאלֹהִים֮
לְאֵ֪ל
חָ֥י מָתַ֥י
אָב֑וֹא
וְ֝אֵרָאֶ֗ה
פְּנֵ֣י
אֱלֹהִֽים׃ |
4 | Mijn tranen zijn mij tot
voedsel dag en nacht; omdat zij de hele dag tot mij zeggen: Waar is uw
God? | הָֽיְתָה־לִּ֬י
דִמְעָתִ֣י
לֶ֭חֶם
יוֹמָ֣ם
וָלָ֑יְלָה
בֶּאֱמֹ֥ר
אֵלַ֥י
כָּל־הַ֝יּ֗וֹם
אַיֵּ֥ה
אֱלֹהֶֽיךָ׃ |
|
5 | Ik gedenk daaraan, en
stort mijn ziel uit voor mij, hoe ik heenging in een menigte, rustig met hen
optrok naar het huis van God, onder jubelklank en lofgezang – een
uitbundige menigte op pelgrimstocht. | אֵ֤לֶּה
אֶזְכְּרָ֨ה
וְאֶשְׁפְּכָ֬ה
עָלַ֨י
נַפְשִׁ֗י
כִּ֤י
אֶֽעֱבֹ֨ר
בַּסָּךְ֮
אֶדַּדֵּ֗ם
עַד־בֵּ֥ית
אֱלֹ֫הִ֥ים
בְּקוֹל־רִנָּ֥ה
וְתוֹדָ֗ה
הָמ֥וֹן
חוֹגֵֽג׃ |
6 | Wat ben je neerslachtig,
mijn ziel, en onrustig in mij? Hoop op God, want opnieuw zal ik Hem loven voor
de menigvuldige Verlossing [Hebr.: Jeshu‘-ot; meervoud van: Jeshu‘ah] van Zijn aangezicht. |
מַה־תִּשְׁתּ֬וֹחֲחִ֨י
נַפְשִׁי֮
וַתֶּהֱמִ֪י
עָ֫לָ֥י
הוֹחִ֣ילִי
לֵֽ֭אלֹהִים
כִּי־ע֥וֹד
אוֹדֶ֗נּוּ
יְשׁוּע֥וֹת
פָּנָֽיו׃ |
7 | Mijn God, mijn ziel is
neerslachtig in mij, daarom gedenk ik aan U uit het land van de Jordaan en
het Hermon-gebergte, uit het klein gebergte. | אֱֽלֹהַ֗י
עָלַי֮
נַפְשִׁ֪י
תִשְׁתּ֫וֹחָ֥ח
עַל־כֵּ֗ן
אֶ֭זְכָּרְךָ
מֵאֶ֣רֶץ
יַרְדֵּ֑ן
וְ֝חֶרְמוֹנִ֗ים
מֵהַ֥ר
מִצְעָֽר׃ |
8 | Waterdiepte roept tot
waterdiepte, bij het geluid van Uw watergangen; heel Uw vloed en Uw golven
zijn over mij heengegaan. | תְּהֽוֹם־אֶל־תְּה֣וֹם
ק֭וֹרֵא
לְק֣וֹל
צִנּוֹרֶ֑יךָ
כָּֽל־מִשְׁבָּרֶ֥יךָ
וְ֝גַלֶּ֗יךָ
עָלַ֥י
עָבָֽרוּ׃ |
|
9 | Overdag zal
JaHUaH Zijn goedertierenheid neerzetten, en in de nacht zal Zijn lied
bij mij zijn; een gebed tot de God van mijn leven. | יוֹמָ֤ם
יְצַוֶּ֬ה
יְהוָ֨ה
חַסְדּ֗וֹ
וּ֭בַלַּיְלָה
[שירה K]
(שִׁיר֣וֹ Q)
עִמִּ֑י
תְּ֝פִלָּ֗ה
לְאֵ֣ל
חַיָּֽי׃ 2 |
10 | Ik zal zeggen tot God: Mijn
hoge rots, waarom negeert U mij? Waarom ga ik rouwend in het zwart, door de
onderdrukking van de vijand? | אוֹמְרָ֤ה
לְאֵ֥ל
סַלְעִי֮
לָמָ֪ה
שְׁכַ֫חְתָּ֥נִי
לָֽמָּה־קֹדֵ֥ר
אֵלֵ֗ךְ
בְּלַ֣חַץ
אוֹיֵֽב׃ |
11 | Met een doodsteek in mijn
beenderen honen mij mijn tegenstanders; heel de dag zeggen zij tot mij: Waar
is uw God? | בְּרֶ֤צַח
בְּֽעַצְמוֹתַ֗י
חֵרְפ֥וּנִי
צוֹרְרָ֑י
בְּאָמְרָ֥ם
אֵלַ֥י
כָּל־הַ֝יּ֗וֹם
אַיֵּ֥ה
אֱלֹהֶֽיךָ׃ |
12 | Wat ben je neerslachtig, mijn
ziel, en wat ben je onrustig in mij? Hoop op God, want opnieuw zal ik Hem
loven; Hij is de menigvuldige Verlossing [Hebr.:
Jeshu‘ot] van mijn
aangezicht, en mijn God. | מַה־תִּשְׁתּ֬וֹחֲחִ֨י
נַפְשִׁי֮
וּֽמַה־תֶּהֱמִ֪י
עָ֫לָ֥י
הוֹחִ֣ילִי
לֵֽ֭אלֹהִים
כִּי־ע֣וֹד
אוֹדֶ֑נּוּ
יְשׁוּעֹ֥ת
פָּ֝נַ֗י
וֵֽאלֹהָֽי׃ |
Psalm 42
In de verzen 2 tot en met 4 legt de dichter zijn hart open tegenover God.
Hij weet dat God wil dat we onze dorst bij Hem lessen (zie mijn vorige artikel). En een dorst dat
hij heeft! In onze water-rijke cultuur kunnen we ons daar geen voorstelling
van maken, hoe ingrijpend het beeld van dorst hebben was voor de mensen in
het oude Midden-Oosten! Ik weet niet wat er gebeurd was, maar hij voelt zich blijkbaar enorm ver
bij God vandaan. En alsof dat nog niet genoeg misere is wordt hij ook nog
eens door anderen aangeklaagd. Ook zij zien weinig van Gods aanwezigheid
met hem en peperen hem dat stevig in, elke dag opnieuw. Hij wordt er
bijzonder depressief van...
En dan is daar vers 5. De dichter gaat terug in de tijd. Hij gedenkt. Hij denkt terug aan al die keren dat hij in een grote, vrolijke menigte
optrok naar Jerushalem om daar samen te vieren wat God JaHUaH voor
Zijn volk Isra’el had gedaan. Hoe Hij hen verlost had uit Egypte.
Hoe Hij hen bewaard had, 40 jaar lang. En hoe Hij hen dit prachtige land
had gegeven en hen hier elk seizoen weer een rijke opbrengst gaf. Die
pelgrimsreizen naar Jerushalem waren altijd weer een feest. Met hun allen
waren ze dan vrolijk en ze zongen en dansten – ook onderweg er naartoe
al. Die herinneringen werken aanstekelijk. Ze bepalen hem erbij dat God toch
groot, goed en genadig is, wat zijn gevoel nu ook zegt.
Vanuit die herinneringen aan die vreugdevolle tijden die hij zo duidelijk
beleefd had, gaat hij nu zijn eigen ziel toespreken. Hij zegt: wat ben je
toch neerslachtig en aan het tobben! Hoop op God, want zoals we Hem toen
samen loofden en blij waren, dat zal weer terug komen! Want Hij zal ons
verlossing geven! En daar gebruikt hij een bijzonder woord. Het Hebreeuwse
woord dat ik hier vertaalde met menigvuldige verlossing, is Jeshu‘ot. Het is het vrouwelijk meervoud van:
Jeshu‘ah – jawel, de Hebreeuwse
Naam van onze grote Verlosser: Jezus de Messias!
In vers 9 en 10 komt hij dan weer heel dicht bij dat oude enthousiasme,
die vreugde van Gods nabijheid. Hij prijst JaHUaH om wat hij weet
dat hij dagelijks zo enorm nodig heeft: Zijn goedertierenheid. Het Hebreeuwse
chasdo, van chesed betekent dat God toegang geeft tot het leven
en kan ook vertaald worden met genade. Het nachtelijke tobben zal door
God veranderd worden in een lied en een gebed tot de God Die hem het leven
schenkt. Van daaruit kan hij zijn situatie opnieuw voorleggen aan de God Die
zal luisteren.
Wanneer hij dan ineens opnieuw even denkt aan hoe hij aangeklaagd en
vernederd wordt, herinnert hij zijn ziel ogenblikkelijk weer aan God, Die hem
verlossen zal!
Hallelu JaH !
Noten
1 |
De glorierijke Naam van God geef ik hier zo goed
mogelijk weer vanuit het oudste Hebreeuwse origineel. Voor meer achtergrond informatie over deze glorierijke Naam van God,
JaHUaH, zie: André H. Roosma, ‘De wonderbare en liefelijke Naam van de God Die er was, Die er is, en Die
er zijn zal’ , uitgebreide Accede!/Hallelu-JaH! studie (ca. 90 p.), juli 2009. |
2 |
Merk op dat in vers 9 van de grondtekst een woord uit
de hoofdtekst, shirah - een lied, aangegeven met een K van
ketibh, daar in de kantlijn verbeterd is
door: shiro - Zijn lied, hier aangegeven met de letter Q van
qeréi; zie DE Masoretische Tekst bestaat niet voor
details over deze begrippen. |
Vorige artikelen: ‘Het Shema‘
- Deel (6)’ ‘De veelzeggende Naam van God (3) - De namen van mensen die verwezen
naar de grote Naam’
|